Hoofdstuk I. Definities

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de mobiliteit;

2° decreet : het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen;

3° bevoegde administratie : het Departement Mobiliteit en Openbare werken, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

4° wegeninspecteurs : de ambtenaren, bedoeld in artikel 64 van het decreet;

5° wegeninspecteurs-controleurs : de ambtenaren, bedoeld in artikel 64 en 66 van het decreet;

6° VVM : de Vlaamse Vervoermaatschappij " De Lijn ".

Hoofdstuk II. Geregeld vervoer

Artikel 2

Versterkingsritten van geregeld vervoer worden door de VVM georganiseerd.

Onder versterkingsritten wordt verstaan : de ritten, uitgevoerd om tegemoet te komen aan de vraag naar meer vervoermogelijkheden met inzet van extra materieel langs een bepaald traject van geregeld vervoer, naar aanleiding van een toevallige of een geplande verhoging van de vervoersvraag.

Art. 2/1. Voor de exploitatie van geregeld vervoer als vermeld in artikel 16, § 1, van het decreet, is een vergunning vereist.

Het model van aanvraagformulier voor het verkrijgen of vernieuwen van een vergunning voor geregeld vervoer is als bijlage I bij dit besluit gevoegd.

Art. 2/2. De minister is belast met het uitreiken van de vergunning. De minister neemt een beslissing binnen twee maanden na de datum waarop de vervoerder de vergunningsaanvraag heeft ingediend, rekening houdend met artikel 16, § 2, tweede lid, van het decreet. De aanvrager wordt daarvan op de hoogte gebracht uiterlijk tien dagen na afloop van de bovenvermelde termijn.

Art. 2/3. De duur van de vergunning voor het geregeld vervoer bedraagt maximaal vijf jaar. De minister kan de vergunning telkens voor maximaal vijf jaar hernieuwen.

Art. 2/4. De vergunningshouders zijn ertoe gehouden:

1° de bepalingen van de vergunning na te leven, in het bijzonder de bepalingen over de te verzorgen verbindingen, de regelmaat, de continuïteit, de frequentie en de reisweg;

2° de stopplaatsen te voorzien van een dienstregeling en een halte-aanduiding;

3° de vergunning of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan boord van hun voertuigen te houden.

Art. 2/5. De minister kan de vergunninghouders verplichten de door de Vlaamse Regering vastgestelde tarieven na te leven.

Art. 2/6. De vergunning, vermeld in artikel 2/1, wordt ingetrokken en beëindigd conform artikel 4 tot en met 6. Aan de vergunninghouder kan ook een verbod worden opgelegd om aan geregeld vervoer te doen als vermeld in artikel 7.

Artikel 3

De minister is, ter uitvoering van artikel 17 van het decreet, belast met het nemen van een beslissing, respectievelijk het afleveren van de vergunning, het verlenen van instemming en het vernieuwen van de vergunning voor grensoverschrijdend geregeld vervoer.

In het geval van artikel 17, § 1, tweede lid van het decreet, beslist de minister binnen twee maanden overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, lid 2, van verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006.

Het model van aanvraagformulier voor het verkrijgen of vernieuwen van een vergunning voor het grensoverschrijdend vervoer is als bijlage I bij dit besluit gevoegd.

Artikel 4

De ambtenaren die met de controle belast zijn, kunnen de vergunning voorlopig intrekken, in afwachting van het onderzoek ten gronde, als de vervoerder:

onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of de vernieuwing van de vergunning;

niet meer voldoet aan een van de voorwaarden die vereist waren voor het afleveren van de bestaande vergunning;

een ernstige inbreuk of kleinere herhaalde inbreuken heeft gemaakt op de regelgeving inzake vervoer en verkeersveiligheid zoals bedoeld in artikel 22, lid 1, van de hogervermelde verordening (EG) nr. 1073/2009.

Artikel 5

De bevoegde administratie stelt een grondig onderzoek in en hoort de vergunninghouder.

De minister deelt zijn beslissing mee aan de vergunninghouder uiterlijk drie maanden nadat de ambtenaar die met de controle belast is, de vergunning heeft ingetrokken.

Artikel 6

Als de minister vaststelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 4, wordt de bestaande vergunning beëindigd.

Artikel 7

De bevoegde administratie verbiedt de vergunninghouder om op het Vlaamse grondgebied grensoverschrijdend vervoer te doen indien hij herhaaldelijk ernstige inbreuken heeft gemaakt op de reglementering inzake de verkeersveiligheid, onder andere ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders.

Hoofdstuk III. Bijzondere vormen van geregeld vervoer

Afdeling I. Niet-grensoverschrijdend vervoer

Onderafdeling I. Overeenkomst
Artikel 8

Voor de exploitatie van niet-grensoverschrijdende bijzondere vormen van geregeld vervoer is geen vergunning vereist als er een overeenkomst is gesloten tussen de organisator en de vervoerder.

De modelovereenkomst is als bijlage II bij dit besluit gevoegd en bevat minimale gegevens, die de contracterende partijen nog kunnen aanvullen.

Artikel 9

De overeenkomst kan maximaal voor vijf jaar worden afgesloten.

Artikel 10

Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de overeenkomst wordt binnen vijftien dagen na het sluiten van de overeenkomst opgestuurd aan de bevoegde administratie. Ook als de overeenkomst wordt vernieuwd moet er een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de overeenkomst worden opgestuurd.

Onderafdeling II. Vergunning
Artikel 11

Voor de exploitatie van niet-grensoverschrijdende bijzondere vormen van geregeld vervoer is een vergunning vereist als er geen overeenkomst tussen de vervoerder en de organisator werd afgesloten. Die vergunning kan enkel worden afgeleverd aan exploitanten die in Vlaanderen gevestigd zijn.

Het model van aanvraagformulier voor het verkrijgen of het vernieuwen van een vergunning voor niet-grensoverschrijdend vervoer is als bijlage I bij dit besluit gevoegd.

Artikel 12

De minister is ter uitvoering van artikel 19, § 1, tweede lid, van het decreet, belast met het afleveren van de vergunning.

De minister neemt een beslissing binnen één maand na de datum waarop de vervoerder de vergunningsaanvraag heeft ingediend. De aanvrager wordt hiervan op de hoogte gebracht binnen tien dagen na afloop van bovenvermelde termijn.

De vergunning wordt geweigerd indien blijkt dat :

het vervoer waarvoor de vergunning wordt aangevraagd niet beantwoordt aan de bepalingen van artikel 2, 2° van het decreet;

het modelaanvraagformulier, dat als bijlage I bij dit besluit is gevoegd, niet is gebruikt of niet volledig werd ingevuld;

er niet is voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg;

er niet is voldaan aan de verplichting om de op het grondgebied van het Vlaamse Gewest geldende collectieve arbeidsovereenkomsten na te leven.

Artikel 13

De maximale geldigheidsduur van de vergunning bedraagt vijf jaar.

Artikel 14

De vergunning of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift ervan moet in het voertuig aanwezig zijn en getoond worden op verzoek van de ambtenaren die met de controle zijn belast.

Artikel 15

De vergunninghouder is voor de hele duur van de vergunning ertoe gehouden :

de bepalingen van de vergunning na te leven, in het bijzonder de bepalingen betreffende de te verzorgen verbindingen, de continuïteit, de frequentie, de reisweg en de categorie van reizigers;

te voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg;

de op het grondgebied van het Vlaamse Gewest geldende collectieve arbeidsovereenkomsten na te leven;

de geldende reglementering inzake verkeersveiligheid te respecteren.

Artikel 16

De vergunning wordt ingetrokken en beëindigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 tot en met 6 van dit besluit. Tevens kan aan de vergunninghouder een verbod worden opgelegd zoals bedoeld in artikel 7 van dit besluit.

Afdeling II. Grensoverschrijdend vervoer

Onderafdeling I. Overeenkomst
Artikel 17

Voor de exploitatie van grensoverschrijdende bijzondere vormen van geregeld vervoer is geen vergunning vereist als er een overeenkomst is gesloten tussen de organisator en de vervoerder.

De modelovereenkomst is als bijlage II bij dit besluit gevoegd.

Artikel 18

De overeenkomst kan maximaal voor vijf jaar worden afgesloten.

Artikel 19

Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de overeenkomst wordt binnen vijftien dagen na het sluiten van de overeenkomst opgestuurd aan de bevoegde administratie. Ook als de overeenkomst wordt vernieuwd, moet er een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de overeenkomst worden opgestuurd.

Onderafdeling II. Vergunning
Artikel 20

Als er geen overeenkomst werd afgesloten tussen de vervoerder en de organisator, is er voor de exploitatie van de grensoverschrijdende bijzondere vormen van geregeld vervoer een vergunning vereist, die wordt afgeleverd door de minister, voorzover het vertrekpunt in Vlaanderen is gelegen.

De minister neemt een beslissing binnen vier maanden na de datum waarop de vervoerder de vergunningsaanvraag heeft ingediend. De aanvrager wordt hiervan op de hoogte gebracht binnen tien dagen na afloop van bovenvermelde termijn.

De vergunning wordt geweigerd indien blijkt dat niet is voldaan aan de bepalingen van artikel 12, derde lid van dit besluit.

Het model van aanvraagformulier voor het verkrijgen of vernieuwen van een vergunning voor grensoverschrijdend vervoer is als bijlage I bij dit besluit gevoegd.

Artikel 21

De minister is, ter uitvoering van artikel 19, § 1, vijfde lid, van het decreet, belast met het verlenen van instemming. De minister beslist binnen twee maanden overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, lid 2, van de hogervermelde verordening (EG) nr. 1073/2009.

Artikel 22

De maximale geldigheidsduur van de vergunning bedraagt vijf jaar.

Artikel 23

De vergunning of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift ervan en een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning moeten in het voertuig aanwezig zijn en getoond worden op verzoek van de ambtenaren die met de controle zijn belast.

Artikel 24

De vergunninghouder is voor de hele duur van de vergunning ertoe gehouden de bepalingen van artikel 15 van dit besluit na te leven.

Artikel 25

De vergunning wordt ingetrokken en beëindigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 tot en met 6 van dit besluit. Tevens kan aan de vergunninghouder een verbod worden opgelegd zoals bedoeld in artikel 7 van dit besluit.

Hoofdstuk IV. Bepalingen gemeen aan de hoofdstukken II en III : Vervoer voor eigen rekening

Artikel 26

Een attest kan enkel worden afgeleverd aan diegene die het bewijs levert dat er is voldaan aan de voorwaarden van artikel 22 van het decreet en die kan aantonen dat de vorm van vervoer waarvoor hij een attest aanvraagt, geregeld vervoer dan wel een bijzondere vorm van geregeld vervoer betreft.

Artikel 27

De minister is, ter uitvoering van artikel 23 van het decreet, belast met het afleveren van het attest.

De minister neemt een beslissing binnen één maand na de datum waarop de vervoerder de vergunningsaanvraag heeft ingediend.

De aanvrager wordt hiervan op de hoogte gebracht binnen tien dagen na afloop van bovenvermelde termijn.

Het attest wordt geweigerd indien blijkt dat :

het vervoer waarvoor de vergunning werd aangevraagd niet beantwoordt aan de bepalingen van artikel 2, 3°, van het decreet en artikel 26 van dit besluit :

het modelattest, dat als bijlage III bij dit besluit is gevoegd, niet is gebruikt of niet volledig werd ingevuld;

er niet is voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg;

er niet is voldaan aan de verplichting om de op het grondgebied van het Vlaamse Gewest geldende collectieve arbeidsovereenkomsten na te leven.

Artikel 28

De maximale geldigheidsduur van het attest is vijf jaar.

Artikel 29

Het attest of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift ervan moet in het voertuig aanwezig zijn en getoond worden op verzoek van de ambtenaren die met de controle zijn belast.

Artikel 30

Het attest wordt ingetrokken en beëindigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 tot en met 6 van dit besluit.

Tevens kan aan de houder van het attest een verbod worden opgelegd zoals bedoeld in artikel 7 van dit besluit.

Hoofdstuk V. Uitzonderingsbepaling

Artikel 31

De bepalingen van artikel 12, derde lid, 3°, artikel 15, 2°, artikel 20, derde lid en artikel 27, derde lid, 3° zijn niet van toepassing op de personen die niet het beroep van vervoerder over de weg uitoefenen, zoals bedoeld in artikel 20 van het decreet.

Hoofdstuk VI. Ongeregeld vervoer (opgeheven)

Hoofdstuk VII. Bevoegde ambtenaren

Artikel 37

De wegeninspecteurs en de wegeninspecteurs-controleurs zijn ambtenaren van de administratie Wegen en Verkeer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die worden aangewezen door de minister. Zij houden toezicht op de bepalingen van artikel 15 tot en met 24 van het decreet.

De aanstelling blijkt uit een door de minister ondertekend legitimatiebewijs zoals beschreven in bijlage IV bij dit besluit.

Hoofdstuk VIII. Administratieve geldboete

Artikel 38

§1. De wegeninspecteur of wegeninspecteur-controleur die een inbreuk vaststelt op artikel 66, § 1, van het decreet, stelt de overtreder ter plaatse in kennis van het voornemen om een administratieve geldboete van 250 euro op te leggen. Gelijktijdig licht hij de bevoegde wegeninspecteur-controleur hierover in.

De overtreder kan binnen dertig dagen na de vaststelling van de inbreuk zijn opmerkingen aan de wegeninspecteur-controleur laten kennen.

§2. De overtreder wordt, binnen zestig dagen na de vaststelling van de inbreuk, door de wegeninspecteur-controleur van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete op de hoogte gebracht via een aangetekende brief met ontvangstbewijs.

§3. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen dertig dagen na de kennisgeving bedoeld in § 2 van dit artikel.

§4. Bij gebrek aan betaling binnen de vastgestelde termijn wordt door het afdelingshoofd van de bevoegde administratie een dwangbevel uitgevaardigd en uitvoerbaar verklaard.

§5. De directeur-generaal van de administratie Wegen en Verkeer beslist over de gemotiveerde verzoeken tot vermindering of kwijtschelding van de boetes. Het verzoekschrift dient via een aangetekende brief te worden ingediend binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving, bedoeld in § 2 van dit artikel.

Als de betrokkene daarom verzoekt, kan hij gehoord worden en zich laten bijstaan door een raadsman.

§6. Gedurende het onderzoek van het verzoekschrift is de verplichting tot het betalen van de administratieve geldboete geschorst.

§7. De beslissing betreffende de verzoeken, bedoeld in § 5 van dit artikel, wordt genomen binnen drie maanden na de indiening van het verzoekschrift. Deze termijn kan eenmaal voor dezelfde duur verlengd worden op voorwaarde dat die verlenging omstandig wordt gemotiveerd.

Indien binnen de verlengde termijn geen beslissing werd genomen, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.

§8. De definitieve beslissing over het verzoek wordt met redenen omkleed en aan de indiener van het verzoekschrift ter kennis gebracht via een aangetekende brief met ontvangstbewijs.

§9. Vanaf de kennisgeving, bedoeld in § 8 van dit artikel, vangt een nieuwe termijn van dertig dagen aan waarna overeenkomstig § 4 van dit artikel een dwangbevel kan worden uitgevaardigd en uitvoerbaar verklaard.

Hoofdstuk IX. Opheffingsbepalingen

Artikel 39

Artikel 1 tot en met 9 en artikel 12 tot en met 14 van het koninklijk besluit van 29 november 1974 houdende vaststelling van bijzondere regels voor het internationaal vervoer van reizigers met autocars en autobussen worden opgeheven voorzover ze betrekking hebben op het grensoverschrijdend geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer.

Artikel 40

Het koninklijk besluit van 31 juli 1980 tot vaststelling van de voorwaarden voor de afgifte van machtigingen voor de bijzondere autobusdiensten wordt opgeheven.

Artikel 41

In artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg worden opgeheven voorzover het betrekking heeft op het niet-grensoverschrijdend en grensoverschrijdend geregeld vervoer en op de bijzondere vormen van geregeld vervoer, worden a), b), c) en g) opgeheven.

Hoofdstuk X. Overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen

Artikel 42

De machtigingen die werden afgeleverd op basis van artikel 13 van de besluitwet van 30 december 1946 blijven nog geldig tot de einddatum van die machtigingen.

Artikel 43

De overeenkomsten, genoemd in artikel 8 en 17 van dit besluit, die reeds zijn afgesloten, blijven maximaal vijf jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, voorzover de inhoud van deze overeenkomsten rechtsgeldig is overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Artikel 44

Artikel 2, 1°, 2°, 3°, 7° en 8°, artikel 3, artikel 15 tot en met 24, artikel 63 tot en met 67, en artikel 70, 1° tot en met 13°, 15° en 24° van het decreet treden in werking.

Artikel 45

De Vlaamse minister, bevoegd voor de mobiliteit, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN

Bijlage I. Aanvraag van een vergunning

Bijlage II. Overeenkomst

 

Bijlage III. Attest

 

Bijlage IV. Beschrijving van het model van legitimatiekaart van de Vlaamse wegeninspecteurs en de wegeninspecteurs-controleurs (opgeheven)