15 MAART 1968. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.
[BS 28.03.1968]
Hoofdstuk VI: Constructie
Artikel 36. Motor van de motorvoertuigen
§1.
1. Het motorvermogen moet ten minste :
N = MTM x p
bedragen, in welke formule :
1° "N" staat voor motorvermogen in paardekracht;
2° "MTM" staat voor de maximale toegelaten massa in ton;
3° "p" gelijk is aan 5 indien het motorvermogen in DIN pk is aangegeven, en aan 5,5 indien het motorvermogen in SAE "Gross" pk is aangegeven.
De cijfers 5 en 5,5 vermeld in het eerste lid, worden echter respectievelijk:
1° op 8 en 9 gebracht bij autobussen of autocars;
2° op 2,5 en 2,75 gebracht bij motorvoertuigen voor traag vervoer.
De formule is ook van toepassing op slepen.
2. Motorvoertuigen, voor de eerste maal in gebruik genomen vanaf 1 januari 2004, beschikken per ton van de maximale technisch toelaatbare massa van de sleep over een motorvermogen van minstens :
- 1,5 kW (EG) bij snelheden tot 10 km/u.
- 2,5 kW (EG) bij snelheden tot 40 km/u.
- 4 kW (EG) bij snelheden tot 70 km/u.
- 5 kW (EG) in alle andere gevallen.
§2. Voor de goedkeuringsaanvraag dient het motorvermogen te worden gemeten overeenkomstig de richtlijn 80/1269/EEG van de Raad van 16 december 1980 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Staten met betrekking tot het motorvermogen van motorvoertuigen, gewijzigd door de richtlijnen 88/195/EEG van 24 maart 1988 en 89/491/EEG van 16 juli 1989.