Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° « voorlopig rijbewijs B » : het voorlopig rijbewijs voor een motorvoertuig van categorie B zoals omschreven in artikel 2, § 1, 5°, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
2° « theoretisch examen » : het examen bepaald in artikel 23, § 1, 4°, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer;
3° « praktisch examen » : het examen bepaald in artikel 23, § 1, 2°, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer;
4° « rijschool » : een rijschool erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
5° « gebrevetteerd rij-instructeur » : een instructeur met een brevet van beroepsbekwaamheid dat toegang geeft tot de functie van instructeur die met het praktisch onderricht voor het besturen van voertuigen van categorie B belast wordt, zoals bepaald in artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° « voorlopig rijbewijs B » : het voorlopig rijbewijs voor een motorvoertuig van categorie B zoals omschreven in artikel 2, § 1, 5°, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
2° « theoretisch examen » : het examen bepaald in artikel 23, § 1, 4°, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer;
3° « praktisch examen » : het examen bepaald in artikel 23, § 1, 2°, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer;
4° « rijschool » : een rijschool erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
5° « gebrevetteerd rij-instructeur » : een instructeur met een brevet van beroepsbekwaamheid dat toegang geeft tot de functie van instructeur die met het praktisch onderricht voor het besturen van voertuigen van categorie B belast wordt, zoals bepaald in artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
6° vormingsmoment: de opleiding aan de begeleider die een kandidaat-bestuurder die houder is van een voorlopig rijbewijs B met begeleider begeleidt;
7° begeleidersattest: het begeleidersattest, vermeld in artikel 23, § 9, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
8° instructietoelating: de toestemming van de minister of zijn gemachtigde om rijonderricht te geven conform het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
9° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid;
10° bestuur: het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
11° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
(Opgeheven)
De kandidaat voor het rijbewijs B mag deelnemen aan het theoretisch examen vanaf de leeftijd van 17 jaar.
§ 1. De kandidaat voor het rijbewijs van categorie B mag deelnemen aan het theoretisch examen vanaf de leeftijd van 17 jaar.
§ 2. De kandidaat die twee maal na elkaar niet slaagt voor het praktisch examen moet twaalf uren praktisch rijonderricht volgen bij een rijschool vooraleer hij terug toegelaten wordt tot het praktisch examen.
§ 1. De kandidaat voor het rijbewijs van de categorie B die geslaagd is voor het theoretisch examen ontvangt een voorlopig rijbewijs B dat hem toelaat om te rijden met de bijstand van een begeleider die beantwoordt aan de voorwaarden voorzien in § 2. Dit voorlopig rijbewijs is geldig voor zesendertig maanden.
Het voorlopig rijbewijs B stemt overeen met het model in bijlage 1.
§ 2. De houder van het voorlopig rijbewijs B moet vergezeld zijn van een begeleider die aan de volgende voorwaarden voldoet :
a) hij moet beantwoorden aan de in artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bedoelde voorwaarden om een rijbewijs te verkrijgen;
b) hij moet sedert ten minste 8 jaar houder en drager zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs geldig om een voertuig van de categorie B te besturen. De bestuurder die, overeenkomstig artikel 44, § 5 of artikel 45 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, enkel een speciaal aan zijn handicap aangepast voertuig mag besturen, mag niet als begeleider bij de scholing optreden, behalve indien de kandidaat aan dezelfde handicap lijdt en eveneens een speciaal aan deze handicap aangepast voertuig bestuurt;
c) hij mag niet vervallen zijn of mag gedurende de laatste drie jaar niet vervallen geweest zijn van het recht om een motorvoertuig te besturen en moet voldaan hebben aan de examens en onderzoeken die eventueel krachtens artikel 38 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer werden opgelegd;
d) de begeleider mag, behalve voor dezelfde kandidaat, niet op een ander voorlopig rijbewijs als begeleider vermeld geweest zijn binnen het jaar vóór de datum van afgifte van het voorlopig rijbewijs. Dit verbod is niet van toepassing voor de begeleiding van:
1° zijn echtgenoot of de persoon waarmee hij wettelijk samenwoont of een feitelijk gezin vormt;
2° zijn kinderen, kleinkinderen, zussen, broers en pleegkinderen;
3° de kinderen, kleinkinderen, zussen, broers en pleegkinderen van zijn echtgenoot of van de persoon waarmee hij wettelijke samenwoont of een feitelijk gezin vormt.
Het samenwonen van de begeleider en de persoon waarmee hij verklaart een feitelijk gezin te vormen, vloeit voort uit de informatie bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
e) hij moet op het voorlopig rijbewijs vermeld worden en vooraan in het voertuig plaatsnemen.
§ 3. Een tweede begeleider, die voldoet aan de voorwaarden bepaald in § 2 mag, door de overheid bedoeld in artikel 10, op het voorlopig rijbewijs vermeld worden hetzij op het ogenblik van de afgifte hetzij tijdens de scholing. In geval van verandering van begeleider tijdens de scholing wordt een nieuw voorlopig rijbewijs afgegeven door de overheid bedoeld in artikel 10; dit nieuw document heeft dezelfde uiterste geldigheidsdatum als het oorspronkelijk voorlopig rijbewijs. Als een van de op het voorlopig rijbewijs vermelde begeleiders niet langer één van de in § 2 vermelde voorwaarden vervult, moet de kandidaat van begeleider veranderen overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid. Het voorlopig rijbewijs verliest zijn geldigheid niet.
§ 4. De houder van een voorlopig rijbewijs B mag enkel begeleid worden door de ene of de andere of door de twee begeleiders bedoeld in §§ 2 en 3, en/of door een gebrevetteerde rij-instructeur, met uitsluiting van alle andere passagiers.
De kandidaat voor het rijbewijs B die geslaagd is voor het theoretisch examen, minstens 18 jaar is en die, na 20 uur praktisch rijonderricht gevolgd te hebben of na geslaagd te zijn voor een test over de technische rijvaardigheden, een bekwaamheidsgetuigschrift heeft bekomen, heeft recht op een voorlopig rijbewijs B dat hem toelaat zonder begeleider te rijden. Dit voorlopig rijbewijs is 18 maanden geldig.
Het voorlopig rijbewijs B stemt overeen met het model in bijlage 2 bij dit besluit.
De houder van het voorlopig rijbewijs B zonder begeleider mag vergezeld zijn van ten hoogste twee personen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, § 2, a), b) en c).
Het in artikel 3, 4 of 5/1 bedoelde voorlopig rijbewijs moet worden aangevraagd binnen de drie jaar na het slagen voor het theoretisch examen. Na het verstrijken van deze termijn kan de kandidaat pas terug een voorlopig rijbewijs aanvragen na opnieuw het theoretisch examen met goed gevolg te hebben afgelegd.
§ 1. Na het verstrijken van de geldigheid van het voorlopig rijbewijs B, moet de kandidaat de scholing in een rijschool voortzetten en moet hij, om zich aan te bieden voor het praktisch examen, zes uur praktische lessen in een rijschool volgen.
§ 1/1. De kandidaat bedoeld in § 1 kan echter, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, een nieuw voorlopig rijbewijs B met begeleider aanvragen indien hij met een getuigschrift van onderricht aantoont dat hij het in § 1 bedoelde onderricht heeft genoten.
Dit voorlopig rijbewijs is 12 maanden geldig en stemt overeen met het model in bijlage 3.
De kandidaat mag dit voorlopig rijbewijs slechts één keer aanvragen tijdens de periode van 3 jaar bedoeld in § 1/2, te rekenen vanaf het verstrijken van de geldigheidsduur van het voorlopig rijbewijs B bedoeld in artikel 3 of 4 waarvan hij laatst houder is geweest en waarmee hij de in artikel 8 bedoelde scholing heeft doorlopen.
Artikel 3, §§ 2, 3 en 4 en artikel 5 zijn van toepassing op dit voorlopig rijbewijs.
§ 1/2. De kandidaat kan, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, een nieuw voorlopig rijbewijs B, bedoeld in artikel 3 of 4, aanvragen indien de geldigheid van het voorlopig rijbewijs B bedoeld in artikel 3 of 4 waarvan hij laatst houder is geweest meer dan drie jaar verstreken is.
§ 2. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) De houder van een geldig voorlopig rijbewijs B met begeleider kan, een enkele keer, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, een voorlopig rijbewijs B zonder begeleider bedoeld in artikel 3 aanvragen en omgekeerd.
§ 2. (Vlaams Gewest) De houder van een geldig voorlopig rijbewijs B met begeleider kan, een enkele keer, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, een voorlopig rijbewijs B zonder begeleider bedoeld in artikel 3 aanvragen en omgekeerd. De scholing die gevolgd wordt onder dekking van het vorig voorlopig rijbewijs B wordt in aanmerking genomen voor het berekenen van de termijn, vermeld in artikel 8, tweede lid.
§ 2. (Waals Gewest) De houder van een geldig voorlopig rijbewijs B met begeleider kan, een enkele keer, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, een voorlopig rijbewijs B zonder begeleider bedoeld in artikel 3 aanvragen en omgekeerd. De scholing die gevolgd wordt onder dekking van het vorig voorlopig rijbewijs B wordt in aanmerking genomen voor het berekenen van de termijn voorgeschreven in artikel 8, eerste lid.
De kandidaat mag niet rijden van 22u. tot 6u. 's anderendaags op vrijdag, zaterdag, zondag, de vooravond van de wettelijke feestdagen en de wettelijke feestdagen.
Met uitzondering van gebrevetteerde rij-instructeurs mag niemand de houder van een voorlopig rijbewijs B tegen betaling begeleiden.
De gebrevetteerde rij-instructeur moet niet op het voorlopig rijbewijs als begeleider vermeld worden.
Artikel 3, § 2, d) is niet van toepassing op de gebrevetteerde rij-instructeur.
Art. 7/1. § 1. De kandidaat voor het rijbewijs van de categorie B die geslaagd is voor het theoretisch examen ontvangt zijn slaagattest waarvan het model door de Waalse Minister wordt bepaald.
§ 2. De kandidaat voor het rijbewijs van de categorie B die vanaf 1 juli 2018 geslaagd is voor het theoretisch examen en die in het kader van de in artikel 8, § 1, 3o, bedoelde stage, wenst zijn scholing met een begeleider voor te zetten, volgt met zijn begeleider(s) een pedagogische afspraak volgens de modaliteiten bepaald door de Waalse Minister.
Deze pedagogische afspraak duurt drie uur en kan online georganiseerd worden. De kosten gbonden aan de pedagogische afspraak zijn ten laste van de kandidaat.
De pedagogische afspraak wordt georganiseerd door erkende rijscholen, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, in uitvoering van het programma goedgekeurd door de Waalse Minister of zijn gemachtigde.
De pedagogische afspraak kan evenwel door andere instellingen aangewezen door de Waalse Minister georganiseerd worden.
Aan het einde van deze pegagogische afspraak wordt een attest, dat voor vijf jaar geldig is en waarvan het model door de Waalse Minister wordt goedgekeurd, afgegeven aan de kandidaat en zijn begeleider(s). De kandidaat ontvangt ook een logboek.
§ 3. De kandidaat en zijn begeleider(s) nemen deel aan de pegagogische afspraak alsvorens de in artikel 8, § 1, 3o, bedoelde stage te beginnen. Tijdens de stage bevindt het logboek zich aan boord van het voertuig bestuurd door de kandidaat en wordt behoorhijk aangevuld door laatstgenoemde en zijn begeleider.
Het logboek bevat de vooruitgangen van de kandidaat voor het besturen van een voertuig alsook het aantal kilometers die tijdens die periode zijn afgelegd. Alleen de kilometers afgelegd vanaf de datum afgifte van het attest van deelneming aan de pedagogische afspraak worden in aanmerking genomen voor de berekening van de kilometers vereist in artikel 8, § 1, 4o.
Art. 7/2. Met uitzondering van de gebrevetteerde rij-instructeurs die over een geldige instructietoestemming beschikken, vervult (vervullen) de begeleider(s) die de kandidaat begeleidt(en) de voorwaarden van artikel 7/1, § 2, alvorens plaats te nemen in het voertuig en de scholing bedoeld in artikel 8, § 1, 3o, te beginnen.
Art. 7/3. § 1. De in artikel 3, § 1, bedoelde kandidaat kan tijdens de in artikel 8, § 1, 3o, bedoelde scholing slechts begeleid worden door de begeleider(s) die de voorwaarden van artikel 7/1, § 2 vervult(vervullen) of door een gebrevetteerde rij-instructeur die beschikt over een geldige instructietoestemming overeenstemmend met de bepalingen van het koninklijk besluit van betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
§ 2. Indien de begeleider een gebrevetteerde rij-instructeur is die over een geldige instructietoestemming beschikt, maakt hij een inschrijvingskaart op voor elke kandidaat en wordt het voertuig voorzien van een dekking van verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, die overeenstemmen met de voorschriften van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen. Hij vergewist er zich ook van dat het logboek zich aan boord van het voertuig bestuurd door de kandidaat tijdens de scholing bevindt en dat het zoals bepaald in artikel 7/1, § 2, vijfde lid, behoorlijk aangevuld wordt.
In geval van niet-naleving van deze bepalingen kan de Waalse Minister of zijn gemachtigde na de gebrevetteerde instructeur gehoord te hebben over zijn toelichting en verdedigingsmiddelen m.b.t. de onregelmatigheid die hem verweten is, de instructietoestemming voor een periode van vijftien dagen of meer schorsen.
Indien de Minister of zijn gemachtigde ondanks een voorafgaandelijke schorsingsmaatregel vaststelt dat de bepalingen nog altijd niet nageleefd worden, trekt hij de instructietoestemming in na de gebrevetteerde instructeur gehoord te hebben over zijn toelichting en verdedigingsmiddelen m.b.t. de onregelmatigheid die hem verweten is.
Tijdens de schorsingsperiode of na de beslissing tot intrekking van de instructietoestemming mag de gebrevetteerde instructeur geen cyclus van praktisch rijonderricht beginnen of voortzetten.
Het onderricht verstrekt door een gebrevetteerde instructeur die niet over een instructietoestemming beschikt of wiens instructietoestemming wordt geschorst, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de in artikel 8, 1, 4o, bedoelde voorwaarde.
(Opgeheven)
Een kandidaat die voldoet aan al de volgende voorwaarden, kan worden toegelaten tot het praktische examen:
1° de kandidaat is sinds minder dan drie jaar geslaagd voor het theoretische examen of is daarvan vrijgesteld;
2° de kandidaat heeft de minimumleeftijd van achttien jaar bereikt;
3° de kandidaat is niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten van het afleggen van een examen;
4° de kandidaat biedt zich aan met een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur die niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten is van het begeleiden van kandidaten tijdens een examen.
Naast de in het eerste lid vermelde voorwaarden voldoet de kandidaat, naargelang het geval, ook aan een van de volgende voorwaarden om tot het praktische examen te kunnen worden toegelaten:
1° de kandidaat is houder van een voorlopig rijbewijs B zonder begeleider en heeft een scholing van minstens vijf maanden onder dekking van een voorlopig rijbewijs gevolgd;
2° de kandidaat is houder van een voorlopig rijbewijs B met begeleider en heeft een scholing van minstens vijf maanden onder dekking van een voorlopig rijbewijs gevolgd;
3° de kandidaat die in het bezit was van een voorlopig rijbewijs B waarvan de geldigheid inmiddels verstreken is, is houder van een attest dat is afgegeven door de overheid, vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, waaruit blijkt dat hij een scholing van minstens vijf maanden onder dekking van een voorlopig rijbewijs B heeft gevolgd.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de categorie waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd. Het voertuig voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 6, 2°, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Wanneer de kandidaat zich aanbiedt met een instructeur van een rijschool dan legt hij het examen af met een scholingsvoertuig van de rijschool dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 17, § 1, derde lid, en artikel 18, § 2 en § 5, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
De kandidaat die geen houder meer is van een voorlopig rijbewijs B legt het praktisch examen af onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid.
§ 1. Om het praktisch examen te mogen afleggen moet de kandidaat voor het rijbewijs van categorie B :
1o minstens 18 jaar oud zijn;
2o sinds minder dan drie jaar geslaagd zijn voor het theoretisch examen of ervan vrijgesteld zijn krachtens artikel 28 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
3o behoudens die bedoeld in paragraaf 2, een scholing van ten minste drie maanden hebben gevolgd, onder dekking van een voorlopig rijbewijs van categorie B;
4o behoudens die bedoeld in paragraaf 2, minstens 1 500 kilometer hebben afgelegd.
5o geslaagd zijn voor de risicoperceptietest zoals bepaald in artikel 1, 14o, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs
Wat betreft het punt 4o, bepaalt de Waalse Minister of zijn afgevaardige de modaliteiten voor de verificatie van deze voorwaarde.
De houder van een voorlopig rijbewijs met begeleider die niet is geslaagd voor de test over de technische rijvaardigheden, wordt vanaf de dag van de tweede opeenvolgende mislukking voor een duur van drie maanden uitgesloten van het praktisch examen ten einde zijn rijbewijs B te bekomen.
§ 2. De kandidaat voor het rijbewijs van categorie B die sinds minder dan drie jaar geslaagd is voor het theoretisch examen of ervan vrijgesteld is krachtens artikel 28 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, die minstens 18 jaar oud is, en die 30 uur praktisch rijonderricht heeft gevolgd in een erkende rijschool, die geslaagd is voor de risicoperceptietest en die voldoet aan de door de Waalse Minister bepaalde voorwaarden kan het praktisch examen rechtstreeks afleggen.
§ 3. De kandidaat, behoudens die bedoeld in paragraaf 2, legt een geldig voorlopig rijbewijs B waarvan hij sinds minstens drie maanden houder is of een getuigschrift van praktisch onderricht afgegeven door een rijschool voor ten bewijs dat de lessen bedoeld in het artikel 5/1, § 1 werden gevolgd; in dat laatste geval, legt hij een attest voor, afgegeven door de overheid bedoeld in artikel 10 waaruit blijkt dat hij een scholing van ten minste drie maanden heeft gevolgd onder dekking van een voorlopig rijbewijs B.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de categorie of subcategorie waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd. Het voertuig voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 6, 2o, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Wanneer de kandidaat zich aanbiedt met een instructeur van een rijschool dan legt hij het examen af met een scholingsvoertuig van de rijschool dat voldoet aan de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
De kandidaat die geen houder is van een voorlopig rijbewijs B legt het praktisch examen af onder de voorwaarden bedoeld in het derde lid.
Art. 8/1 (enkel Vlaams Gewest). § 1. Om tot het praktische examen te kunnen worden toegelaten, legt de kandidaat voor het rijbewijs B de volgende geldige documenten voor:
1° een bewijs dat de kandidaat voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
2° het bewijs dat de kandidaat geslaagd is voor het theoretische examen categorie B of dat hij daarvan vrijgesteld is;
3° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
4° het inschrijvingsbewijs van het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
5° het groene keuringsbewijs van het voertuig waarmee hij zich aanbiedt, als dat aan de technische controle onderworpen is;
6° het bewijs dat de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het voormelde koninklijk besluit, en, naargelang het geval, een van de volgende documenten:
a) het Belgische of Europese rijbewijs van de begeleider voor voertuigen van categorie B;
b) het Belgische of Europese rijbewijs van de instructeur voor voertuigen van categorie B, samen met het bewijs dat de instructeur houder is van een instructietoelating om onderricht te geven om voertuigen van categorie B te besturen, en het bewijs dat hij het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het voormelde koninklijk besluit, met goed gevolg heeft ondergaan;
c) het Belgische of Europese rijbewijs van de stagiair-instructeur voor voertuigen van categorie B, samen met het bewijs dat de stagiair- instructeur houder is van een stagetoelating, en het bewijs dat hij het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het voormelde koninklijk besluit, met goed gevolg heeft ondergaan;
7° naargelang het geval, een van de volgende documenten:
a) in de gevallen, vermeld in artikel 8, tweede lid, 1° en 2°, van dit besluit, het voorlopige rijbewijs B waarvan hij houder is;
b) in het geval, vermeld in artikel 8, tweede lid, 3°, van dit besluit, een attest dat is afgegeven door de overheid, vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, waaruit blijkt dat hij een scholing van ten minste vijf maanden heeft gevolgd onder dekking van een voorlopig rijbewijs B;
8° in de gevallen waarin conform artikel 15, tweede lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs een minimum aantal uren praktisch onderricht gevolgd moet worden, het getuigschrift van praktisch onderricht dat is afgegeven door een rijschool als bewijs dat hij dat praktisch onderricht heeft gevolgd.
§ 2. De begeleider van de kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs B met begeleider heeft het vormingsmoment, vermeld in hoofdstuk III/1, minstens vijf maanden voor de datum van het praktische examen gevolgd. Als de kandidaat twee begeleiders heeft, heeft één van de begeleiders het vormingsmoment minstens vijf maanden voor de datum van het praktische examen gevolgd.
De termijn van vijf maanden, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor de begeleiders van de volgende personen:
1° de houders van een voorlopig rijbewijs dat conform artikel 5/1, § 1/1, tweede lid, twaalf maanden geldig is;
2° de houders van een voorlopig rijbewijs B met begeleider dat conform artikel 5/1, § 2, van dit besluit na omwisseling is verkregen. De houders van een voorlopig rijbewijs B met begeleider dat conform artikel 3, § 1, van dit besluit 36 maanden geldig is, leggen een attest voor waaruit de omwisseling blijkt. Dat attest wordt afgegeven door de overheid, vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
§ 3. De kandidaat voor het rijbewijs B wordt tot het praktische examen toegelaten als uit de controle van de gegevensbank, vermeld in artikel 9/16, blijkt dat voldaan is aan de voorwaarde inzake het vormingsmoment, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.
In de volgende gevallen legt de kandidaat voor het rijbewijs B ook een geldig begeleidersattest voor van een begeleider die vermeld wordt op het voorlopig rijbewijs en die het vormingsmoment minstens vijf maanden voor de datum van het praktische examen heeft gevolgd om te worden toegelaten tot het praktische examen:
1° als er twee begeleiders op het voorlopig rijbewijs worden vermeld en de begeleider die aanwezig is op het praktische examen minder dan vijf maanden voor de datum van het praktische examen het vormingsmoment heeft gevolgd;
2° als de kandidaat zich voor het praktische examen aanbiedt met een instructeur of een stagiair-instructeur van een rijschool.
§ 4. De kandidaat voor het rijbewijs B wordt tot het praktische examen toegelaten als een geldig begeleidersattest als vermeld in artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2023 tot wijziging van diverse besluiten over de rijopleiding en het rijexamen voor voertuigen van categorie B wordt voorgelegd van de begeleider die aanwezig is op het praktijkexamen waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarde inzake het vormingsmoment, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.
§ 5. Als de instructeur als enige begeleider op het voorlopige rijbewijs wordt vermeld en als hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/1, tweede lid, hoeft de kandidaat in afwijking van paragraaf 3 en paragraaf 4, geen begeleidersattest voor te leggen.
(Opgeheven)
De kandidaat die twee maal na elkaar niet slaagt voor het praktisch examen moet zes uren praktisch rijonderricht volgen bij een rijschool vooraleer hij terug toegelaten wordt tot het praktisch examen.
De kandidaat die twee maal na elkaar niet slaagt voor het praktisch examen moet zes uren praktisch rijonderricht volgen bij een rijschool vooraleer hij terug toegelaten wordt tot het praktisch examen.
Niettemin worden de mislukkingen voor het praktisch examen die vóór de afgifte van het voorlopig rijbewijs bedoeld in artikel 5/1, § 1, tweede lid werden afgelegd, niet meegerekend.
Art. 9/1. De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs B met begeleider, volgt een rijopleiding met een begeleider die het vormingsmoment, vermeld in dit hoofdstuk, heeft gevolgd. Als de kandidaat verschillende begeleiders heeft, heeft elke begeleider het vormingsmoment, vermeld in dit hoofdstuk, gevolgd.
De verplichting voor de begeleider om het vormingsmoment, vermeld in dit hoofdstuk, te volgen, geldt niet voor de instructeur die een kandidaat begeleidt die houder is van een voorlopig rijbewijs B met begeleider, op voorwaarde dat die instructeur voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° hij beschikt over een geldige instructietoelating voor het geven van onderricht om voertuigen van categorie B te besturen;
2° hij heeft het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, met goed gevolg ondergaan.
Art. 9/2. § 1. Het vormingsmoment wordt online of ter plaatse gevolgd bij een rijschool conform de voorwaarden, vermeld in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, of bij een instructeur die erkend is conform afdeling 2.
§ 2. Als het vormingsmoment online wordt gegeven, wordt het live gegeven via een digitaal platform en voldoet het aan de volgende voorwaarden:
1° alle begeleiders zijn steeds visueel zichtbaar voor de instructeur en voor de andere begeleiders;
2° alle deelnemers kunnen communiceren met de instructeur en met elkaar;
3° er worden actieve werkvormen gebruikt.
In deze paragraaf wordt verstaan onder actieve werkvormen: de wijze waarop de onderwijsleersituatie wordt vormgegeven, waarbij van de deelnemers een actie die anders is dan zuiver lezen, luisteren of kijken, wordt gevraagd.
§ 3. Het vormingsmoment wordt gegeven aan maximaal twintig begeleiders per sessie. De kandidaat-bestuurders die het vormingsmoment bijwonen, worden niet meegerekend.
§ 4. Het vormingsmoment omvat de leerstof die is opgenomen in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 5. Het vormingsmoment duurt drie uur. De pauzes worden daarin niet meegerekend.
Als het vormingsmoment ter plaatse wordt gegeven, mogen er geen alcoholische dranken geserveerd of geconsumeerd worden tijdens het vormingsmoment.
§ 6. Als de begeleider het vormingsmoment volledig gevolgd heeft, blijft dit geldig gedurende een periode van tien jaar.
Art. 9/3. Voor het vormingsmoment betaalt de begeleider een vergoeding. De minister bepaalt de omvang van de vergoeding die per begeleider maximaal verschuldigd is. De vergoeding bedraagt tussen 20 en 30 euro, inclusief de belasting over de toegevoegde waarde. De kandidaat-bestuurder mag het vormingsmoment bijwonen zonder dat hij daarvoor een vergoeding hoeft te betalen.
Behalve de vergoeding, vermeld in het eerste lid, worden aan de begeleider en de kandidaat-bestuurder geen andere kosten aangerekend.
De vergoeding, vermeld in het eerste lid, wordt voorafgaand aan het vormingsmoment geïnd.
Het bedrag van de vergoeding, vermeld in het eerste lid, is gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2022 is bereikt. Het bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november van het voorgaande jaar bereikt is, en wordt tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.
Art. 9/4. De rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2, volgen de instructies die ze van de minister of zijn gemachtigde hebben gekregen.
Art. 9/5. § 1. Als het vormingsmoment online wordt gegeven, verlenen de rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2, het bestuur toegang tot het digitaal platform, vermeld in artikel 9/2, § 2, eerste lid, waarmee het vormingsmoment online wordt gegeven.
De toegang, vermeld in het eerste lid, blijft beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn voor het concrete doeleinde van de toegang.
§ 2. De rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2 geven steeds de planning van het vormingsmoment door voordat het vormingsmoment plaatsvindt en registreren in de gegevensbank, vermeld in artikel 9/16, op digitale wijze de volgende gegevens conform de regels die het bestuur bepaalt:
1° de naam en de voornaam van de instructeur die het vormingsmoment geeft;
2° het rijksregisternummer of het bisnummer van de instructeur die het vormingsmoment geeft;
3° in voorkomend geval, het erkenningsnummer van de instructeur;
4° in voorkomend geval, het erkenningsnummer van de rijschool;
5° de wijze waarop het vormingsmoment wordt gegeven;
6° de datum waarop het vormingsmoment doorgaat;
7° het begin- en het einduur van het vormingsmoment;
8° de locatie waar het vormingsmoment wordt gegeven als het vormingsmoment niet online wordt gegeven;
9° de link naar het digitaal platform, vermeld in artikel 9/2, § 2, eerste lid, waarmee het vormingsmoment online wordt gegeven;
10° eventuele opmerkingen.
De rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2 passen de gegevensbank aan bij iedere wijziging ten opzichte van de gegevens die conform het eerste lid in de gegevensbank ingevoerd zijn of als het geplande vormingsmoment niet doorgaat.
Art. 9/6. De rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2, zorgen ervoor dat bij elk vormingsmoment dat wordt gegeven, voor elke begeleider die het vormingsmoment heeft gevolgd de volgende gegevens op digitale wijze in de gegevensbank, vermeld in artikel 9/16, worden geregistreerd conform de regels die het bestuur bepaalt:
1° de datum van het vormingsmoment;
2° aan de start van het vormingsmoment:
a) de naam en de voornaam van de begeleider;
b) het rijksregisternummer of het bisnummer van de begeleider;
c) de realtime registratie van de datum en het tijdstip van de start van het gevolgde vormingsmoment;
3° op het einde van het vormingsmoment:
a) de naam en de voornaam van de begeleider;
b) het rijksregisternummer of het bisnummer van de begeleider;
c) de realtime registratie van de datum en het tijdstip van het einde van het gevolgde vormingsmoment.
Art. 9/7. Instructeurs kunnen het vormingsmoment geven buiten een rijschool als de minister of zijn gemachtigde hen daarvoor erkent.
Art. 9/8. § 1. Een instructeur die voldoet aan de volgende voorwaarden, kan erkend worden en blijven:
1° hij beschikt over een geldig beroepsbekwaamheidsbrevet II of III als vermeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
2° hij is in het bezit van een geldige instructietoelating voor het geven van onderricht om voertuigen van categorie B te besturen;
3° hij heeft de opleiding gevolgd, vermeld in artikel 38bis, 1°, van het voormelde koninklijk besluit en bijkomend de opleiding, vermeld in artikel 38bis, 2°, van het voormelde koninklijk besluit als het vormingsmoment online wordt gegeven;
4° hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, 2° en 5°, van het voormelde koninklijk besluit;
5° hij voldoet aan de vereiste om elk kalenderjaar een bijscholing van twaalf uur te volgen, vermeld in artikel 14, § 1, van het voormelde koninklijk besluit;
6° hij heeft het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, met goed gevolg ondergaan;
7° hij was gedurende de drie voorgaande jaren niet in het bezit van een eerdere erkenning om het vormingsmoment voor begeleiders te geven, die conform artikel 9/13, § 3, tweede lid, of § 5, van dit besluit, is ingetrokken.
§ 2. De instructeur die de erkenning wil verkrijgen, dient bij het bestuur een aanvraag tot erkenning in conform de regels die het bestuur bepaalt. Het bestuur bepaalt het model van de aanvraag tot erkenning. Bij de aanvraag worden de volgende geldige documenten gevoegd:
1° het beroepsbekwaamheidsbrevet II of III, vermeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
2° het bewijs dat hij beschikt over een geldige instructietoelating voor het geven van onderricht om voertuigen van categorie B te besturen;
3° het getuigschrift dat conform artikel 38quinquies, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit na afloop van de opleiding, vermeld in artikel 38bis, 1°, van het voormelde koninklijk besluit werd uitgereikt;
4° een uittreksel uit het strafregister dat hoogstens drie maanden oud is, als bewijs dat hij de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het voormelde koninklijk besluit, heeft nageleefd;
5° het bewijs dat hij gedurende ten minste drie jaar houder is van een rijbewijs dat is afgegeven door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en dat ten minste geldig is voor het besturen van voertuigen van categorie B of van een evenwaardige categorie;
6° het rijgeschiktheidsattest als bewijs dat hij het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, met goed gevolg heeft ondergaan.
§ 3. De instructeur die de erkenning wil verkrijgen, is een retributie verschuldigd. De minister bepaalt de omvang van de retributie die tussen 84 en 90 euro bedraagt.
Het bestuur int de vergoeding vóór de erkenning.
Het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2022 is bereikt. Het bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november van het voorgaande jaar bereikt is, en wordt tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.
Art. 9/9. De lokalen waarin de erkende instructeur het vormingsmoment geeft, voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° ze omvatten een leslokaal en een sanitaire inrichting;
2° ze bevinden zich niet in een drankgelegenheid, noch in een woonruimte;
3° ze voldoen aan de vereisten, vermeld in artikel 15, § 1, vierde lid, 1°, 2° en 3°, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
4° voor de lokalen is er een attest van de burgemeester of de bevoegde brandweerdienst dat vaststelt dat de lokalen voldoen aan de geldende wettelijke normen.
Art. 9/10. De erkende instructeur leidt de begeleider nauwgezet op. Hij brengt hem de kennis, de vaardigheden en het gedrag bij die zijn opgenomen in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 9/11. De erkende instructeur geeft de begeleiders die het vormingsmoment, vermeld in dit hoofdstuk, volledig hebben gevolgd, een begeleidersattest.
Art. 9/12. Elke functie of betrekking in een erkend orgaan voor technische controle van motorvoertuigen en de controlefuncties, vermeld in artikel 39 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, zijn onverenigbaar met de functie van erkende instructeur voor het vormingsmoment.
Art. 9/13. § 1. De inspecteurs die de minister of zijn gemachtigde aanwijst, mogen in elke omstandigheid de lokalen betreden en het vormingsmoment bijwonen. Ze mogen alle documenten over de schoolactiviteiten raadplegen.
Ze mogen zich, als dat nodig is, met het oog op het onderzoek een kopie laten overhandigen.
De minister of zijn gemachtigde controleert de goede werking van de erkende instructeurs.
De erkende instructeur geeft op verzoek van de minister of zijn gemachtigde alle inlichtingen over de toepassing van dit besluit.
§ 2. Alle personen, vermeld in dit artikel, hebben een deontologische verplichting tot geheimhouding.
§ 3. De minister kan, als de voorwaarden van dit hoofdstuk niet worden nageleefd en nadat hij de erkende instructeur heeft gehoord, de erkenning die met toepassing van deze afdeling verleend is, voor een termijn van minstens acht dagen en hoogstens zes maanden schorsen.
Als de minister ondanks een voorafgaande schorsingsmaatregel van minstens twee maanden vaststelt dat de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, nog altijd niet worden nageleefd, trekt hij de erkenning in die met toepassing van deze afdeling verleend is, nadat hij de instructeur voorafgaandelijk heeft gehoord.
Gedurende de schorsingsperiode of na de intrekkingsbeslissing mag de instructeur geen vormingsmoment organiseren.
§ 4. De minister of zijn gemachtigde kan met onmiddellijke ingang de erkenning schorsen van een instructeur die het voorwerp vormt van een opsporingsonderzoek, een gerechtelijk onderzoek of van een strafvordering wegens het niet-naleven van de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, a) en b), van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
Binnen de strikt nodige tijd en maximaal binnen vijftien dagen die op de maatregel van onmiddellijke schorsing volgen, wordt de intrekkings- of schorsingsprocedure, vermeld in paragraaf 3, aangevat. Bij gebrek daaraan houdt de schorsing van rechtswege op.
§ 5. De minister of zijn gemachtigde kan met onmiddellijke ingang de erkenning intrekken van een instructeur die de erkenning verkregen heeft op basis van valse verklaringen of vervalste documenten.
§ 6. De minister of zijn gemachtigde kan met onmiddellijke ingang de erkenning intrekken van een instructeur die daarom verzoekt, of als wordt vastgesteld dat gedurende een periode van twaalf maanden geen vormingsmomenten georganiseerd zijn.
§ 7. Het vormingsmoment dat verstrekt is door een instructeur die op het moment van het vormingsmoment niet beschikt over een erkenning of van wie de erkenning geschorst of ingetrokken is, wordt niet in aanmerking genomen.
De instructeur betaalt de begeleider de betaalde vergoeding terug.
Art. 9/14. § 1. De instructeurs die erkend zijn conform hoofdstuk III/1, afdeling 2, van dit besluit verwerken de volgende gegevens:
1° de gegevens, vermeld in artikel 9/5, § 2, van dit besluit;
2° de gegevens, vermeld in artikel 9/6 van dit besluit;
3° de gegevens van het begeleidersattest, vermeld in artikel 23, § 9, tweede lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
§ 2. De instructeurs die erkend zijn conform hoofdstuk III/1, afdeling 2, van dit besluit zijn de verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° het administratief beheer;
2° de controle, vermeld in artikel 9/13, § 1;
3° de sanctionering, vermeld in artikel 9/13, § 3 tot en met § 6;
4° de opmaak van algemene en naamloze statistieken.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 4 °, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden tien jaar bijgehouden.
Art. 9.15. § 1. De examencentra bedoeld in artikel 25, § 1, eerste zin, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs verwerken de volgende gegevens:
1° de gegevens van de documenten, vermeld in artikel 8/1 van dit besluit;
2° de gegevens, vermeld in artikel 9/6, 1°, 2°, a) en b), en 3°, a) en b), van dit besluit.
§ 2. De examencentra, vermeld in paragraaf 1, zijn de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° het administratief beheer;
2° de controle van de toelatingsvoorwaarden tot het examen, vermeld in artikel 8 en artikel 8/1 van dit besluit;
3° de controle, vermeld in titel III, hoofdstuk IX, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
4° de controle, vermeld in titel III, hoofdstuk I, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
5° de sanctionering, vermeld in titel III, hoofdstuk II, van het voormelde koninklijk besluit;
6° de opmaak van algemene en naamloze statistieken.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 6°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden tien jaar bijgehouden.
Art. 9.16. § 1. Het bestuur verzamelt de volgende gegevens in een gegevensbank:
1° de gegevens, vermeld in artikel 9/5, § 2;
2° de gegevens, vermeld in artikel 9/6;
3° de erkenningsbewijzen, vermeld in artikel 9/7;
4° de aanvragen tot erkenning, vermeld in artikel 9/8, § 2;
5° de gegevens van de documenten die bij de aanvraag tot erkenning zijn gevoegd, vermeld in artikel 9/8, § 2;
6° de aanvragen tot erkenning, vermeld in artikel 9/8, § 2, die geweigerd werden alsook de reden van weigering, met inbegrip van strafrechtelijke veroordelingen en medische ongeschiktheid als vermeld in artikel 44 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
7° de schorsings- en intrekkingsbeslissingen, vermeld in artikel 9/13, § 3 tot en met § 6;
8° de beroepen tegen de schorsingen en de intrekkingen, vermeld in artikel 9/13, § 3 tot en met § 6, alsook de beslissingen die genomen zijn over die beroepen.
De gegevensbank beperkt zich tot een weergave van het al dan niet medisch geschikt zijn van de persoon zonder informatie over de eventuele aandoening.
De strafrechtelijke veroordelingen, vermeld in het eerste lid, 6°, betreffen de inbreuken op de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen. De gegevensbank beperkt zich tot een weergave of de persoon al dan niet het voorwerp is geweest van een strafrechtelijke veroordeling, zonder vermelding van de inbreuk.
§ 2. De rijschool en de instructeur die erkend is conform hoofdstuk III/1, afdeling 2, van dit besluit, kunnen de conform artikel 9/5, § 2, en artikel 9/6, door hen ingevoerde gegevens raadplegen.
De examencentra bedoeld in artikel 25, § 1, eerste zin, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs kunnen de gegevens, vermeld in artikel 9/6, 1°, 2°, a) en b), en 3°, a) en b), van dit besluit raadplegen.
De gegevensbank is onderworpen aan een strikt gebruikers- en toegangsbeheer, waarbij toegang beperkt wordt tot die gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit besluit, rekening houdend met de rol die iedere toegangsgerechtigde vervult.
Het bestuur bepaalt de regels voor het gebruik van de gegevensbank, de gegevensinvoer en -verwerking en de passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen.
§ 3. Het bestuur is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° de gegevensdeling tussen de rijschool, de instructeur die erkend is conform hoofdstuk III/1, afdeling 2, van dit besluit, de examencentra bedoeld in artikel 25, § 1, eerste zin, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en het bestuur onderling;
2° de controle, vermeld in titel III, hoofdstuk I, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en artikel 9/13, § 1, van dit besluit;
3° de sanctionering, vermeld in titel III, hoofdstuk II, van het voormelde koninklijk besluit, en artikel 9/13, § 3 tot en met § 6, van dit besluit;
4° de controle, vermeld in titel III, hoofdstuk IX, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
5° de opmaak van algemene en naamloze statistieken.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 5°, worden geanonimiseerd.
§ 5. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, worden tien jaar bijgehouden.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8°, worden drie jaar bijgehouden na het weigeren van de erkenning of na het verstrijken van de geldigheid van de erkenning.
Het voorlopige rijbewijs en het rijbewijs wordt uitgereikt door de overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Het voorlopig rijbewijs zonder begeleider zoals bedoeld in artikel 4 kan pas uitgereikt worden na vertoon van het bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt overeenkomstig de regels bepaald door de gewesten.
Het voorlopige rijbewijs en het rijbewijs wordt uitgereikt door de overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Het voorlopig rijbewijs zonder begeleider zoals bedoeld in artikel 4 kan pas uitgereikt worden na vertoon van het bekwaamheidsgetuigschrift bedoeld in artikel 23, § 6, van het koninklijk besluit van 11 mei 2304 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen uitgereikt overeenkomstig de regels bepaald door de gewesten.
De bepalingen van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs zijn van toepassing op de voorlopige rijbewijzen B en op de theoretisch en praktisch examens, bedoeld in dit besluit, met uitzondering van artikel 6, 1°, b), f), h) en j) en 2°, b) en 3°, artikel 8, § 6, 1°, § 7, artikel 9 en artikel 34.
In artikel 4, 1°, eerste lid worden de woorden « overeenkomstig de bepalingen van dit besluit » vervangen door de woorden « overeenkomstig de bepalingen van dit besluit of van het besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B ».
Artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 maart 2003 en 15 juli 2004 wordt vervangen als volgt :
« § 1 Elke kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie A3, A, B+E, C, C+E, D of D+E of voor de subcatégorie C1, C1+E, D1 ou D1+E of elke houder van een rijbewijs met de vermelding « automatisch » die een rijbewijs waarop deze vermelding niet voorkomt wil behalen moet een scholing doorlopen :
1° hetzij door, in een rijschool het praktisch onderricht bedoeld in artikel 15 te volgen;
2° hetzij op basis van een voorlopige rijbewijs model 3, overeenkomstig de regels voorgeschreven in afdeling II.
Elke kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie B moet een scholing doorlopen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van de categorie B. ».
In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002 en 15 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° onderdeel 1°, f), wordt vervangen als volgt :
« f)mag geen houder geweest zijn van een voorlopig rijbewijs geldig voor dezelfde categorie of subcategorie van voertuigen.
Dit verbod is evenwel niet van toepassing :
op de kandidaat die houder geweest is van een voorlopig rijbewijs geldig voor dezelfde categorie of subcategorie van voertuigen waarvan de geldigheid sinds meer dan drie jaar verstreken is. In dit geval, worden de mislukkingen voor de praktische examens die voor de afgifte van het nieuwe voorlopige rijbewijs werden afgelegd niet meegerekend voor de toepassing van artikelen 15, 1°, en 38, § 14;
op de houder van een rijbewijs met de vermelding « automatisch » die een voorlopig rijbewijs model 3 wil behalen voor het aanleren van het besturen van voertuigen van dezelfde categorie of subcategorie, uitgerust met een handschakeling :
op de houder van een rijbewijs of van een voorlopig rijbewijs A dat de vermelding « A < 25kW en < 0,16kW/kg » draagt, voor het behalen van een voorlopig rijbewijs voor het aanleren van het besturen van motorfietsen met een vermogen van meer dan 25 kW of met een vermogen/gewichtsverhouding van meer dan 0,16 kW/kg; »;
2° onderdeel 1°, g) wordt vervangen als volgt :
« g) moet, in een rijschool, het praktisch onderricht bedoeld in artikel 15, 3°, a), gevolgd hebben als het gaat om een kandidaat voor een voorlopig rijbewijs voor het besturen van motorfietsen, tenzij hij houder is van een rijbewijs met de vermelding « A <= 25kW en <= 0,16kW/kg »;
3° in onderdeel 1°, h), worden de woorden « categorieën A, B, B+E, C en C+E » vervangen door de woorden « categorieën A, B+E, C en C+E »;
4° in onderdeel 1°, j), vervallen de woorden « of van een voorlopig rijbewijs model 2 »;
5° in onderdeel 2°, f), worden de woorden « moet, tenzij de bestuurder houder is van een voorlopig rijbewijs model 2, voorzien zijn » vervangen door de woorden « moet, tenzij de bestuurder houder is van een voorlopig rijbewijs zonder begeleider zoals bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B, voorzien zijn »;
6° in onderdeel 3°, b), worden de woorden « categorie B, B+E, C of C+E » vervangen door de woorden « categorie B+E, C of C+E ».
Artikel 7, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Het voorlopige rijbewijs model 3 stemt overeen met het model van bijlage 2. ».
In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, eerste lid wordt vervangen als volgt :
« Het voorlopig rijbewijs model 3 is twaalf maanden geldig. »;
2° § 2, eerste lid wordt vervangen als volgt :
« De overheid bedoeld in artikel 7 maakt het voorlopige rijbewijs geldig voor de categorie A3, A, B, B+E, C, C+E, D of D+E of voor de subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E. »;
3° in § 6, 2°, vervallen de woorden « Bij teruggave van het document, overeenkomstig artikel 68, verlengt de overheid, bedoeld in artikel 7, de geldigheid van het voorlopige rijbewijs met een termijn die gelijk is aan de periode gedurende dewelke de geldigheid van het document opgeschort is geweest ».
Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Art.9. De kandidaat van minder dan 24 jaar mag niet rijden van tweeëntwintig uur tot zes uur 's anderendaags op vrijdag, zaterdag, zondag, de vooravond van de wettelijke feestdagen en de wettelijke feestdagen
De houder van een voorlopige rijbewijs mag, naast de begeleider, vergezeld zijn van één andere persoon. ».
In hetzelfde besluit wordt afdeling III « leervergunning » opgeheven :
In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in onderdeel 1°, wordt g) en j) opgeheven;
2° in onderdeel 2°, a), worden de woorden « categorie B, B+E, C, C+E, D of D+E » vervangen door de woorden « categorie B+E, C, C+E, D of D+E »;
3° onderdeel 2°, b), wordt opgeheven;
4° in onderdeel 4°, b), worden de woorden « categorie B, B+E, C, C+E, D of D+E » vervangen door de woorden « categorie B+E, C, C+E, D of D+E »;
5° in onderdeel 4°, worden c) en d) opgeheven;
6° onderdeel 6° en 7° worden opgeheven.
In artikel 16, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « of van een leervergunning » opgeheven;
2° in het derde lid wordt de laatste zin opgeheven.
Artikel 29, 2°, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie B volgt daarenboven een scholing van ten minste drie maanden op basis van een voorlopige rijbewijs, bedoeld in het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van de categorie B. ».
In artikel 30 van hetzelfde besluit vervallen de woorden « of op de aanvraag om een leervergunning ».
In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002 en 15 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid, eerste streepje, wordt vervangen als volgt :
« - 17 jaar voor het examen voor het verkrijgen van het voorlopige rijbewijs B, bedoeld in het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van de categorie B; »;
2° in § 2, wordt het tweede lid opgeheven;
3° in § 7, eerste lid, vervallen de woorden « of op de aanvraag om een leervergunning ».
Artikel 34, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Het praktisch examen kan op zijn vroegst één maand na de afgifte van het voorlopige rijbewijs model 3 plaatsvinden. »
In artikel 35, onderdeel 2° van hetzelfde besluit, woorden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in a) wordt het vierde lid opgeheven;
2° b) wordt vervangen als volgt :
« b) het nog geldige voorlopige rijbewijs. Het voorlopige rijbewijs is, in voorkomend geval, vervolledigd met de vermelding dat de lesuren voorgeschreven na twee mislukkingen gevolgd zijn. »
3° c) worden opgeheven.
In artikel 38 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 3, eerste lid, wordt het woord « vier » vervangen door « drie », in § 3, tweede lid vervallen de woorden « voor- en achteraan »;
2° § 14 wordt vervangen als volgt :
« § 14. De kandidaat die zich aanbiedt met een rijschool legt het praktisch examen af met de bijstand van een instructeur en met een scholingsvoertuig van de rijschool waar hij het praktisch onderricht volgde en dat beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
De houder van een voorlopige rijbewijs model 3 legt het praktisch examen af :
1° hetzij met een voertuig dat beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 6, 2°. De begeleider moet aanwezig zijn;
2° hetzij onder de voorwaarden bedoeld in eerste lid.
Evenwel, de houder van een voorlopige rijbewijs model 3 die tweemaal niet geslaagd is voor het praktisch examen kan het praktisch examen alleen afleggen onder de voorwaarden bedoeld in het eerste lid. ».
In artikel 39 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, eerste lid wordt vervangen als volgt :
« Het praktisch examen bevat de volgende proeven :
1° categorie A3 : een proef op een terrein buiten het verkeer;
2° categorie B : een proef op de openbare weg in het verkeer;
3° categorie A, B+E, C, C+E, D of D+E of subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E : een proef op een terrein buiten het verkeer en een proef op de openbare weg in het verkeer. »;
2° in § 1, tweede lid, 1°, worden de woorden « categorieën A3, A, B en B+E » vervangen door de woorden « categorieën A3, A en B+E »;
3° § 1, tweede lid wordt aangevuld als volgt :
« 5° categorie B : de duur van de proef op de openbare weg mag niet minder zijn dan veertig minuten »;
4° in § 2, tweede lid, vervallen de woorden « op de leervergunning »;
5° in § 3, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd : « De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B, is naast de examinator, vergezeld van een persoon van minstens 24 jaar die houder is en in het bezit van een rijbewijs dat ten minste geldig is voor voertuigen van categorie B. »
6° in § 7, tweede lid, vervallen de woorden « of op de leervergunning ».
In artikel 41 van hetzelfde besluit, worden de woorden « op de aanvraag om een voorlopige rijbewijs of op de leervergunning » vervangen door de woorden « of op de aanvraag om een voorlopige rijbewijs ».
In artikel 48 van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « of van de leervergunning ».
Het opschrift van hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Hoofdstuk V. - Vervanging en duplicaten van het rijbewijs en van het voorlopige rijbewijs ».
In artikel 50 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, 5°, worden de woorden « de artikelen 69, §2 en 80, §2 » vervangen door de woorden « artikel 80, §2 »;
2° in § 3, vervallen de woorden « of de leervergunning »;
3° in § 4, worden de woorden « het voorlopige rijbewijs of de leervergunning » vervangen door de woorden « of het voorlopige rijbewijs ».
In artikel 52 van hetzelfde besluit, worden de woorden « een voorlopige rijbewijs of een leervergunning » vervangen door de woorden « of een voorlopige rijbewijs ».
In artikel 57, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « en voor elke leervergunning ».
In artikel 58, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « de leervergunningen ».
In artikel 61, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 vervallen de woorden Afgifte of vervanging van een leervergunning : 9,00 EUR » en de woorden « Afgifte van een duplicaat van een leervergunning : 7,50 EUR ».
In artikel 62, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, vervallen de woorden « leervergunningen »;
2° in het tweede lid, worden de woorden « de voorlopige rijbewijzen en de leervergunningen » vervangen door de woorden « en de voorlopige rijbewijzen ».
In artikel 63 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste lid, in rubriek « Praktisch examen », worden de woorden « categorie A, B en B+E » vervangen door de woorden « categorieën A en B+E »;
2° in § 1, eerste lid, wordt de rubriek « Praktisch examen » aangevuld als volgt :
« Categorie B :
praktisch examen (36,00 EUR)
3° in § 2, 2°, b), vervallen de woorden « of voor de leervergunning ».
In artikel 64, eerste lid van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « de leervergunningen ».
In artikel 67, eerste lid, 2° van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « of de leervergunning ».
Artikel 69, § 7, derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 maart 2006, wordt vervangen als volgt :
« Wanneer het verval betrekking heeft op een voorlopig rijbewijs, verlengt de overheid bedoeld in artikel 7 de geldigheid van het voorlopig rijbewijs met een termijn die gelijk is aan de duur van het verval. ».
In bijlage 2 van hetzelfde besluit worden de I en II opgeheven.
Bijlage 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
In bijlage 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in III, A, worden de bepalingen betreffende de manoeuvres van de categorie B opgeheven;
2° III, B wordt aangevuld als volgt :
"17. Categorie B : de volgende manoeuvres worden op de openbare weg uitgevoerd :
1. Voorafgaande controles.
a) Verstellen van de zitplaats van de bestuurder voor een juiste zithouding;
b) Afstellen van de achteruitkijkspiegels, veiligheidsgordel en hoofdsteun;
c) Nakijken of de portieren goed gesloten zijn;
d) Banden, remmen, stuurinrichting, vloeistoffen, lichten, verluchting, richtingaanwijzers en geluidstoestel worden steekproefsgewijze gecontroleerd;
e) De nodige voorzorgsmaatregelen nemen bij het verlaten van het voertuig;
2. Keren in een smalle straat;
3. Parkeren achter een voertuig."
3° VI, B wordt aangevuld als volgt :
"11° manoeuvres (alleen categorie B)."
Artikel 8.2, 3°, b), van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wordt vervangen als volgt :
« b) 17 jaar voor de bestuurders die praktisch rijonderricht volgen met het oog op het behalen van een rijbewijs categorie B of die rijden met een voorlopig rijbewijs categorie B zoals voorzien in artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen categorie B. »
In artikel 8.2, 3°, c), van hetzelfde besluit worden de woorden « of die rijden met een leervergunning » geschrapt.
In artikel 8.2, 3°, d), van hetzelfde besluit worden de worden « of B » geschrapt.
In afdeling V van hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen wordt een artikel 22bis toegevoegd dat luidt als volgt :
« 22bis De rijschool biedt binnen haar opleidingsaanbod minstens één opleidingspakket aan dat uit hoogstens 6 uren praktisch rijonderricht bestaat. »
In hetzelfde besluit wordt in artikel 23, § 6, eerste lid de woorden « de in artikel 14 en 15 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bepaalde aantal lesuren » vervangen door : « de in artikel 14 en 15 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs of de in artikel 9 van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B bepaalde aantal lesuren »
In hetzelfde besluit wordt artikel 23, § 6, tweede lid vervangen door :
« In afwijking van het eerste lid wordt aan de leerling, die het in artikel 4 van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B bepaalde aantal lesuren gevolgd heeft en die bewezen heeft bekwaam te zijn alleen te sturen, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig rijbewijs zonder begeleider een bekwaamheidsgetuigschrift afgegeven, waarvan het model door de Minister bepaald wordt. »
Artikel 23, § 6, derde lid van het zelfde besluit wordt opgeheven.
In hetzelfde besluit wordt in artikel 47, § 1, laatste lid de volgende zin toegevoegd :
« Artikel 22bis en 23, § 6 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen zijn evenwel onmiddellijk van toepassing. ».
(Opgeheven)
Dit besluit treedt in werking op 1 september 2006, met uitzondering van artikel 27, 1° tot en met 3°, artikel 37, 1° en 2° en artikel 42 die in werking treden op 1 december 2006.
Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
1. De fysieke kenmerken van de kaart van het voorlopig rijbewijs zijn in overeenstemming met ISO-norm 7810.
De kaart is gemaakt van polycarbonaat.
De methodes voor toetsing van de kenmerken van de rijbewijzen aan de internationale normen zijn in overeenstemming met ISO-norm 10373.
2. Het voor voorlopige rijbewijzen gebruikte materiaal wordt door middel van de volgende technieken tegen vervalsing beveiligd :
3. Het voorlopig rijbewijs heeft twee zijden :
Bladzijde 1 bevat :
a) de vermelding " voorlopig rijbewijs ", in hoofdletters;
b) de tekst " Enkel geldig in België ";
c) het onderscheidingsteken " B " van België;
d) het onderscheidingsteken " M36 " van model 36;
e) de gegevens die specifiek zijn voor het afgegeven voorlopig rijbewijs, met de volgende nummers :
1. de naam van de houder;
2. de voornaam van de houder;
3. geboortedatum en -plaats van de houder;
4.
a. de datum van afgifte van het voorlopig rijbewijs;
b. de datum waarop de geldigheidsduur van het voorlopig rijbewijs afloopt;
c. de naam van de bevoegde instantie die het voorlopig rijbewijs afgeeft;
5. nummer van het voorlopig rijbewijs;
6. de foto van de houder;
7. de handtekening van de houder;
8. de voertuigcategorie die de houder gerechtigd is te besturen;
f) referentiekleur : licht lila.
Bladzijde 2 bevat :
a) de datum van afgifte van het eerste voorlopig rijbewijs van categorie B;
a/1) de datum waarop de houder geslaagd is voor het theoretisch examen en het gewest waar dit theoretisch examen heeft plaatsgevonden;
b) naam en voornaam van de eerste en de tweede begeleider;
c) de tekst “De houder mag niet sturen van tweeëntwintig uur tot zes uur ’s anderendaags op vrijdag, zaterdag, zondag, de vooravond van de wettelijke feestdagen en de wettelijke feestdagen.”;
d) (opgeheven)
e) de eventuele aanvullende of beperkende gegevens in code, overeenkomstig bijlage 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
f) een toelichting bij de genummerde rubrieken op de bladzijden 1 en 2 van het voorlopig rijbewijs (ten minste voor de rubrieken 1, 2, 3, 4a, 4b, 4c, 5 en 8).
1. De fysieke kenmerken van de kaart van het voorlopig rijbewijs zijn in overeenstemming met ISO-norm 7810.
De kaart is gemaakt van polycarbonaat.
De methodes voor toetsing van de kenmerken van de rijbewijzen aan de internationale normen zijn in overeenstemming met ISO-norm 10373.
2. Het voor voorlopige rijbewijzen gebruikte materiaal wordt door middel van de volgende technieken tegen vervalsing beveiligd :
3. Het voorlopig rijbewijs heeft twee zijden :
Bladzijde 1 bevat :
a) de vermelding " voorlopig rijbewijs ", in hoofdletters;
b) de tekst " Enkel geldig in België ";
c) het onderscheidingsteken " B " van België;
d) het onderscheidingsteken " M18 " van model 18;
e) de gegevens die specifiek zijn voor het afgegeven voorlopig rijbewijs, met de volgende nummers :
1. de naam van de houder;
2. de voornaam van de houder;
3. geboortedatum en -plaats van de houder;
4.
a. de datum van afgifte van het voorlopig rijbewijs;
b. de datum waarop de geldigheidsduur van het voorlopig rijbewijs afloopt;
c. de naam van de bevoegde instantie die het voorlopig rijbewijs afgeeft;
5. nummer van het voorlopig rijbewijs;
6. de foto van de houder;
7. de handtekening van de houder;
8. de voertuigcategorie die de houder gerechtigd is te besturen;
f) referentiekleur : licht lila.
Bladzijde 2 bevat :
a) de datum van afgifte van het eerste voorlopig rijbewijs van categorie B;
a/1) de datum waarop de houder geslaagd is voor het theoretisch examen en het gewest waar dit theoretisch examen heeft plaatsgevonden;
b) de tekst “De houder mag vergezeld zijn van één of twee personen die sinds ten minste 8 jaar houder zijn van een rijbewijs categorie B, dat zij bij zich hebben.”;
c) de tekst “De houder mag niet sturen van tweeëntwintig uur tot zes uur ’s anderendaags op vrijdag, zaterdag, zondag, de vooravond van de wettelijke feestdagen en de wettelijke feestdagen.”;
d) (opgeheven)
e) de eventuele aanvullende of beperkende gegevens in code, overeenkomstig bijlage 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
f) een toelichting bij de genummerde rubrieken op de bladzijden 1 en 2 van het voorlopig rijbewijs (ten minste voor de rubrieken 1, 2, 3, 4a, 4b, 4c, 5 en 8).
1. De fysieke kenmerken van de kaart van het voorlopig rijbewijs zijn in overeenstemming met ISO-norm 7810.
De kaart is gemaakt van polycarbonaat.
De methodes voor toetsing van de kenmerken van de rijbewijzen aan de internationale normen zijn in overeenstemming met ISO-norm 10373.
2. Het voor voorlopige rijbewijzen gebruikte materiaal wordt door middel van de volgende technieken tegen vervalsing beveiligd :
3. Het voorlopig rijbewijs heeft twee zijden :
Bladzijde 1 bevat :
a) de vermelding " voorlopig rijbewijs ", in hoofdletters;
b) de tekst " Enkel geldig in België ";
c) het onderscheidingsteken " B " van België;
d) het onderscheidingsteken " M12 " van model 12;
e) de gegevens die specifiek zijn voor het afgegeven voorlopig rijbewijs, met de volgende nummers :
1. de naam van de houder;
2. de voornaam van de houder;
3. geboortedatum en -plaats van de houder;
4.
a. de datum van afgifte van het voorlopig rijbewijs;
b. de datum waarop de geldigheidsduur van het voorlopig rijbewijs afloopt;
c. de naam van de bevoegde instantie die het voorlopig rijbewijs afgeeft;
5. nummer van het voorlopig rijbewijs;
6. de foto van de houder;
7. de handtekening van de houder;
8. de voertuigcategorie die de houder gerechtigd is te besturen;
f) referentiekleur : Pantone hushed violet.
Bladzijde 2 bevat :
a) de datum van afgifte van het eerste voorlopig rijbewijs van categorie B;
b) de datum waarop de houder geslaagd is voor het theoretisch examen en het gewest waar dit theoretisch examen heeft plaatsgevonden;
c) naam en voornaam van de eerste en de tweede begeleider;
d) de tekst “De houder mag niet sturen van tweeëntwintig uur tot zes uur ’s anderendaags op vrijdag, zaterdag, zondag, de vooravond van de wettelijke feestdagen en de wettelijke feestdagen.”;
e) de eventuele aanvullende of beperkende gegevens in code, overeenkomstig bijlage 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
f) een toelichting bij de genummerde rubrieken op de bladzijden 1 en 2 van het voorlopig rijbewijs (ten minste voor de rubrieken 1, 2, 3, 4a, 4b, 4c, 5 en 8).