HOOFDSTUK 1. — Inleidende bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder voertuig verstaan :

a) elk voertuig dat beantwoordt aan de definities vermeld in artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de voertuigen, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;

b) elk voertuig dat beantwoordt aan de definities vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen.

Art. 2. De commerciële kentekenplaten worden in drie categorieën opgesplitst : proefrittenplaten, handelaarsplaten en beroepsplaten. Elke categorie omvat vier soorten platen : auto, moto, aanhangwagen en bromfiets.

Het ″repertorium″ ingesteld door artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, wordt aangevuld met een bijkomend repertorium genaamd ″repertorium van de commerciële kentekenplaten″ voor motorvoertuigen en aanhangwagens.

Art. 3. In afwijking van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, mogen motorvoertuigen en aanhangwagens op de openbare weg rijden onder dekking van een “proefrittenplaat”, van een “handelaarsplaat”, van een “beroepsplaat” of van een “nationale plaat” in zoverre aan de voorwaarden van dit besluit is voldaan.

HOOFDSTUK II. — Proefrittenplaat

Afdeling 1. — Definitie

Art. 4. De proefrittenplaat kan niet voor private doeleinden worden ingezet. De proefrittenplaat wordt gebruikt op voertuigen die nog niet werden goedgekeurd om proefritten te maken met het oog op een Europese of nationale goedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden van voertuigen.

Als het voertuig verbouwingen heeft ondergaan die niet conform het goedkeuringscertificaat zijn, kan de proefrittenplaat worden aangebracht om de testritten te kunnen uitvoeren die nodig zijn voor een nieuwe goedkeuring.

De proefrittenplaat kan worden aangebracht op goedgekeurde voertuigen in de twee onderstaande gevallen :

  • de testritten zijn vereist in het kader van de overeenstemming van productie.
  • de testritten worden uitgevoerd door de bedrijven bedoeld in artikel 5, 4°, die de machtiging van de minister of diens gemachtigde hebben gekregen.

De proefrittenplaat wordt gebruikt op de openbare weg onder de aansprakelijkheid van de houder van de proefrittenplaat in het kader van een specifiek testprogramma.

Afdeling 2. — Categorieën waarvoor de proefrittenplaat kan worden gevraagd

Art. 5. De proefrittenplaat kan worden gebruikt door de volgende categorieën :

1° de bevoegde constructeurs of bouwers van motorvoertuigen of aanhangwagens, alsook hun mandatarissen erkend overeenkomstig enerzijds, het algemeen reglement op de technische eisen waaraan de voertuigen, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, of anderzijds, het algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen; Het gaat om constructeurs die door de bevoegde goedkeuringsinstanties zijn erkend in het kader van de procedure voor het toezicht op de overeenstemming van de productie;

2° de onderzoekscentra van instellingen voor hoger onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de overheid;

3° de organisatoren van proefritten met autonome voertuigen (deels of volledig geautomatiseerd), die voorafgaandelijk van de minister bevoegd voor het inschrijven van voertuigen of van diens gemachtigde machtiging hebben gekregen;

4° de bedrijven die testen uitvoeren op onderdelen of systemen die niet zijn opgenomen in bijlage 26 van het voornoemde koninklijk besluit van 15 maart 1968. Aangezien deze proeven niet worden uitgevoerd met het oog op de goedkeuring van voertuigen, zal het bedrijf voorafgaandelijk van de minister bevoegd voor het inschrijven van voertuigen of van diens gemachtigde machtiging moeten hebben gekregen. Deze machtiging van de minister of diens gemachtigde zal worden gegeven als de aanvrager beschikt over een verklaring op eer van de constructeur die verklaart dat deze testen bijdragen tot de technische verbetering van voertuigen die al zijn goedgekeurd. Deze vergunning moet enerzijds betrekking hebben op de aflevering van de jaarlijkse proefrittenplaat en, anderzijds, elke proefrit die met deze proefrittenplaat wordt uitgevoerd op basis van het door de onderneming meegedeelde proefrittenprogramma.

Voor de toepassing van het artikel 5, eerste lid, 3° en 4°, van het artikel 31 en het artikel 38 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 januari 1996, wordt aan de Directeur-generaal bevoegd voor het wegverkeer bij de FOD Mobiliteit en Vervoer of eventueel aan de persoon die aangesteld is om tijdelijk deze functie uit te voeren, delegatie verleend en machtiging tot ondertekening. Zie M.B. 12 oktober 2020.

5° de technische diensten van categorie A die de tests in hun eigen voorzieningen uitvoeren en die erkend zijn door een goedkeuringsinstantie van een Gewest of een andere Lidstaat.

Afdeling 3. — Voorwaarden voor de verwerving en de vernieuwing

Art. 6. Verwervingsvoorwaarden

De verwervingsvoorwaarden voor de proefrittenplaat zijn de volgende:

— De aanvraag kan worden ingediend tussen 1 januari en 31 december van elk jaar;

— met betrekking tot de categorie bedoeld in punt 1° van artikel 5, moet de aanvraag vergezeld gaan van de erkenning als constructeur, afgegeven door de instantie bevoegd voor de keuring (typegoedkeuring);

— in verband met de categorie bedoeld in punt 5° van artikel 5, moet de aanvraag vergezeld gaan van een afschrift van de goedkeuring door de bevoegde goedkeuringsinstantie (typegoedkeuring) als technische dienst van categorie A.

In afwijking van het voorgaande lid van dit artikel en van artikel 3, eerste §, tweede lid, b) en c) van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, moeten de categorieën bedoeld onder de punten 2°, 3° en 4° van artikel 5 niet voldoen aan de in dit artikel bepaalde verwervingsvoorwaarden.

Art. 7. Vernieuwing

Tussen 1 oktober en de laatste dag van de maand februari van het jaar dat volgt op het verval van de geldigheid, moet de houder van een proefrittenplaat aantonen dat hij nog steeds voldoet aan alle verwervingsvoorwaarden voor deze proefrittenplaat.

Afdeling 4. — Gebruiksvoorwaarden

Art. 8. Personen die een proefrittenplaat mogen gebruiken

Het document bedoeld in bijlage 1, vermeldt de identiteit en de hoedanigheid waarin de door de houder tewerkgestelde werknemers gemachtigd zijn het voertuig onder een inschrijving ″proefritten″ te gebruiken.

Art. 9. Gebruiksvoorwaarden

Deze voertuigen met een proefrittenplaat worden gebruikt op de openbare weg onder de aansprakelijkheid van de houder van de proefrittenplaat in het kader van een specifiek testprogramma. In dit verband moet het document waarin het testprogramma staat beschreven zich aan boord van het voertuig bevinden, en moet het zijn opgesteld conform het model opgenomen in bijlage 1 van dit besluit.

Deze plaat kan worden aangebracht bij het overbrengen van een voertuig naar de plaats waar het voertuig aan de proeven zal worden onderworpen. De proeven kunnen stops onderweg omvatten. Voertuigen met een proefrittenplaat mogen niet worden beladen, met uitzondering van de personen en het materieel die nodig zijn voor de proeven.

Afdeling 5. — Geldigheidsduur

Art. 10. De “proefrittenplaat” heeft een geldigheidsduur van een kalenderjaar en kan worden vernieuwd als de houder nog steeds voldoet aan de verwervingsvoorwaarden bepaald in artikel 6 en aan de vernieuwingsvoorwaarden bepaald in artikel 7 van dit besluit.

HOOFDSTUK III. — Handelaarsplaat

Afdeling 1. — Definitie

Art. 11. De handelaarsplaat laat de handelaren die een activiteit in de groot- of kleinhandel in voertuigen uitoefenen, toe om de voertuigen waarvan ze eigenaar zijn, te gebruiken met het oog op de promotie en verkoop van deze voertuigen.

Afdeling 2. — Categorieën waarvoor de handelaarsplaat kan worden gevraagd

Art. 12. De handelaarsplaat kan worden aangevraagd door de handelaren die een activiteit in de groot- of kleinhandel in voertuigen uitoefenen.

Afdeling 3. — Voorwaarden voor de verwerving en de vernieuwing

Art. 13. Verwervingsvoorwaarden

Art. 13.1. indien de aanvrager in het verleden nooit houder van dezelfde soort handelaarsplaat is geweest.

De initiële aanvraag van een handelaarsplaat moet worden ingediend tussen 1 januari en 31 december van elk jaar.

De verwervingsvoorwaarde vervangen voor de handelaarsplaat is de volgende :

— de aanvrager is onder de in artikel 12 bedoelde categorie bij de Kruispuntbank van Ondernemingen ingeschreven.

Art. 13.2. Indien de aanvrager in het verleden reeds houder van dezelfde soort handelaarsplaat is geweest.

Indien de aanvrager in het verleden houder is geweest van dezelfde soort handelaarsplaat, moet de aanvraag worden ingediend tussen 1 januari en 31 december van elk jaar.

Deze aanvraag moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

— de aanvrager is ingeschreven onder de in artikel 12 bedoelde categorie bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;

— het aantal nieuwe handelaarsplaten, bovenop de vernieuwing van de platen bedoeld in artikel 14, wordt vastgesteld aan de hand van het aantal veelvouden van twaalf voertuigen dat is verkocht in de twaalf maanden die voorafgaan aan de datum van de door het bestuur bevoegd voor de belasting over de toegevoegde waarde uitgevoerde controle. In dit verband houdt het bevoegde bestuur voor de belasting over de toegevoegde waarde geen rekening met facturen die reeds zijn gebruikt voor een andere aanvraag om vernieuwing of om een extra handelaarsplaat. 

Het aantal van twaalf voertuigen kan enkel worden verkregen door de optelling van de voertuigen die aan de inschrijving zijn onderworpen en beantwoorden aan de definities vermeld:

— ofwel in artikel 1, §2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 vermeld in artikel 1 van dit besluit; in dit verband mogen de facturen die betrekking hebben op motorvoertuigen niet worden samengeteld met de facturen die betrekking hebben op aanhangwagens;

— ofwel in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 vermeld in artikel 1 van dit besluit.

Indien de aanvrager nog altijd beschikt over niet-vernieuwde handelaarsplaten, kan hij alleen een nieuwe handelaarsplaat aanvragen nadat hij al zijn handelaarsplaten heeft vernieuwd overeenkomstig de in artikel 14 genoemde vernieuwingsvoorwaarden.

De voorwaarden, bepaald in de drie voorgaande leden, zijn niet van toepassing in geval van afgifte van een nieuwe handelaarsplaat naar aanleiding van een aangifte van verlies of diefstal bij een politiedienst indien de aanvraag voor een nieuwe handelaarsplaat in hetzelfde jaar als het geldigheidsjaar van de verloren of gestolen plaat wordt ingediend. Heeft de nieuwe handelaarsplaat, die afgegeven wordt na aangifte van verlies of diefstal, hetzelfde geldigheidsjaar als de verloren of gestolen handelaarsplaat.

Art. 14. Vernieuwingsoorwaarden

Het woord "Vernieuwingsoorwaarden" dient gelezen te worden als "Vernieuwingsvoorwaarden".

Tussen 1 oktober en de laatste dag van de maand februari van het jaar dat volgt op het verval van de geldigheid moet de houder van een handelaarsplaat aantonen dat hij nog steeds voldoet aan alle verwervingsvoorwaarden voor deze handelaarsplaat.

Bij de vernieuwing van elke handelaarsplaat moeten de handelaren in voertuigen minstens twaalf voertuigen hebben verkocht tijdens de twaalf maanden die voorafgingen aan de datum van de controle uitgevoerd door het bestuur bevoegd voor de belasting over de toegevoegde waarde. Het bevoegde bestuur voor de belasting over de toegevoegde waarde houdt geen rekening met facturen die reeds zijn gebruikt voor een andere aanvraag om vernieuwing of om een extra handelaarsplaat. Het aantal van twaalf voertuigen kan enkel worden verkregen door de optelling van de voertuigen die aan de inschrijving zijn onderworpen en beantwoorden aan de definities vermeld:

— ofwel in artikel 1, §2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 vermeld in artikel 1 van dit besluit; in dit verband mogen de facturen die betrekking hebben op motorvoertuigen niet worden samengeteld met de facturen die betrekking hebben op aanhangwagens;

— ofwel in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 vermeld in artikel 1 van dit besluit.

De som mag bijgevolg niet de optelling zijn van de verkoop van voertuigen die voldoen aan de definities bepaald in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 en in het koninklijk besluit van 10 oktober 1974.

Bij de vernieuwing van elke handelaarsplaat, controleert het bestuur bevoegd voor de belasting over de toegevoegde waarde, in de loop van de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de datum van de controle of het bezit of het gebruik van de inschrijving “handelaar” geen aanleiding gaf tot een overtreding van de fiscale of douanebepalingen.

Afdeling 4. — Gebruiksvoorwaarden

Art. 15. Personen die de handelaarsplaat mogen gebruiken

Wanneer de houder een natuurlijke persoon is, dan mag de handelaarsplaat worden gebruikt door deze persoon zelf, door zijn familieleden aangegeven als helpers van een zelfstandig werknemer, alsook door de vennoten of leden van de feitelijke vennootschap waartoe de houder behoort en die dezelfde activiteiten uitoefenen.

Wanneer de houder een rechtspersoon is, mag de handelaarsplaat worden gebruikt door de actieve vennoten, beheerders, geranten en beheersorganen van deze rechtspersoon.

De werknemers die door de houder worden tewerkgesteld, moeten in het bezit zijn van een document dat uitgaat van de houder en waarop hun identiteit is vermeld, evenals de hoedanigheid waarin zij gemachtigd zijn het voertuig onder een inschrijving ″handelaar″ te gebruiken.

Dit document moet de minimale vermeldingen bepaald in bijlage 2 van dit besluit bevatten.

De firma’s die instaan voor het transport van de voertuigen mogen op het vervoerde voertuig de handelaarsplaat van de handelaar aanbrengen die dit voertuig verkoopt en uitvoert. De vervoersovereenkomst (ondertekend door de transportfirma en door de houder van de handelaarsplaat) moet zich aan boord van het voertuig dat met de handelaarsplaat is uitgerust, bevinden.

Art. 16. Eigenaarschap van het voertuig waarop de handelaarsplaat is aangebracht.

De houder van de handelaarsplaat mag deze plaat enkel aanbrengen op de voertuigen waarvan hij eigenaar is, behalve wanneer het door hem verkochte voertuig nog niet aan de koper is geleverd. In dit geval kan de handelaarsplaat op het verkochte voertuig worden aangebracht om naar de plaats van inscheping (haven, trein, ...) of naar de koper te gaan.

Art. 17. Afwijkingen met betrekking tot het verbod op uitlenen of verhuren

Het is verboden om voertuigen met een “handelaarsplaat” uit te lenen of te verhuren.

In afwijking op het voorgaande lid is dit verbod echter niet van toepassing bij het uitlenen of verhuren van een voertuig aan een persoon van wie het op diens naam ingeschreven voertuig zich voor herstelling in de werkplaats van de lener of verhuurder bevindt. Dit uitlenen of verhuren zal evenwel niet langer dan zeven kalenderdagen mogen duren. Bovendien zal de persoon die het voertuig huurt of ontleent enerzijds in het bezit moeten zijn van het inschrijvingsbewijs van het ter herstelling toevertrouwde voertuig. Anderzijds moet de houder van het uitgeleende of verhuurde voertuig in een document zijn toelating uitspreken en dit document moet zich aan boord van het voertuig bevinden. Dit document moet conform de minimale vermeldingen bepaald in bijlage 3 van dit besluit zijn.

Het verbod bedoeld in het eerste lid is echter niet van toepassing bij de demonstratie van een goedgekeurd voertuig. Met een demonstratie wil men een goedgekeurd voertuig aan het publiek voorstellen. De houder van de plaat kan ook een natuurlijke persoon de toelating geven om dit voertuig gedurende een periode van zeven kalenderdagen te gebruiken. In dit verband moet er zich een document conform de minimale vermeldingen bepaald in bijlage 3 van dit besluit, gedurende de periode van zeven dagen aan boord van het voertuig bevinden, dat de toelating van de houder van de plaat om dit voertuig ter beschikking te stellen, bewijst.

Afdeling 5. — Geldigheidsduur

Art. 18. De “handelaarsplaat” heeft een geldigheidsduur van een kalenderjaar en kan worden vernieuwd als de houder nog steeds voldoet aan de verwervingsvoorwaarden bepaald in artikel 13 en aan de vernieuwingsvoorwaarden bepaald in artikel 14 van dit besluit.

HOOFDSTUK IV. — Beroepsplaat

Afdeling 1. — Definitie

Art. 19. De beroepsplaat wordt gebruikt opdat koetswerkmakers en herstellers van voertuigen op het Belgische grondgebied tijdens een periode van acht, niet noodzakelijkerwijs op elkaar volgende dagen, de onderstaande formaliteiten zouden kunnen vervullen:

— de levering van dat voertuig;

— de verplaatsing van het voertuig met het oog op een herstelling;

— de controle van het voertuig na een herstelling;

— de verplaatsingen voor het voorrijden van het voertuig met het oog op het verkrijgen van een individuele goedkeuring;

— de verplaatsingen voor het voorrijden van het voertuig bij een instelling belast met de technische controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen;

— de demonstratie van dit voertuig als bedoeld in artikel 25 van dit besluit.

In afwijking van het eerste lid van dit artikel kan de beroepsplaat door de Staatsveiligheid worden gebruikt bij de aansturing van operaties om de opdrachten te vervullen die haar door of krachtens de organieke wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn toegewezen. In dit verband wijkt de Staatsveiligheid eveneens af van de categorieën bepaald in artikel 20, van de voorwaarden voor de verwerving en de vernieuwing bepaald in de artikelen 21 en 22 en van de gebruiksvoorwaarden bepaald in artikel 23.

De beroepsplaat mag enkel op het desbetreffende voertuig worden aangebracht als de houder beschikt over het attest van voorlopige inschrijving, bepaald in bijlage 4 bij dit besluit, en dat hoort bij dit voertuig en is aangemaakt door het volledig invullen van het formulier op de website van de Directie Inschrijvingen Voertuigen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Afdeling 2. — Categorieën waarvoor de beroepsplaat kan worden gevraagd

Art. 20. De beroepsplaat kan worden aangevraagd door koetswerkmakers en herstellers van voertuigen.

Afdeling 3. — Voorwaarden voor de verwerving en de vernieuwing van de beroepsplaat

Art. 21. Verwervingsvoorwaarden

De verweringsvoorwaarde voor de beroepsplaat is de volgende:

— de aanvraag mag worden ingediend tussen 1 januari en 31 december van elk jaar;

— de aanvrager is ingeschreven onder de in artikel 20 bedoelde categorie bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;

— indien de aanvrager meer dan twee beroepsplaten per soort en per vestigingseenheid wil verwerven, moet de aanvraag vergezeld gaan van een afschrift van de DmfA (multifunctionele verklaring bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) voor het kwartaal dat aan de aanvraag voorafgaat.

Art. 22. Vernieuwingsvoorwaarden

Tussen 1 oktober en de laatste dag van de maand februari van het jaar dat volgt op het verval van de geldigheid moet de houder van een beroepsplaat aantonen dat hij nog steeds voldoet aan alle verwervingsvoorwaarden voor deze beroepsplaat.

Afdeling 4. — Gebruiksvoorwaarden

Art. 23. Personen die de beroepsplaat mogen gebruiken

Wanneer de houder een natuurlijke persoon is, dan mag de beroepsplaat worden gebruikt door deze persoon zelf, door zijn familieleden aangegeven als helpers van een zelfstandig werknemer, alsook door de vennoten of leden van de feitelijke vennootschap waartoe de houder behoort en die dezelfde activiteiten uitoefenen.

Wanneer de houder een rechtspersoon is, mag de beroepsplaat worden gebruikt door de actieve vennoten, beheerders, geranten en beheersorganen van deze rechtspersoon.

De werknemers die door de houder worden tewerkgesteld, moeten in het bezit zijn van een document dat uitgaat van de houder en waarop hun identiteit is vermeld, evenals de hoedanigheid waarin zij gemachtigd zijn het voertuig onder een inschrijving ″beroep″ te gebruiken. Dit document moet de minimale vermeldingen bepaald in bijlage 2 van dit besluit bevatten.

De beroepsplaat mag ook worden gebruikt door een beroepsbeoefenaar van de autosector die tests uitvoert met een voertuig dat door de houder van de beroepsplaat wordt hersteld. In dit verband moet er zich aan boord van het voertuig dat door de beroepsbeoefenaar wordt getest in het kader van een herstelling of een dienst na verkoop, een document bevinden dat de toelating van de houder van de beroepsplaat bewijst.

Art. 24. Gebruiksvoorwaarden

De beroepsplaat mag worden gebruikt gedurende een periode van acht, niet noodzakelijkerwijs opeenvolgende dagen met het oog op de uitvoering op het Belgische grondgebied van de stappen bedoeld in artikel 19. Bovendien mag de beroepsplaat enkel op het desbetreffende voertuig worden aangebracht als de houder beschikt over het attest van voorlopige inschrijving dat hoort bij dit voertuig en is aangemaakt door het volledig invullen van het formulier op de website van de Directie Inschrijvingen Voertuigen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Dit attest van voorlopige inschrijving moet zich aan boord van het voertuig waarop de beroepsplaat is aangebracht, bevinden, en het moet kunnen worden vertoond in papieren formaat of in een leesbaar elektronisch formaat op elke vordering van de beambten bevoegd om toezicht uit te oefenen.

Art. 25. Vrijstelling van het verbod op uitlenen of verhuren

Het is verboden om voertuigen met een beroepsplaat uit te lenen of te verhuren.

Het in lid 1 bedoelde verbod is echter niet van toepassing op de demonstratie van een goedgekeurd voertuig. Het doel van de demonstratie is een goedgekeurd voertuig aan het publiek te tonen. De houder van de plaat kan ook een natuurlijke persoon de toelating geven om dit voertuig gedurende een periode van zeven kalenderdagen te gebruiken. In dit verband moet er zich een document conform de minimale vermeldingen bepaald in bijlage 3 van dit besluit, aan boord van het voertuig bevinden, dat de toelating van de houder van de beroepsplaat om dit voertuig ter beschikking te stellen, bewijst.

Afdeling 5. — Geldigheidsduur

Art. 26. De beroepsplaat heeft een geldigheidsduur van een kalenderjaar. De plaat kan elk jaar worden vernieuwd op voorwaarde dat de houder aantoont dat hij nog steeds voldoet aan alle verwervingsvoorwaarden bepaald in artikel 21 en aan de vernieuwingsvoorwaarden bepaald in artikel 22 van dit besluit.

Dezelfde houder mag maximaal twee kentekenplaten per soort plaat en per vestigingseenheid hebben.

Een houder die in zijn vestigingseenheid 20 of meer voltijdsequivalente werknemers tewerkstelt en die dit kan staven met het afschrift van de DmfA (multifunctionele verklaring aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) van het kwartaal dat aan zijn aanvraag voorafgaat, mag evenwel bijkomende beroepsplaten verwerven waarvan het aantal als volgt wordt bepaald:

— Indien de houder tussen twintig en dertig voltijdsequivalente werknemers in dienst heeft, kan hij een bijkomende beroepsplaat verkrijgen, hetgeen neerkomt op een totaal van drie beroepsplaten per soort plaat en per vestigingseenheid;

— Indien de houder tussen dertig en veertig voltijdsequivalente werknemers in dienst heeft, kan hij twee bijkomende beroepsplaten verkrijgen, hetgeen neerkomt op een totaal van vier beroepsplaten per soort plaat en per vestigingseenheid;

— Indien de houder meer dan veertig voltijdsequivalente werknemers in dienst heeft, kan hij drie bijkomende beroepsplaten verkrijgen, hetgeen neerkomt op een totaal van vijf beroepsplaten per soort plaat en per vestigingseenheid.

Deze beroepsplaat mag worden gebruikt gedurende ten hoogste acht niet-opeenvolgende dagen per jaar en per voertuig.

HOOFDSTUK V. — Nationale plaat

Afdeling 1. — Definitie

Art. 27. De nationale plaat wordt aan een bepaald voertuig gekoppeld om gedurende twintig opeenvolgende kalenderdagen op het Belgisch grondgebied de volgende formaliteiten te kunnen vervullen:

— de levering van dat voertuig;

— de verplaatsing van het voertuig met het oog op een herstelling;

— de controle van het voertuig na een herstelling;

— de verplaatsingen voor het voorrijden van het voertuig met het oog op het verkrijgen van een individuele goedkeuring;

— de verplaatsingen voor het voorrijden van het voertuig bij een instelling belast met de technische controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen;

— de demonstratie van dit goedgekeurde voertuig. Het doel van de demonstratie is een goedgekeurd voertuig aan het publiek te tonen. De houder van de nationale plaat mag ook een natuurlijke persoon toestemming verlenen om dit voertuig met de nationale plaat te gebruiken.

— de test van een voertuig dat al meer dan dertig jaar in het verkeer is gebracht, door een expert in het kader van een expertise van dat voertuig.

Afdeling 2. — Categorieën waarvoor de nationale plaat kan worden aangevraagd

Art. 28. De nationale plaat is voorbehouden aan elke natuurlijke of rechtspersoon die in België verblijft. In dit verband zij verwezen naar paragraaf 1, lid 2, van artikel 3 van het besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, waarin is bepaald dat het verblijf in België betekent dat deze personen aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

a) ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente en een minimumleeftijd hebben van zestien jaar;

b) ingeschreven zijn in de Belgische Kruispuntbank van Ondernemingen als rechtspersoon;

c) als rechtspersoon opgericht zijn door of krachtens het internationaal of buitenlands recht en beschikken over een vaste verblijfplaats in België waar het voertuig beheerd of gebruikt wordt.

Afdeling 3. — Gebruiksvoorwaarden

Art. 29. De nationale plaat mag slechts gedurende twintig opeenvolgende kalenderdagen worden gebruikt om op het Belgische grondgebied de formaliteiten bedoeld in artikel 27 uit te voeren.

Afdeling 4. — Geldigheidsduur

Art. 30. De nationale plaat heeft een geldigheidsduur van twintig opeenvolgende kalenderdagen. Deze nationale plaat kan slechts eenmaal per jaar en per voertuig aan eenzelfde houder worden afgegeven.

HOOFDSTUK VI. — Indienen van de aanvraag

Afdeling 1. — Gemeenschappelijke bepalingen voor de kentekenplaten proefrit, handelaar, beroep en nationaal

Art. 31. De aanvraag om inschrijving proefrit, handelaar, beroep of nationaal moet worden ingegeven via elektronische verzending van gegevens naar de dienst “DIV” van het directoraat-generaal Wegverkeer en Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, overeenkomstig de richtlijnen van de leidinggevende ambtenaar of diens gemachtigde.

Deze aanvraag moet betrekking hebben op de soort plaat die overeenstemt met een van de categorieën die er kunnen van genieten en die bepaald zijn in de artikelen 5, 12, 20 en 28.

De aanvrager vult het aanvraagformulier in overeenkomstig de richtlijnen van de leidinggevende ambtenaar of diens gemachtigde, dagtekent en ondertekent het. De aanvraag om inschrijving kan slechts worden ingeleid door de persoon, gebruiker van de elektronische toepassing, die heeft geleid tot voornoemde inschrijving, en van wie de identiteit en de hoedanigheid voor echt kan worden verklaard.

De bescheiden, opgaven en inlichtingen waarvan de overlegging wordt gevraagd, maken integraal deel uit van de aanvraag en worden erbij gevoegd.

Voor de toepassing van het artikel 5, eerste lid, 3° en 4°, van het artikel 31 en het artikel 38 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 januari 1996, wordt aan de Directeur-generaal bevoegd voor het wegverkeer bij de FOD Mobiliteit en Vervoer of eventueel aan de persoon die aangesteld is om tijdelijk deze functie uit te voeren, delegatie verleend en machtiging tot ondertekening. Zie M.B. 12 oktober 2020.

Art. 32. Geen enkele aanvraag om inschrijving mag worden ingediend op naam van meerdere personen of op naam van een feitelijke vereniging.

Art. 33. Het formulier voor de aanvraag om inschrijving wordt door de aanvrager gedagtekend en ondertekend; wanneer deze een andere dan een natuurlijke persoon is, moet de aanvraag door een gemachtigd persoon worden ondertekend.

Art. 34. Het formulier voor de aanvraag om inschrijving bevat het attest van de verzekeraar. Dit attest draagt het zegel van de verzekeraar, dat moet overeenstemmen met het vooraf bij de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer gedeponeerde model, alsook de naam in drukletters en de handtekening van zijn gemachtigde.

De verzekeraar mag zijn attest slechts op een formulier voor de aanvraag om inschrijving doen voorkomen als bewijs :

  • hetzij van het onderschrijven van een verzekeringscontract overeenkomstig de wettelijke bepalingen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen voor verscheidene voertuigen, achtereenvolgens in het verkeer te brengen onder dekking van een ″proefrittenplaat″, een ″handelaarsplaat″, een “beroepsplaat” of een “nationale plaat”;
  • hetzij van het aanbrengen van wijzigingen in het onderschreven verzekeringscontract.

Afdeling 2. — Bepalingen eigen aan de inschrijving ″handelaar″ en de inschrijving “beroep”

Art. 35. De aanvrager moet op het aanvraagformulier voor registratie de volgende aanvullende informatie vermelden:

— of de maximale cilinderinhoud, uitgedrukt in kubieke centimeter, van voertuigen waarop een ″handelaarsplaat″ of ″beroepsplaat″ zal worden aangebracht;

— of de maximaal toegestane massa, uitgedrukt in kilogrammen, van deze voertuigen;

— of allebei van het bovenstaande.

Afdeling 3. — Bepalingen eigen aan de inschrijving “beroep”

Art. 36. Alvorens de beroepsplaat op een welbepaald voertuig aan te brengen, moet de houder het attest van voorlopige inschrijving voor dit voertuig op de website van de Directie Inschrijvingen Voertuigen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer aanvragen. Hiertoe vult hij het onlineformulier dat beschikbaar is op de website van de Directie Inschrijvingen Voertuigen van de FOD Mobiliteit en Vervoer, volledig in. Het attest van voorlopige inschrijving, automatisch aangemaakt door het volledig ingevulde onlineformulier, moet zich in papierformaat of onder een leesbaar elektronisch formaat aan boord van het voertuig bevinden.

HOOFDSTUK VII. — Vernieuwing van de proefrittenplaten, handelaars- en beroepsplaten

Art. 37. Tussen 1 oktober en de laatste dag van de maand februari van het jaar dat volgt op het verval van de geldigheid, moet de houder van een proefrittenplaat, een handelaarsplaat of een beroepsplaat aantonen dat hij nog steeds voldoet aan alle voorwaarden om deze proefrittenplaat, een handelaarsplaat of een beroepsplaat te behouden.

Daartoe dient hij, met doorsturing van gegevens via elektronische weg, bij de “DIV” van het directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid een aanvraag om vernieuwing van het zelfklevende vignet in, door middel van het onlineformulier bedoeld in artikel 31, ingevuld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 31 tot 35 van dit besluit.

Indien de proefrittenplaat of de handelaarsplaat niet meer met de in voege zijnde modelplaat overeenstemt, moet de houder de schrapping van deze kentekenplaat uitvoeren om een nieuwe kentekenplaat conform met het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen aan te vragen.

Art. 38. De vernieuwing gebeurt als de houder nog steeds voldoet aan alle in onderstaande artikelen bepaalde voorwaarden :

— 6 en 7 voor wat betreft de proefrittenplaat;

— 13 en 14 voor wat betreft de handelaarsplaat;

— 21 en 22 voor wat betreft de beroepsplaat.

In voorkomend geval kan de minister bevoegd voor het inschrijven van voertuigen of diens gemachtigde eisen dat de houder van de te vernieuwen inschrijving ″proefritten″, “handelaar” of “beroep” hem elke andere inlichting of elk ander document bezorgt waardoor hij zich ervan kan vergewissen dat er nog steeds voldaan wordt aan al de in dit besluit vastgelegde voorwaarden om deze inschrijving ″proefritten″, “handelaar” of “beroep” te behouden. Zijn aanvraag moet gemotiveerd zijn.

Voor de toepassing van het artikel 5, eerste lid, 3° en 4°, van het artikel 31 en het artikel 38 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 januari 1996, wordt aan de Directeur-generaal bevoegd voor het wegverkeer bij de FOD Mobiliteit en Vervoer of eventueel aan de persoon die aangesteld is om tijdelijk deze functie uit te voeren, delegatie verleend en machtiging tot ondertekening. Zie M.B. 12 oktober 2020.

HOOFDSTUK VIII. — Afgifte van de proefrittenplaat, de handelaarsplaat en de beroepslaat, evenals van het bijbehorende inschrijvingsbewijs

Het woord "beroepslaat" dient gelezen te worden als "beroepsplaat".

Art. 39. Wanneer alle voorwaarden om een proefrittenplaat, een handelaarsplaat of een beroepsplaat te verwerven of te behouden daadwerkelijk zijn vervuld, geeft de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer de bedoelde plaat en een inschrijvingsbewijs met vermelding van de nieuwe uiterste geldigheidsdatum af, evenals een zelfklevend vignet met vermelding van het nieuwe jaartal.

Dit zelfklevende vignet moet op de specifiek daartoe bestemde plaats op de plaat worden aangebracht. Het op het zelfklevende vignet vermelde jaartal bepaalt het jaar waarop de geldigheid van de inschrijving vervalt. De voor 1 oktober afgegeven vignetten dragen als jaartal dat van het lopende kalenderjaar; de vignetten die vanaf 1 oktober worden afgegeven, dragen het jaartal van het daaropvolgende kalenderjaar.

Het inschrijvingsbewijs vermeldt de uiterste geldigheidsdatum, namelijk “31/12/”, gevolgd door het jaartal van het zelfklevende vignet.

HOOFDSTUK IX. — Afgifte van de nationale plaat en van het bijbehorende voorlopige inschrijvingsbewijs

Art. 40. Wanneer alle voorwaarden om een nationale plaat te verwerven daadwerkelijk zijn vervuld, geeft de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer de nationale platen (de officiele kentekenplaat en de reproductie ervan) en het voorlopige inschrijvingsbewijs met vermelding van de nieuwe uiterste geldigheidsdatum, evenals de zelfklevende vignetten met vermelding van de termijn van twintig kalenderdagen bedoeld in artikel 30 van dit besluit, af.

Het woord "officiele" dient gelezen te worden als "officiële".

Dit zelfklevende vignet moet op de specifiek daartoe bestemde plaats op de plaat worden aangebracht.

De afgifte van de nationale plaat wordt geheven ten laste van de aanvrager wat betreft de vergoeding zoals bedoeld in artikel 1, 3° van het koninklijk besluit van 6 november 2010 betreffende de vaststelling van de vergoedingen verbonden aan de inschrijving van voertuigen.

HOOFDSTUK X. — Bepalingen betreffende de wijziging van de vermeldingen met betrekking tot de houder van het inschrijvingsbewijs

Art. 41. Elk feit dat een wijziging van de vermeldingen betreffende de houder van een inschrijvingsbewijs ″proefritten″, van een inschrijvingsbewijs ″handelaar” of van een inschrijvingsbewijs “beroep” vereist, moet binnen vijftien dagen ter kennis van de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer worden gebracht met het formulier bedoeld in artikel 31, en ingevuld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 32 tot 35 van dit besluit.

De houder voegt bij dit formulier het inschrijvingsbewijs dat in zijn bezit is en stuurt het geheel met een ter post aangetekende zending naar de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

De Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer geeft daarop een nieuw inschrijvingsbewijs voor de ″proefrittenplaat″, “handelaarsplaat” of “beroepsplaat” af.

Deze bepaling is niet van toepassing voor wat betreft de adreswijzigingen van de houder.

HOOFDSTUK XI. — Bepalingen met betrekking tot de schrapping, de inbeslagname en het terugsturen van proefrittenplaten, handelaarsplaten, beroepsplaten en nationale platen

Art. 42. De houder van een proefrittenplaat, een handelaarsplaat of een beroepsplaat moet deze laten schrappen bij de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer op de onderstaande manier :

  • binnen vijftien dagen die volgen op de stopzetting van de uitoefening van het beroep of de activiteit op grond waarvan hij de plaat verwierf, zelfs als de geldigheid van de inschrijving “proefritten”, “handelaar” of “beroep” nog steeds loopt;
  • zodra hij niet langer is verzekerd conform de wettelijke bepalingen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, zelfs als de geldigheid van de inschrijving “proefritten”, “handelaar” of “beroep” nog steeds loopt;
  • ten laatste op 15 maart volgend op het verval van de geldigheid van de “proefrittenplaat”, de “handelaarsplaat” of de “beroepsplaat”, als hij de formaliteiten bedoeld in artikel 38 niet wenst te vervullen; als de houder de schrapping niet binnen de vastgelegde termijn liet uitvoeren, zal de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer overgaan tot ambtshalve schrapping.

Art. 43. Een proefrittenplaat, een handelaarsplaat, een beroepsplaat, of een nationale plaat die in beslag is genomen wegens onrechtmatige inschrijving of onrechtmatig gebruik van een van de in dit besluit bedoelde platen, wordt onmiddellijk aan de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer teruggegeven.

Art. 44. De houder die het voorwerp uitmaakte van een inbeslagname van een van de in dit besluit bedoelde platen, zal geen aanvraag voor een nieuwe kentekenplaat voor hetzelfde soort plaat als die welke het voorwerp uitmaakte van de inbeslagname kunnen indienen, en dit gedurende een periode van een jaar te rekenen vanaf de vaststelling van de onrechtmatigheden.

De weigering van de aanvraag om inschrijving wordt hem per aangetekende zending betekend.

Binnen dertig dagen na de kennisgeving van de weigering kan de betrokkene met een aangetekende zending bezwaar aantekenen bij het directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, City Atrium, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel.

Het voormelde directoraat-generaal moet de betrokkene horen, als deze daar in zijn bezwaarbrief om verzoekt.

De minister of diens gemachtigde doet uitspraak binnen dertig dagen na de verzending van de brief waarin beroep werd aangetekend, of in voorkomend geval, binnen dertig dagen na het horen van de betrokkene.

Het beroep heeft geen schorsende kracht.

Art. 45. Al wie in het bezit komt van een kentekenplaat of van een inschrijvingsbewijs ″proefritten″, ″handelaar″, “beroep” of “nationaal” waarvan hij de houder niet is, moet deze plaat of dit bewijs onmiddellijk aan de dichtstbijzijnde politieoverheid bezorgen voor de teruggave ervan aan de Directie Inschrijvingen Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

HOOFDSTUK XII. — Vertoning van het inschrijvingsbewijs en van het attest van voorlopige inschrijving

Art. 46. De inschrijvingsbewijzen van de proefrittenplaat, de handelaarsplaat, de beroepsplaat en de nationale plaat, evenals het attest van voorlopige inschrijving van de beroepsplaat en de documenten vermeld in de bijlagen 1 tot 3 van dit besluit moeten worden vertoond op elke vordering van een ambtenaar of beambte bevoegd om toezicht uit te oefenen op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en de ter uitvoering daarvan genomen reglementen.

HOOFDSTUK XIII. — Verbod op het rondrijden met voertuigen met een kantekenplaat waarvan de geldigheid is vervallen

Het woord "kantekenplaat" dient gelezen te worden als "kentekenplaat".

Art. 47. Het is verboden om rond te rijden met proefrittenplaten, handelaarsplaten, beroepsplaten of nationale platen waarvan de geldigheid is vervallen.

Ook al kan de vernieuwing van proefrittenplaten, handelaarsplaten en beroepsplaten worden aangevraagd tot de laatste dag van de maand februari van het jaar dat volgt op het verval van de geldigheid, is het niettemin verboden om op de openbare weg rond te rijden met een voertuig met een van deze platen waarvan de geldigheid is vervallen.

HOOFDSTUK XIV. — Delegaties van bevoegdheden

Art. 48. De letterreeksen voorbehouden voor de proefrittenplaat, de handelaarsplaat, de beroepsplaat de nationale plaat, alsook de modellen van voornoemde platen, van de bijbehorende inschrijvingsbewijzen en van de zelfklevende vignetten worden door de minister bevoegd voor het inschrijven van voertuigen vastgesteld.

BIJLAGE 1

PDF

BIJLAGE 2

PDF

BIJLAGE 3

PDF

BIJLAGE 4

PDF