Art. 9.1. De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs B met begeleider, volgt een rijopleiding met een begeleider die het vormingsmoment, vermeld in dit hoofdstuk, heeft gevolgd. Als de kandidaat verschillende begeleiders heeft, heeft elke begeleider het vormingsmoment, vermeld in dit hoofdstuk, gevolgd.
De verplichting voor de begeleider om het vormingsmoment, vermeld in dit hoofdstuk, te volgen, geldt niet voor de instructeur die een kandidaat begeleidt die houder is van een voorlopig rijbewijs B met begeleider, op voorwaarde dat die instructeur voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° hij beschikt over een geldige instructietoelating voor het geven van onderricht om voertuigen van categorie B te besturen;
2° hij heeft het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, met goed gevolg ondergaan.
Art. 9.2. § 1. Het vormingsmoment wordt online of ter plaatse gevolgd bij een rijschool conform de voorwaarden, vermeld in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, of bij een instructeur die erkend is conform afdeling 2.
§ 2. Als het vormingsmoment online wordt gegeven, wordt het live gegeven via een digitaal platform en voldoet het aan de volgende voorwaarden:
1° alle begeleiders zijn steeds visueel zichtbaar voor de instructeur en voor de andere begeleiders;
2° alle deelnemers kunnen communiceren met de instructeur en met elkaar;
3° er worden actieve werkvormen gebruikt.
In deze paragraaf wordt verstaan onder actieve werkvormen: de wijze waarop de onderwijsleersituatie wordt vormgegeven, waarbij van de deelnemers een actie die anders is dan zuiver lezen, luisteren of kijken, wordt gevraagd.
§ 3. Het vormingsmoment wordt gegeven aan maximaal twintig begeleiders per sessie. De kandidaat-bestuurders die het vormingsmoment bijwonen, worden niet meegerekend.
§ 4. Het vormingsmoment omvat de leerstof die is opgenomen in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 5. Het vormingsmoment duurt drie uur. De pauzes worden daarin niet meegerekend.
Als het vormingsmoment ter plaatse wordt gegeven, mogen er geen alcoholische dranken geserveerd of geconsumeerd worden tijdens het vormingsmoment.
§ 6. Als de begeleider het vormingsmoment volledig gevolgd heeft, blijft dit geldig gedurende een periode van tien jaar.
Art. 9.3. Voor het vormingsmoment betaalt de begeleider een vergoeding. De minister bepaalt de omvang van de vergoeding die per begeleider maximaal verschuldigd is. De vergoeding bedraagt tussen 20 en 30 euro, inclusief de belasting over de toegevoegde waarde. De kandidaat-bestuurder mag het vormingsmoment bijwonen zonder dat hij daarvoor een vergoeding hoeft te betalen.
Behalve de vergoeding, vermeld in het eerste lid, worden aan de begeleider en de kandidaat-bestuurder geen andere kosten aangerekend.
De vergoeding, vermeld in het eerste lid, wordt voorafgaand aan het vormingsmoment geïnd.
Het bedrag van de vergoeding, vermeld in het eerste lid, is gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2022 is bereikt. Het bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november van het voorgaande jaar bereikt is, en wordt tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.
Art. 9.4. De rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2, volgen de instructies die ze van de minister of zijn gemachtigde hebben gekregen.
Art. 9.5. § 1. Als het vormingsmoment online wordt gegeven, verlenen de rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2, het bestuur toegang tot het digitaal platform, vermeld in artikel 9/2, § 2, eerste lid, waarmee het vormingsmoment online wordt gegeven.
De toegang, vermeld in het eerste lid, blijft beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn voor het concrete doeleinde van de toegang.
§ 2. De rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2 geven steeds de planning van het vormingsmoment door voordat het vormingsmoment plaatsvindt en registreren in de gegevensbank, vermeld in
Artikel 9.16, op digitale wijze de volgende gegevens conform de regels die het bestuur bepaalt:
1° de naam en de voornaam van de instructeur die het vormingsmoment geeft;
2° het rijksregisternummer of het bisnummer van de instructeur die het vormingsmoment geeft;
3° in voorkomend geval, het erkenningsnummer van de instructeur;
4° in voorkomend geval, het erkenningsnummer van de rijschool;
5° de wijze waarop het vormingsmoment wordt gegeven;
6° de datum waarop het vormingsmoment doorgaat;
7° het begin- en het einduur van het vormingsmoment;
8° de locatie waar het vormingsmoment wordt gegeven als het vormingsmoment niet online wordt gegeven;
9° de link naar het digitaal platform, vermeld in artikel 9/2, § 2, eerste lid, waarmee het vormingsmoment online wordt gegeven;
10° eventuele opmerkingen.
De rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2 passen de gegevensbank aan bij iedere wijziging ten opzichte van de gegevens die conform het eerste lid in de gegevensbank ingevoerd zijn of als het geplande vormingsmoment niet doorgaat.
Art. 9.6. De rijschool en de instructeur die erkend is conform afdeling 2, zorgen ervoor dat bij elk vormingsmoment dat wordt gegeven, voor elke begeleider die het vormingsmoment heeft gevolgd de volgende gegevens op digitale wijze in de gegevensbank, vermeld in artikel 9/16, worden geregistreerd conform de regels die het bestuur bepaalt:
1° de datum van het vormingsmoment;
2° aan de start van het vormingsmoment:
a) de naam en de voornaam van de begeleider;
b) het rijksregisternummer of het bisnummer van de begeleider;
c) de realtime registratie van de datum en het tijdstip van de start van het gevolgde vormingsmoment;
3° op het einde van het vormingsmoment:
a) de naam en de voornaam van de begeleider;
b) het rijksregisternummer of het bisnummer van de begeleider;
c) de realtime registratie van de datum en het tijdstip van het einde van het gevolgde vormingsmoment.
Art. 9.7. Instructeurs kunnen het vormingsmoment geven buiten een rijschool als de minister of zijn gemachtigde hen daarvoor erkent.
Art. 9.8. § 1. Een instructeur die voldoet aan de volgende voorwaarden, kan erkend worden en blijven:
1° hij beschikt over een geldig beroepsbekwaamheidsbrevet II of III als vermeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
2° hij is in het bezit van een geldige instructietoelating voor het geven van onderricht om voertuigen van categorie B te besturen;
3° hij heeft de opleiding gevolgd, vermeld in artikel 38bis, 1°, van het voormelde koninklijk besluit en bijkomend de opleiding, vermeld in artikel 38bis, 2°, van het voormelde koninklijk besluit als het vormingsmoment online wordt gegeven;
4° hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, 2° en 5°, van het voormelde koninklijk besluit;
5° hij voldoet aan de vereiste om elk kalenderjaar een bijscholing van twaalf uur te volgen, vermeld in artikel 14,
§ 1, van het voormelde koninklijk besluit;
6° hij heeft het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, met goed gevolg ondergaan;
7° hij was gedurende de drie voorgaande jaren niet in het bezit van een eerdere erkenning om het vormingsmoment voor begeleiders te geven, die conform artikel 9/13, § 3, tweede lid, of § 5, van dit besluit, is ingetrokken.
§ 2. De instructeur die de erkenning wil verkrijgen, dient bij het bestuur een aanvraag tot erkenning in conform de regels die het bestuur bepaalt. Het bestuur bepaalt het model van de aanvraag tot erkenning. Bij de aanvraag worden de volgende geldige documenten gevoegd:
1° het beroepsbekwaamheidsbrevet II of III, vermeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
2° het bewijs dat hij beschikt over een geldige instructietoelating voor het geven van onderricht om voertuigen van categorie B te besturen;
3° het getuigschrift dat conform artikel 38quinquies, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit na afloop van de opleiding, vermeld in artikel 38bis, 1°, van het voormelde koninklijk besluit werd uitgereikt;
4° een uittreksel uit het strafregister dat hoogstens drie maanden oud is, als bewijs dat hij de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het voormelde koninklijk besluit, heeft nageleefd;
5° het bewijs dat hij gedurende ten minste drie jaar houder is van een rijbewijs dat is afgegeven door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en dat ten minste geldig is voor het besturen van voertuigen van categorie B of van een evenwaardige categorie;
6° het rijgeschiktheidsattest als bewijs dat hij het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, met goed gevolg heeft ondergaan.
§ 3. De instructeur die de erkenning wil verkrijgen, is een retributie verschuldigd. De minister bepaalt de omvang van de retributie die tussen 84 en 90 euro bedraagt.
Het bestuur int de vergoeding vóór de erkenning.
Het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2022 is bereikt. Het bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november van het voorgaande jaar bereikt is, en wordt tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.
Art. 9.9. De lokalen waarin de erkende instructeur het vormingsmoment geeft, voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° ze omvatten een leslokaal en een sanitaire inrichting;
2° ze bevinden zich niet in een drankgelegenheid, noch in een woonruimte;
3° ze voldoen aan de vereisten, vermeld in artikel 15, § 1, vierde lid, 1°, 2° en 3°, van het koninklijk besluit van
11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
4° voor de lokalen is er een attest van de burgemeester of de bevoegde brandweerdienst dat vaststelt dat de lokalen voldoen aan de geldende wettelijke normen.
Art. 9.10. De erkende instructeur leidt de begeleider nauwgezet op. Hij brengt hem de kennis, de vaardigheden en het gedrag bij die zijn opgenomen in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 9.11. De erkende instructeur geeft de begeleiders die het vormingsmoment, vermeld in dit hoofdstuk, volledig hebben gevolgd, een begeleidersattest.
Art. 9.12. Elke functie of betrekking in een erkend orgaan voor technische controle van motorvoertuigen en de controlefuncties, vermeld in artikel 39 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, zijn onverenigbaar met de functie van erkende instructeur voor het vormingsmoment.
Art. 9.13. § 1. De inspecteurs die de minister of zijn gemachtigde aanwijst, mogen in elke omstandigheid de lokalen betreden en het vormingsmoment bijwonen. Ze mogen alle documenten over de schoolactiviteiten raadplegen.
Ze mogen zich, als dat nodig is, met het oog op het onderzoek een kopie laten overhandigen.
De minister of zijn gemachtigde controleert de goede werking van de erkende instructeurs.
De erkende instructeur geeft op verzoek van de minister of zijn gemachtigde alle inlichtingen over de toepassing van dit besluit.
§ 2. Alle personen, vermeld in dit artikel, hebben een deontologische verplichting tot geheimhouding.
§ 3. De minister kan, als de voorwaarden van dit hoofdstuk niet worden nageleefd en nadat hij de erkende instructeur heeft gehoord, de erkenning die met toepassing van deze afdeling verleend is, voor een termijn van minstens acht dagen en hoogstens zes maanden schorsen.
Als de minister ondanks een voorafgaande schorsingsmaatregel van minstens twee maanden vaststelt dat de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, nog altijd niet worden nageleefd, trekt hij de erkenning in die met toepassing van deze afdeling verleend is, nadat hij de instructeur voorafgaandelijk heeft gehoord.
Gedurende de schorsingsperiode of na de intrekkingsbeslissing mag de instructeur geen vormingsmoment organiseren.
§ 4. De minister of zijn gemachtigde kan met onmiddellijke ingang de erkenning schorsen van een instructeur die het voorwerp vormt van een opsporingsonderzoek, een gerechtelijk onderzoek of van een strafvordering wegens het niet-naleven van de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, a) en b), van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
Binnen de strikt nodige tijd en maximaal binnen vijftien dagen die op de maatregel van onmiddellijke schorsing volgen, wordt de intrekkings- of schorsingsprocedure, vermeld in paragraaf 3, aangevat. Bij gebrek daaraan houdt de schorsing van rechtswege op.
§ 5. De minister of zijn gemachtigde kan met onmiddellijke ingang de erkenning intrekken van een instructeur die de erkenning verkregen heeft op basis van valse verklaringen of vervalste documenten.
§ 6. De minister of zijn gemachtigde kan met onmiddellijke ingang de erkenning intrekken van een instructeur die daarom verzoekt, of als wordt vastgesteld dat gedurende een periode van twaalf maanden geen vormingsmomenten georganiseerd zijn.
§ 7. Het vormingsmoment dat verstrekt is door een instructeur die op het moment van het vormingsmoment niet beschikt over een erkenning of van wie de erkenning geschorst of ingetrokken is, wordt niet in aanmerking genomen.
De instructeur betaalt de begeleider de betaalde vergoeding terug.
Art. 9.14. § 1. De instructeurs die erkend zijn conform hoofdstuk III/1, afdeling 2, van dit besluit verwerken de volgende gegevens:
1° de gegevens, vermeld in artikel 9/5, § 2, van dit besluit;
2° de gegevens, vermeld in artikel 9/6 van dit besluit;
3° de gegevens van het begeleidersattest, vermeld in artikel 23, § 9, tweede lid, van het koninklijk besluit van
11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
§ 2. De instructeurs die erkend zijn conform hoofdstuk III/1, afdeling 2, van dit besluit zijn de verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° het administratief beheer;
2° de controle, vermeld in artikel 9/13, § 1;
3° de sanctionering, vermeld in artikel 9/13, § 3 tot en met § 6;
4° de opmaak van algemene en naamloze statistieken.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 4 °, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden tien jaar bijgehouden.
Art. 9.15. § 1. De examencentra bedoeld in artikel 25, § 1, eerste zin, van het koninklijk besluit van
23 maart 1998 betreffende het rijbewijs verwerken de volgende gegevens:
1° de gegevens van de documenten, vermeld in artikel 8/1 van dit besluit;
2° de gegevens, vermeld in artikel 9/6, 1°, 2°, a) en b), en 3°, a) en b), van dit besluit.
§ 2. De examencentra, vermeld in paragraaf 1, zijn de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° het administratief beheer;
2° de controle van de toelatingsvoorwaarden tot het examen, vermeld in artikel 8 en artikel 8/1 van dit besluit;
3° de controle, vermeld in titel III, hoofdstuk IX, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
4° de controle, vermeld in titel III, hoofdstuk I, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
5° de sanctionering, vermeld in titel III, hoofdstuk II, van het voormelde koninklijk besluit;
6° de opmaak van algemene en naamloze statistieken.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 6°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden tien jaar bijgehouden.
Art. 9.16. § 1. Het bestuur verzamelt de volgende gegevens in een gegevensbank:
1° de gegevens, vermeld in artikel 9/5, § 2;
2° de gegevens, vermeld in artikel 9/6;
3° de erkenningsbewijzen, vermeld in artikel 9/7;
4° de aanvragen tot erkenning, vermeld in artikel 9/8, § 2;
5° de gegevens van de documenten die bij de aanvraag tot erkenning zijn gevoegd, vermeld in artikel 9/8, § 2;
6° de aanvragen tot erkenning, vermeld in artikel 9/8, § 2, die geweigerd werden alsook de reden van weigering, met inbegrip van strafrechtelijke veroordelingen en medische ongeschiktheid als vermeld in artikel 44 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
7° de schorsings- en intrekkingsbeslissingen, vermeld in artikel 9/13, § 3 tot en met § 6;
8° de beroepen tegen de schorsingen en de intrekkingen, vermeld in artikel 9/13, § 3 tot en met § 6, alsook de beslissingen die genomen zijn over die beroepen.
De gegevensbank beperkt zich tot een weergave van het al dan niet medisch geschikt zijn van de persoon zonder informatie over de eventuele aandoening.
De strafrechtelijke veroordelingen, vermeld in het eerste lid, 6°, betreffen de inbreuken op de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen. De gegevensbank beperkt zich tot een weergave of de persoon al dan niet het voorwerp is geweest van een strafrechtelijke veroordeling, zonder vermelding van de inbreuk.
§ 2. De rijschool en de instructeur die erkend is conform hoofdstuk III/1, afdeling 2, van dit besluit, kunnen de conform artikel 9/5, § 2, en artikel 9/6, door hen ingevoerde gegevens raadplegen.
De examencentra bedoeld in artikel 25, § 1, eerste zin, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs kunnen de gegevens, vermeld in artikel 9/6, 1°, 2°, a) en b), en 3°, a) en b), van dit besluit raadplegen.
De gegevensbank is onderworpen aan een strikt gebruikers- en toegangsbeheer, waarbij toegang beperkt wordt tot die gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit besluit, rekening houdend met de rol die iedere toegangsgerechtigde vervult.
Het bestuur bepaalt de regels voor het gebruik van de gegevensbank, de gegevensinvoer en -verwerking en de passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen.
§ 3. Het bestuur is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° de gegevensdeling tussen de rijschool, de instructeur die erkend is conform hoofdstuk III/1, afdeling 2, van dit besluit, de examencentra bedoeld in artikel 25, § 1, eerste zin, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en het bestuur onderling;
2° de controle, vermeld in titel III, hoofdstuk I, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en artikel 9/13, § 1, van dit besluit;
3° de sanctionering, vermeld in titel III, hoofdstuk II, van het voormelde koninklijk besluit, en artikel 9/13, § 3 tot en met § 6, van dit besluit;
4° de controle, vermeld in titel III, hoofdstuk IX, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
5° de opmaak van algemene en naamloze statistieken.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 5°, worden geanonimiseerd.
§ 5. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, worden tien jaar bijgehouden.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8°, worden drie jaar bijgehouden na het weigeren van de erkenning of na het verstrijken van de geldigheid van de erkenning.