Dit besluit zet de richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad gewijzigd bij de richtlijnen 2004/66/EG van 26 april 2004 en 2006/103/EG van 20 november 2006, bij de Verordening (EG) nr. 1137/2008 van 22 oktober 2008 en bij de richtlijnen 2013/22/EU van 13 mei 2013 en 2018/645 van 18 april 2018 om.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° « wet » : de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968;
2° « koninklijk besluit betreffende het rijbewijs » : het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
3° « Minister » : de Vlaamse minister, bevoegd voor het verkeersveiligheidsbeleid;
3°/1 Departement: het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
4° « motorvoertuig » : elk zichzelf over de weg voortbewegend voertuig uitgerust met een aandrijfmotor anders dan een voertuig dat op rails wordt voortbewogen. Worden niet beschouwd als motorvoertuig, rijwielen uitgerust met een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u. bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen;
5° « auto » : elk motorvoertuig dat gewoonlijk wordt gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg of om voertuigen voor het vervoer van personen of goederen over de weg voort te trekken. Deze term omvat mede trolleybussen, dat wil zeggen voertuigen die in verbinding staan met een elektrische leiding en niet rijden op spoorstaven; hij heeft geen betrekking op landbouw- en bosbouwtrekkers;
6° « motorvoertuigen categorie C » : andere auto's dan die van de categorieën D1 of D, met een maximale toegelaten massa van meer dan 3.500 kg en die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van ten hoogste acht passagiers, de bestuurder niet meegerekend; aan de auto's van deze categorie kan een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 750 kg worden gekoppeld;
7° « motorvoertuigen categorie C+E » : samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie C en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van meer dan 750 kg;
8° « motorvoertuigen categorie C1 » : andere auto's dan die van de categorieën D1 of D, met een maximale toegelaten massa van meer dan 3.500 kg en ten hoogste 7.500 kg en die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van ten hoogste acht passagiers, de bestuurder niet meegerekend; aan de auto's van deze categorie kan een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 750 kg worden gekoppeld;
9° « motorvoertuigen categorie C1+E » :
10° « motorvoertuigen categorie D » : auto's ontworpen en gebouwd voor het vervoer van meer dan acht passagiers, de bestuurder niet meegerekend; aan de auto's kan een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 750 kg worden gekoppeld;
11° « motorvoertuigen categorie D+E » : samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie D en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van meer dan 750 kg;
12° « motorvoertuigen categorie D1 » : auto's ontworpen en gebouwd voor het vervoer van meer dan acht passagiers, de bestuurder niet meegerekend, en ten hoogste zestien passagiers, de bestuurder niet meegerekend, en met een maximumlengte van acht meter; aan de auto's van deze categorie kan een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 750 kg worden gekoppeld;
13° « motorvoertuigen categorie D1+E » : samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie D1 en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van meer dan 750 kg;
14° « voertuigen van groep C » : de motorvoertuigen van de categorieën C1, C1+E, C en C+E;
15° « voertuigen van groep D » : de motorvoertuigen van de categorieën D1, D1+E, D en D+E;
16° « voertuigen van groep 2 » : de motorvoertuigen van groep C en groep D;
a) het geregeld vervoer : vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet. Geregeld vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken. Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer;
b) de bijzondere vorm van geregeld vervoer : vervoer, ongeacht door wie het wordt georganiseerd, van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, voor zover dat vervoer op de in punt a) bepaalde wijze geschiedt. De aanpassing van de organisatie van het vervoer aan de wisselende behoeften van de gebruikers doet aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van het vervoer geen afbreuk;
18° « gewone verblijfplaats » : de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen of, voor iemand zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen waaruit nauwe banden blijken tussen hemzelf en de plaats waar hij woont.
De gewone verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats dan zijn persoonlijke bindingen heeft en daardoor afwisselend op verschillende plaatsen in twee of meer Staten verblijft, wordt evenwel geacht zich op dezelfde plaats als zijn persoonlijke bindingen te bevinden, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert. Deze laatste voorwaarde vervalt, wanneer de betrokkene voor een opdracht van een bepaalde duur in een andere Staat verblijft. Het volgen van onderwijs aan een universiteit of een school impliceert niet dat de gewone verblijfplaats is verplaatst;
19° « voorlopig rijbewijs » : het voorlopig rijbewijs model 3, zoals bedoeld in de artikelen 6 tot 9 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, geldig gemaakt voor een voertuig van groep 2;
20° « aanvraag om een rijbewijs » : het document bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
21° « Europees rijbewijs » : elk rijbewijs bedoeld bij artikel 23, § 2, 1° van de wet, afgegeven door een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte;
22° (Opgeheven)
23° (Opgeheven)
24° (Opgeheven)
25° « bewijs van vakbekwaamheid C » : bewijs van vakbekwaamheid geldig voor het besturen van voertuigen van groep C;
26° « bewijs van vakbekwaamheid D » : bewijs van vakbekwaamheid geldig voor het besturen van voertuigen van groep D;
27° « getuigschrift van basiskwalificatie C » : bewijs van slagen voor het examen basiskwalificatie, het aanvullend examen of het deel basiskwalificatie van het gecombineerd examen voor het besturen van een voertuig van groep C;
28° « getuigschrift van basiskwalificatie D » : bewijs van slagen voor het examen basiskwalificatie, het aanvullend examen of het deel basiskwalificatie van het gecombineerd examen voor het besturen van een voertuig van groep D;
29° « getuigschrift van nascholing » : bewijs dat nascholing werd gevolgd in een opleidingscentrum;
30° (Opgeheven)
31° « examencentrum » : het centrum dat het examen rijbewijs, het examen basiskwalificatie, het gecombineerd examen of het aanvullend examen voor het besturen van voertuigen van groep 2, conform de bepalingen van Titel III, Hoofdstuk 2 organiseert.
32° « opleidingscentrum » : centrum dat nascholingscursussen aanbiedt en erkend is overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2 van Titel IV van dit besluit;
33° « onderwijsinstellingen » : de overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en geldende kwaliteitsnormen van de gemeenschappen georganiseerde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen;
34° code 95: de Uniecode 95, vermeld in bijlage I bij richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs;
35° bestuurdersattest: het attest, vermeld in verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg;
36° onregelmatigheid: een van de volgende gedragingen:
a) elk gedrag waarmee de orde wordt verstoord;
b) elke vorm van fraude of poging tot fraude;
c) elke vorm van verbale of fysieke agressie ten aanzien van zaken of personen voor, tijdens of na het theoretische of het praktische examen;
d) de niet-naleving van richtlijnen of instructies die worden gegeven door examinatoren of medewerkers van het examencentrum;
37° audiovertaling: het vertaalhulpsysteem waarbij voor de vragen en de antwoordmogelijkheden die in het Nederlands op het scherm verschijnen en door middel van geluidsondersteuning in het Nederlands worden voorgelezen, bijkomend een vertaling in het Frans, Duits of Engels wordt voorgelezen, die een beëdigd vertaler heeft opgemaakt;
38° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
b) een aangetekende brief met ontvangstbewijs;
39° werkdag: elke dag, uitgezonderd zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen als vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen;
40° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
41° e-learning: lessen met hulpmiddelen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie;
42° deelnemer: de persoon die een nascholingsmodule volgt;
43° gemiddelde doorlooptijd: de tijd die een testpubliek van minstens tien personen gemiddeld nodig heeft om het onderdeel e-learning van de nascholingsmodule volledig te doorlopen;
44° interactieve werkvorm: de wijze waarop de onderwijsleersituatie wordt vormgegeven, waarbij van de deelnemers een actie wordt gevraagd die anders is dan zuiver lezen, luisteren of kijken;
45° praktijkonderricht: het onderdeel van de nascholingsmodule waarbij de deelnemer met een voertuig op de openbare weg rijdt;
46° systeem: het digitale platform dat gebruikt wordt om het onderdeel e-learning te geven van de nascholingsmodule die daarvoor is erkend.
§ 1. Deze titel is van toepassing op het vervoer over de openbare weg, met voertuigen waarvoor een rijbewijs van een van de categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D of D+E of een als gelijkwaardig erkend rijbewijs, vereist is, door:
1° De onderdanen van de Europese Unie;
2° De onderdanen van een derde land die in dienst zijn van of werken voor een onderneming die gevestigd is in één van de Lidstaten van de Europese Unie.
§ 2. De personen bedoeld in § 1 moeten, behoudens de vrijstellingen vermeld in artikel 4, beschikken over een geldig bewijs van vakbekwaamheid C voor het besturen van een voertuig van groep C en over een geldig bewijs van vakbekwaamheid D voor het besturen van een voertuig van groep D, afgeleverd door een van de lidstaten van de Europese Unie.
§ 3. Moeten, behoudens de vrijstellingen bepaald in artikel 5, een getuigschrift van basiskwalificatie C voor het besturen van een voertuig van groep C dan wel een getuigschrift van basiskwalificatie D voor het besturen van een voertuig van groep D verwerven :
1° Bestuurders die onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie en die hun gewone verblijfplaats hebben in België;
2° Bestuurders die geen onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie en die in dienst zijn van of werken voor een onderneming die in België gevestigd is, of die beschikken over een Belgische werkvergunning.
§ 4. De bestuurders vermeld in § 1 die hun gewone verblijfplaats hebben in België en die in België werken, moeten in België nascholing volgen voor het besturen van een voertuig van groep 2.
De bestuurders vermeld in § 1 die hun gewone verblijfplaats hebben in België of die in België werken, kunnen in België nascholing volgen voor het besturen van een voertuig van groep 2.
De bestuurders vermeld in § 1 die hun gewone verblijfplaats hebben in een andere Lidstaat van de Europese Unie of die werken in een andere Lidstaat van de Europese Unie, kunnen in die lidstaat nascholing volgen voor het besturen van een voertuig van groep 2.
§ 5. Is in orde met betrekking tot de vakbekwaamheid, de bestuurder die een van de volgende, nog geldige, documenten voorlegt, waarop de Uniecode 95 vermeld wordt:
1° een rijbewijs;
2° een kwalificatiekaart bestuurder;
3° een bestuurdersattest.
Het document bedoeld in het eerste lid moet afgegeven worden door een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte of door Zwitserland.
De vermelding van Uniecode 95 op het bestuurdersattest bedoeld in het eerste lid, 3°, is evenwel niet verplicht indien het document voor 23 mei 2020 afgeleverd is.
§ 1. De vereiste van vakbekwaamheid is niet van toepassing op bestuurders :
1° van voertuigen met een toegelaten maximumsnelheid van ten hoogste 45 km per uur;
2° van voertuigen in gebruik bij of onder controle van de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer, diensten verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en medische noodvervoersdiensten, voor zover het vervoer voortvloeit uit de opdrachten waarmee die diensten zijn belast;
3° van voertuigen die op de weg worden getest in verband met technische verbeteringen, reparatie, onderhoud, en nieuwe of omgebouwde voertuigen die nog niet in het verkeer zijn gebracht;
3°/1 van voertuigen waarvoor een rijbewijs van categorie D of D1 vereist is en die worden bestuurd zonder passagiers door onderhoudspersoneel naar of van een onderhoudscentrum dat zich bevindt in de omgeving van de dichtstbijzijnde onderhoudsbasis die wordt gebruikt door de vervoerder, mits het rijden met het voertuig niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is;
4° van voertuigen die worden gebruikt bij noodtoestanden of worden ingezet voor reddingsoperaties, met inbegrip van voertuigen die worden gebruik voor niet-commercieel vervoer van humanitaire hulp;
5° van voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel vervoer van personen of goederen;
6° van voertuigen of combinaties van voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van materiaal, apparatuur of machines die de bestuurder voor zijn werk nodig heeft en op voorwaarde dat dit vervoer niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is;
7° van voertuigen die landbouw-, tuinbouw-, bosbouw-, veeteelt- of visserijbedrijven gebruiken om goederen te vervoeren in het kader van hun eigen bedrijvigheid, behalve als het besturen van het voertuig deel uitmaakt van de voornaamste activiteit van de bestuurder of als ze verder rijden dan vijftig kilometer vanaf de basis van de onderneming die het voertuig bezit, huurt of leaset.
In het eerste lid wordt verstaan onder voornaamste activiteit: 30% of meer van de maandelijkse werktijd.
§ 2. Vrijgesteld van de verplichting tot het beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid C voor een periode van ten hoogste één jaar voor vervoer, zijn bestuurders die houder zijn van een voorlopig rijbewijs vakbekwaamheid C.
Vrijgesteld van de verplichting tot het beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid D voor een periode van ten hoogste één jaar voor vervoer, zijn bestuurders die houder zijn van een voorlopig rijbewijs vakbekwaamheid D.
§ 3. De volgende personen zijn vrijgesteld van de verplichting om over een bewijs van vakbekwaamheid te beschikken als de voertuigen niet worden gebruikt voor commercieel vervoer van goederen en personen:
1° de bestuurders die overeenkomstig de bepalingen van dit besluit het praktisch examen afleggen of met het oog daarop scholing volgen;
2° de bestuurders van een voertuig dat bestemd is voor het onderricht met bijstand van een instructeur;
3° de bestuurders bedoeld in artikel 4, 4° en 8° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
4° de kandidaten bedoeld in artikel 4, 5°, 6°, 7°, 9° en 15° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 1. Vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie C zijn bestuurders die :
1° houder zijn van een getuigschrift van basiskwalificatie C dat werd behaald in een andere Lidstaat van de Europese Unie;
2° houder zijn of zijn geweest van een rijbewijs van groep C, mits dat uiterlijk op 9 september 2009 is afgegeven.
§ 2. Vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie D zijn bestuurders die :
1° houder zijn van een getuigschrift van basiskwalificatie D dat werd behaald in een andere Lidstaat van de Europese Unie;
2° houder zijn of zijn geweest van een rijbewijs van groep D, mits dat uiterlijk op 9 september 2008 is afgegeven.
De bestuurder voldoet aan de vereisten voor de vakbekwaamheid als hij in het bezit is van een geldig document als vermeld in artikel 8, §1, uitgereikt door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische ruimte of van Zwitserland, waarop de code 95 vermeld wordt.
De vermelding van de code 95 op het document, vermeld in artikel 8, §1, 2°, is niet verplicht als het document voor 23 mei 2020 afgeleverd is.
§ 1. Vakbekwaam voor de groep C is de bestuurder die geslaagd is voor het examen basiskwalificatie, voor het gecombineerd examen of voor het aanvullend examen voor het besturen van een voertuig van groep C of die hiervan is vrijgesteld overeenkomstig artikel 5, § 1, 2° en die voldoet aan de bepalingen van dit besluit betreffende de nascholing.
Vakbekwaam voor de groep D is de bestuurder die geslaagd is voor het examen basiskwalificatie, voor het gecombineerd examen of voor het aanvullend examen voor het besturen van een voertuig van groep D of die hiervan is vrijgesteld overeenkomstig artikel 5, § 2, 2° en die voldoet aan de bepalingen van dit besluit betreffende de nascholing.
§ 2. Ten bewijze van het bezit van de vakbekwaamheid wordt op het document bedoeld in artikel 8, § 1 of op de kwalificatiekaart bestuurder bedoeld in bijlage 3, een code 95 aangebracht.
§ 1. De minimumleeftijd voor het verkrijgen van een bewijs van vakbekwaamheid C is vastgesteld op 18 jaar. De minimumleeftijd voor het verkrijgen van een bewijs van vakbekwaamheid D is vastgesteld op 21 jaar.
§ 2. Evenwel kan elke kandidaat van tenminste 18 jaar een bewijs van vakbekwaamheid D verkrijgen dat enkel geldig is voor geregeld vervoer waarvan het traject ten hoogste 50 kilometer bedraagt.
Elke kandidaat van tenminste 20 jaar kan een bewijs van vakbekwaamheid D verkrijgen dat enkel geldig is voor personenvervoer.
§ 3. Het loutere feit van het bereiken van de leeftijd van 20 jaar doet de voorwaarde vermeld in § 2, eerste lid vervallen.
Het loutere feit van het bereiken van de leeftijd van 21 jaar doet de voorwaarde vermeld in § 2, tweede lid vervallen.
§ 4. (Opgeheven)
§ 1. De code 95, gevolgd door de vervaldatum van het bewijs van vakbekwaamheid, wordt op vertoon van een getuigschrift van basiskwalificatie C, van een getuigschrift van basiskwalificatie D, of van een document waaruit blijkt dat één van deze getuigschriften werd bekomen in een andere Lidstaat van de Europese Unie, opgenomen op :
1° het rijbewijs, achter de rijbewijscategorie waarvoor de vakbekwaamheid geldig is;
2° het bestuurdersattest voor personen die goederenvervoer verrichten en die geen houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs;
3° de kwalificatiekaart bestuurder.
§ 2. De code 95 wordt opgenomen :
1° door de overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs op het in § 1, 1° bepaalde document;
2° door de Minister of door zijn gemachtigde op het in § 1, 2° en 3° bepaalde document.
§ 3. De overheid bedoeld in § 2 gaat, alvorens een bewijs van vakbekwaamheid te verlenen, de geldigheid na van de getuigschriften van basiskwalificatie die werden behaald in een andere Lidstaat van de Europese Unie of van één van de documenten waaruit blijkt dat een dergelijk getuigschrift werd bekomen in een andere Lidstaat van de Europese Unie.
De bestuurder levert in dit geval het bewijs dat hij overeenkomstig artikel 3, § 3 niet in België een getuigschrift van basiskwalificatie diende te bekomen.
§ 4. In de gevallen bepaald in artikel 5, § 1, 2° en in artikel 5, § 2, 2° wordt de code 95 opgenomen op het in § 1 bepaalde document overeenkomstig de bepalingen van artikel 73.
§ 5. Na de verwerving van het bewijs van vakbekwaamheid worden per gevolgde nascholingsmodule van tenminste zeven uur, zeven kredietpunten toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 45. Kredietpunten die werden toegekend naar aanleiding van cursussen die meer dan vijf jaar geleden werden gevolgd, worden uit het kredietsaldo verwijderd.
§1. De personen die conform de bepalingen van artikel 3, §3, 2°, in België een getuigschrift van basiskwalificatie hebben verworven en die niet beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, §1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, kunnen een kwalificatiekaart bestuurder verkrijgen die voldoet aan de vereisten, vermeld in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd wanneer zij in dienst zijn van of werken voor een onderneming die in het Vlaamse Gewest gevestigd is of indien zij beschikken over een werkvergunning afgeleverd door het Vlaamse Gewest.
Het rijbewijs voor de voertuigcategorie in kwestie waarvan de personen, vermeld in het eerste lid, houder zijn, moet nog geldig zijn.
§2. De personen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, vragen op elektronische wijze de kwalificatiekaart bestuurder aan bij het Departement.
De bestuurder levert het bewijs dat hij het getuigschrift van basiskwalificatie in België kon verwerven.
Het model van het aanvraagformulier wordt bepaald door het Departement.
§3. De minister of zijn gemachtigde reikt de kwalificatiekaart bestuurder, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, uit aan de aanvrager.
§4. Er is een vergoeding van 20 euro verschuldigd voor de uitreiking van de kwalificatiekaart bestuurder, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, is gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2019 is bereikt. Het bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december van het voorgaande jaar bereikt is, en wordt tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.
§ 1. De overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs brengt op het rijbewijs aan voor welke categorie het bewijs van vakbekwaamheid geldig is. De geldigheid wordt als volgt bepaald :
1° het bewijs van vakbekwaamheid C is geldig voor het besturen van voertuigen van de categorieën C1, C1+E, C en C+E indien de bestuurder over een rijbewijs beschikt, geldig voor deze categorieën;
2° het bewijs van vakbekwaamheid D is geldig voor het besturen van voertuigen van de categorieën D1, D1+E, D en D+E indien de bestuurder over een rijbewijs beschikt, geldig voor deze categorieën.
§ 2. Indien de houder van een bewijs van vakbekwaamheid een rijbewijs behaalt voor één van de categorieën waarvoor het bewijs van vakbekwaamheid geldig is, wordt dit door de overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs aangebracht op het rijbewijs op het moment dat dit rijbewijs wordt afgeleverd.
Het bewijs van vakbekwaamheid heeft een geldigheidsduur van vijf jaar en kan verlengd worden overeenkomstig de bepalingen van artikelen 13 en 13/1.
In afwijking van het eerste lid wordt de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid van de in artikel 5, § 1, 2° en artikel 5, § 2, 2° bedoelde bestuurders bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 73.
Bestuurders die overeenkomstig artikel 5, § 1, 2° en artikel 5, § 2, 2° zijn vrijgesteld van het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie, maar die binnen de termijn bepaald in artikel 73 geen bewijs van vakbekwaamheid verkregen, kunnen het bewijs van vakbekwaamheid alsnog verkrijgen overeenkomstig de bepalingen van artikelen 13 en 13/1.
De overheid bedoeld in artikel 8, § 2 verleent of verlengt het bewijs van vakbekwaamheid op basis van de getuigschriften van nascholing, afgeleverd door een opleidingscentrum in één van de Lidstaten van de Europese Unie of door de bevoegde autoriteiten van één van de Lidstaten van de Europese Unie. De betrokkene levert in dit geval het bewijs dat hij overeenkomstig artikel 3, § 4, derde lid dit getuigschrift van nascholing in een andere lidstaat van de Europese Unie kon bekomen.
§ 1. De geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid wordt, ook wanneer de geldigheidsduur ervan verstreken is, verlengd voor een periode van vijf jaar door de overheid bedoeld in artikel 8, § 2 indien de bestuurder aantoont dat hij ten minste 35 kredietpunten heeft verworven door het volgen van naschoolse vorming binnen een periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de verlenging. Op het ogenblik van de verlenging worden 35 kredietpunten in mindering gebracht op het kredietpuntensaldo.
§ 2. De geldigheidsduur van het oorspronkelijke bewijs van vakbekwaamheid van de bestuurder die slaagt voor het examen bedoeld in artikel 43 van dit besluit, wordt verlengd zodanig dat de geldigheidsduur van het oorspronkelijke bewijs van vakbekwaamheid wordt afgestemd op de geldigheidsduur van het aanvullende bewijs van vakbekwaamheid.
§ 3. De verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid wordt toegekend voor elke categorie waarvoor de bestuurder over een getuigschrift van basiskwalificatie beschikt of daarvan overeenkomstig artikel 5 is vrijgesteld.
§ 1. De personen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 4, tweede lid, in België nascholing hebben gevolgd voor het besturen van een voertuig van groep 2 en die niet beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, kunnen een kwalificatiekaart bestuurder verkrijgen waarvan het model bepaald is in bijlage 3, als het land waarin zij hun verblijfplaats hebben de getuigschriften van nascholing bedoeld in artikel 45 niet erkent.
Het rijbewijs voor de voertuigcategorie in kwestie waarvan de personen, vermeld in het eerste lid, houder zijn, moet nog geldig zijn.
§ 2. De personen bedoeld in paragraaf 1 vragen op elektronische wijze de verlenging van het bewijs van vakbekwaamheid aan bij het Departement.
De bestuurder levert het bewijs dat hij de nascholing in België kon volgen.
Het model van het formulier voor verlengingsaanvraag wordt bepaald door het Departement.
§ 3. De minister of zijn gemachtigde reikt de kwalificatiekaart bestuurder bedoeld in paragraaf 1 uit aan de aanvrager.
§ 4. Er is een vergoeding verschuldigd van 20 euro voor de uitreiking van de kwalificatiekaart bestuurder bedoeld in paragraaf 1.
De minister kan het in de eerste lid bepaald bedrag aanpassen aan de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. In dit geval vermenigvuldigt hij het bedrag met het indexcijfer van de voorbijgaande maand en deelt het product door het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand juni 2014. In voorkomend geval verhoogt hij het resultaat met maximum 0,5 euro of verlaagt hij het met maximum 0,49 euro om een eenheid te bekomen. De aangepaste bedragen treden in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand gedurende dewelke ze in het Belgisch Staatsblad werden gepubliceerd.
§ 5. Op het moment van de uitreiking van de kwalificatiekaart bedoeld in paragraaf 1, worden 35 kredietpunten afgetrokken van het kredietpuntensaldo.
Artikel 13, § 3, wordt van toepassing.
(Opgeheven)
§ 1. Voor het verkrijgen van een rijbewijs voor het besturen van voertuigen van groep 2 dient de kandidaat te slagen voor een theorie- en een praktijkexamen georganiseerd door een examencentrum zoals bedoeld in artikel 22.
Voor het verkrijgen van een getuigschrift van basiskwalificatie voor het besturen van voertuigen van groep 2 dient de kandidaat te slagen in een theorie- en een praktijkexamen georganiseerd door een erkende exameninstelling overeenkomstig de bepalingen van deze titel.
De hiervoor bedoelde examens met het oog op het behalen van een rijbewijs kunnen worden gecombineerd met de examens met het oog op het bewijs van het behalen van een bewijs van basiskwalificatie.
In de gevallen bedoeld in artikel 26, § 3 kan een getuigschrift van basiskwalificatie worden behaald door het afleggen van een aanvullend examen in de zin van artikel 43.
§ 2. Elk examencentrum maakt de gegevens met betrekking tot de resultaten van de in § 1 vermelde examens op elektronische wijze over aan het Departement volgens de modaliteiten bepaald door de Minister.
De in het eerste lid bedoelde gegevens kunnen het voorwerp uitmaken van een verwerking met het oog op de doelstellingen die worden vermeld in artikel 75 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 3. De Minister bepaalt de organisatie van de examens, na advies van een commissie van deskundigen.
De examens bedoeld in artikel 21 worden afgelegd in de examencentra bedoeld in artikel 25, § 1, eerste zin, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
Voor de toepassing van dit besluit, worden eveneens als examencentra beschouwd :
1° de instellingen bedoeld in artikel 4, 4° en 8°, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs als het gaat om kandidaten die er de opleiding hebben gevolgd;
2° de instellingen bedoeld in artikel 4, 5°, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs indien het gaat om kandidaten die er een opleiding hebben gevolgd of om kandidaten die een opleiding hebben gevolgd bij de instellingen bedoeld in artikel 4, 7° en 15° van hetzelfde esluit.
§ 1. De examencentra bedoeld in artikel 22 beantwoorden aan de volgende voorwaarden :
1° elk examencentrum beschikt over een gepaste infrastructuur, inzonderheid lokalen en terreinen buiten het verkeer, alsook het materiaal dat nodig is om de theoretische en de praktische examens bedoeld in deze titel af te nemen;
2° elk examencentrum beschikt vanaf 1 januari 2015 over een ISO 9000-, een CEDEO-, of een EFQM-erkenning of over andere certificaten of erkenningen die door de minister of door zijn gemachtigde zijn toegelaten;
3° elk examencentrum bedoeld in artikel 22, eerste lid organiseert alle indeze titel bedoelde examens;
4° elk examencentrum stelt jaarlijks een activiteitenverslag op en bezorgt dit uiterlijk tegen 31 maart van het daaropvolgende jaar aan het Departement. De minister of zijn gemachtigde bepaalt de inhoud van dit verslag;
5° elk examencentrum gebruikt uitsluitend de examenvragen en de informaticatoepassing die het Departement ter beschikking stelt en gebruikt deze op de door de administratie bepaalde wijze;
6° elk examencentrum neemt deel aan de vergaderingen die de Minister of zijn gemachtigde organiseert. Deze deelname kan gebeuren door de aanwezigheid van een afgevaardigde van de groepering waarbij de examencentra zijn aangesloten;
7° elk examencentrum schikt zich naar de instructies van de minister of zijn gemachtigde in uitvoering van de bepalingen van dit besluit, met inbegrip van de examenvademecums;
8° elk examencentrum bezorgt de minister of zijn gemachtigde alle informatie met betrekking tot de uitoefening van zijn opdracht;
9° elk examencentrum zorgt ervoor dat de examens, uitgezonderd de computergestuurde examens, door erkende examinatoren worden afgenomen.
§ 2. De door de minister of door zijn gemachtigde aangestelde personen of organismen die met de inspectie en het toezicht bedoeld in artikel 53, zijn belast, mogen de examens bijwonen en zijn gemachtigd om controle uit te voeren op de gebruikte middelen en op het goede verloop van de examens.
Op eenvoudige vraag van de instantie bedoeld in het eerste lid is het examencentrum daarom verplicht de plaats, de datum en het uur van de geplande examens meer te delen.
De instellingen die instaan voor het afnemen van examens om een rijbewijs of een bewijs van vakbekwaamheid te behalen, delen de informatie die vermeld is in de documenten die ze afgeven aan kandidaten, elektronisch mee aan het Departement. Het Departement bepaalt de modaliteiten daarvoor en bepaalt de vorm waarin de informatie wordt opgesteld en aan het Departement wordt bezorgd.
§ 1. De examinatoren belast met de in deze titel bepaalde examens worden aangeworven en bezoldigd door de in dit hoofdstuk bedoelde examencentra. Ze zijn door de Minister of zijn gemachtigde erkend en voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 26, § 2 en § 3 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 2. De Minister kan, na de betrokkene en desgevallend de directeur van het examencentrum te hebben gehoord, de erkenning van de examinator opschorten voor een termijn van acht dagen tot een jaar, of ze intrekken wegens het niet naleven van de bepalingen van dit besluit.
§ 1. Elke kandidaat-bestuurder legt de hierna bepaalde examens af in het voor hem toegankelijke examencentrum van zijn keuze.
§ 2. De kandidaat voor het theoretisch examen rijbewijs geldig voor de voertuigen van groep 2 dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het praktisch examen rijbewijs geldig voor de voertuigen van groep 2 dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het theoretisch examen basiskwalificatie dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 30.
De kandidaat voor het praktisch examen basiskwalificatie dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 32, 33 en 34.
De kandidaat voor het gecombineerd theoretisch examen dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 37.
De kandidaat voor het gecombineerd praktisch examen dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 39, 40 en 41 van dit besluit.
§ 3. De bestuurder die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid C, kan een bewijs van vakbekwaamheid D verkrijgen door het afleggen van een aanvullend examen zoals bepaald in artikel 43.
De bestuurder die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid D, kan een bewijs van vakbekwaamheid C verkrijgen door het afleggen van een aanvullend examen zoals bepaald in artikel 43.
§ 4. Elke kandidaat voor het examen basiskwalificatie, voor het gecombineerd examen of voor het aanvullend examen basiskwalificatie, zoals bepaald in dit hoofdstuk, moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de kandidaat moet een rijbewijs voorleggen dat geldig is voor :
Het rijbewijs mag evenwel vervangen worden door een attest afgegeven door de griffier van de rechtbank waar het rijbewijs bewaard wordt in toepassing van artikel 69 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
2° de kandidaat mag niet vervallen zijn van het recht om een motorvoertuig van groep 2 te besturen en moet geslaagd zijn voor de onderzoeken die eventueel krachtens artikel 38 van de wet worden opgelegd;
3° de kandidaat moet voldoen aan de bepalingen van artikel 42 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
4° als het examen wordt afgelegd in een examencentrum als vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, voldoet de kandidaat aan al de volgende voorwaarden:
a) de kandidaat is niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten van het afleggen van een examen;
b) de kandidaat biedt zich aan met een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur die niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten is van het begeleiden van kandidaten tijdens een examen.
§ 5. Het theoretische examen basiskwalificatie, het gecombineerde theoretische examen en het aanvullende theoretische examen basiskwalificatie, vermeld in artikel 29, 36 en 43, worden beoordeeld conform bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.
Het praktische examen basiskwalificatie, het gecombineerde praktische examen en het aanvullende praktische examen basiskwalificatie, vermeld in artikel 31, 38 en 43, worden beoordeeld conform bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 1. Een kandidaat die het Nederlands niet machtig is, kan het theoretische examen met behulp van een audiovertaling afleggen.
In afwijking van het eerste lid kan een kandidaat die het Nederlands niet machtig is, bij het afleggen van het onderdeel mondelinge proef bijgestaan worden door een tolk voor de talen Frans, Duits of Engels, die hij onder de beëdigde vertalers kiest. De tolk wordt in alle gevallen door de kandidaat vergoed en mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
Kandidaten met een gehoorhandicap, namelijk dove of slechthorende kandidaten, kunnen zich voor het theoretisch examen laten bijstaan door een door het examencentrum aangewezen beëdigd doventolk. Onverminderd de eventuele toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 houdende de vaststelling van overkoepelende regels voor het centraal tolkenbureau voor de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, wordt de tolk door de kandidaat vergoed. De tolk mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
In het geval, vermeld in het derde lid, mogen de examens derwijze georganiseerd worden dat meerdere kandidaten die eenzelfde taal spreken en verstaan, kunnen samengebracht worden.
In de gevallen, vermeld in het tweede en het derde lid, mag het examen niet meer dan twee maanden na de inschrijving plaatsvinden.
§ 2. Een kandidaat die het Nederlands niet machtig is, mag het praktische examen afleggen, bijgestaan door een tolk voor de talen Frans, Duits of Engels die door hem onder de beëdigde vertalers wordt gekozen. De tolk wordt in alle gevallen door de kandidaat vergoed en mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
Kandidaten hebben recht op redelijke aanpassingen waarin het examencentrum voorziet. Kandidaten met een gehoorhandicap, namelijk dove of slechthorende kandidaten, kunnen zich laten bijstaan door een beëdigd doventolk die het examencentrum aanwijst, onverminderd de eventuele toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 houdende de vaststelling van overkoepelende regels voor het centraal tolkenbureau voor de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De tolk mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
§ 3. De kandidaten waarvan het mentale of intellectuele vermogen of de graad van alfabetisme ontoereikend is, kunnen, op hun verzoek, de theoretische examens afleggen in een speciale zitting waarvan de nadere regels goedgekeurd zijn door de Minister of zijn gemachtigde. Het examen mag niet meer dan twee maanden na de inschrijving plaatshebben.
De betrokkene levert het bewijs dat hij zich in één van deze gevallen bevindt door het overleggen van een getuigschrift of attest van een psychisch-medisch-sociaal centrum, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een instituut voor buitengewoon onderwijs, een centrum voor observatie of begeleiding of een centrum voor beroepsoriëntering.
§ 4. De kandidaten die ten minste vijfmaal niet slaagden voor één van de hierna vermelde theoretische examens kunnen eveneens, op hun verzoek, dit examen in een speciale zitting afleggen. Het examen mag niet meer dan twee maanden na de inschrijving plaatshebben.
§ 5. Paragraaf 1 tot en met 4 zijn van toepassing op de examens die afgelegd zijn in de examencentra, vermeld in artikel 22, eerste lid.
De mogelijkheid van het afleggen van het theoretische examen met behulp van de audiovertaling, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, is van toepassing op de examens die afgelegd zijn in de volgende instellingen:
1° de instellingen, vermeld in artikel 4, 4°, van het Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, als het gaat om kandidaten die er de opleiding hebben gevolgd;
2° de instellingen, vermeld in artikel 4, 5°, van het Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, als het gaat om kandidaten die er een opleiding hebben gevolgd of om kandidaten die een opleiding hebben gevolgd bij de instellingen, vermeld in artikel 4, 7° en 15°, van het voormelde besluit.
Het theoretisch en praktisch examen met het oog op het behalen van het rijbewijs verlopen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 27 tot 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, met uitzondering van de bepalingen van artikel 32, paragrafen 3 en 5.
Het theoretisch examen basiskwalificatie bepaald in artikel 21, § 1, tweede lid heeft betrekking op de stof die in de bijlage 1 wordt opgesomd. Het theorie-examen basiskwalificatie bestaat uit drie delen :
1° 100 vragen waarbij uit meerdere antwoorden kan worden gekozen, dan wel vragen waarop één antwoord moet worden gegeven, of een combinatie van de twee systemen. Deze proef duurt 100 minuten;
2° casestudy's. Deze proef duurt 80 minuten;
3° een mondelinge proef. Deze proef duurt 60 minuten.
De kandidaten beschikken over minstens vier uren om het theorie-examen af te leggen.
De inschrijving voor het theoretisch examen basiskwalificatie gebeurt volgens de regels en op de wijze goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
Elk geslaagd deel van het theoretisch examen blijft geldig gedurende drie jaar.
§ 1. De minimumleeftijd om deel te nemen aan het theoretisch examen basiskwalificatie is de leeftijd bepaald in artikel 32 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 2. Om toegelaten te worden tot het theoretisch examen basiskwalificatie voor het behalen van het getuigschrift van basiskwalificatie geldig voor voertuigen van groep 2, moet de kandidaat - naast de voorwaarden gesteld in artikel 26, § 4, van dit besluit - tevens voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, voorleggen als hij een onderdaan van de Europese Unie is;
2° een document voorleggen waaruit blijkt dat hij in dienst is van of werkt voor een onderneming die gevestigd is in het Rijk indien hij een onderdaan is van een derde land.
§ 3. De aangestelde van het examencentrum bevestigt het slagen voor het theoretisch examen basiskwalificatie op het attest van slagen voor het theoretisch examen basiskwalificatie.
Het model van het attest van slagen voor het theoretisch examen basiskwalificatie wordt door de Minister vastgelegd.
Het praktisch examen basiskwalificatie bepaald in artikel 21, § 1, tweede lid heeft betrekking op de stof die in de bijlage 1 wordt opgesomd.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de groep C indien een bewijs van vakbekwaamheid C wordt aangevraagd.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de groep D indien een bewijs van vakbekwaamheid D wordt aangevraagd.
De inschrijving voor het praktisch examen basiskwalificatie gebeurt volgens de regels en op de wijze goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
Om toegelaten te worden tot het praktisch examen basiskwalificatie moet de kandidaat geslaagd zijn voor het theoretisch examen basiskwalificatie. De geldigheidsduur van het theoretisch examen is beperkt tot drie jaar.
Om toegelaten te worden tot het praktisch examen basiskwalificatie met het oog op het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie geldig voor de categorie C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D of D+E legt de kandidaat voor :
1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, als hij een onderdaan van de Europese Unie is;
2° een document waaruit blijkt dat de kandidaat in dienst is van of werkt voor een onderneming die gevestigd is in het Rijk indien het onderdanen van een derde land betreft;
3° de documenten om te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 26, § 4, van dit besluit;
4° een attest van slagen voor het theoretisch examen basiskwalificatie;
5° het attest voorgeschreven in artikel 44, § 5 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs behalve als de kandidaat houder is van een geldig rijbewijs waarvoor voor het behalen ervan dit attest reeds voorgelegd werd;
6° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
7° het inschrijvingsbewijs van het voertuig en, in voorkomend geval, van de aanhangwagen;
8° het groene keuringsbewijs van het voertuig, als dit onderworpen is aan de technische controle en, in voorkomend geval, van de aanhangwagen;
9° in voorkomend geval, het Belgisch of Europees rijbewijs van de begeleider, geldig voor het besturen van het voertuig waarmee het praktisch examen wordt afgelegd alsook een bewijs dat de begeleider voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het getuigschrift van basiskwalificatie C die beschikt over een rijbewijs geldig voor de categorie C+E biedt zich in het examencentrum aan met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 6 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. De praktische test voorzien in artikel 35, § 1, 2°, kan afgelegd worden met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 10, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het getuigschrift van basiskwalificatie C die beschikt over een rijbewijs geldig voor de categorie C biedt zich in het examencentrum aan met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 5 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. De praktische test voorzien in artikel 35, § 1, 2°, kan afgelegd worden met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 9, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het getuigschrift van basiskwalificatie C die beschikt over een rijbewijs geldig voor de categorie C1 biedt zich in het examencentrum aan met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 9 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het getuigschrift van basiskwalificatie C die beschikt over een rijbewijs geldig voor de categorie C1+E biedt zich in het examencentrum aan met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 10 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het getuigschrift van basiskwalificatie D die beschikt over een rijbewijs geldig voor de categorie D+E biedt zich in het examencentrum aan met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 8 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het getuigschrift van basiskwalificatie D die beschikt over een rijbewijs geldig voor de categorie D biedt zich in het examencentrum aan met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 7 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het getuigschrift van basiskwalificatie D die beschikt over een rijbewijs geldig voor de categorie D1 biedt zich in het examencentrum aan met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 11 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het getuigschrift van basiskwalificatie D die beschikt over een rijbewijs geldig voor de categorie D1+E biedt zich in het examencentrum aan met een voertuig, overeenkomstig artikel 38, § 12 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 1. Het praktisch examen basiskwalificatie bestaat uit twee delen :
1° een rijtest op de openbare weg van minstens 90 minuten. Evenwel kan een test op een speciaal terrein of in een hoogwaardige simulator, onder de voorwaarden bepaald door de Minister, voor maximaal 30 minuten worden meegeteld voor het bereiken van de vereiste duur van 90 minuten;
2° een praktische test die ten minste de punten 1.4, 1.5, 1.6, 3.2, 3.3 en 3.5 van de bijlage 1 bestrijkt. Deze test duurt ten minste 30 minuten.
Elk geslaagd deel van het praktisch examen blijft geldig gedurende drie jaar.
§ 2. Tijdens de proef op de openbare weg neemt de examinator plaats in het voertuig. Indien de bestuurder nog niet over een rijbewijs beschikt, moet, naast de examinator, de instructeur van de rijschool of de begeleider bij de scholing in het voertuig plaatsnemen. Indien het voertuig bestemd is voor het vervoer van ten hoogste twee personen, de bestuurder inbegrepen, neemt alleen de examinator in het voertuig plaats.
Behalve de personen bedoeld in het eerste lid en de tolk bedoeld in artikel 27, § 2 mogen enkel de door de Minister of zijn gemachtigde aangeduide personen in het voertuig plaatsnemen.
§ 3. De examinator beëindigt het examen wanneer de kandidaat onbekwaam is om te sturen of op een gevaarlijke manier stuurt of in geval van tussenkomst van de instructeur of de begeleider.
§ 4. De examinator vermeldt op de beoordelingsstaat, voor elk van de genoemde proeven, de door hem toegekende beoordeling alsook de daaruit volgende beslissing dat de kandidaat geslaagd of uitgesteld is overeenkomstig de criteria, vermeld in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 5. De examinator bevestigt het slagen van de kandidaat voor het praktisch examen door aflevering van een getuigschrift van basiskwalificatie met vermelding van de categorie van het voertuig waarmee hij het examen heeft afgelegd en van de datum ervan.
Het model van het getuigschrift van basiskwalificatie wordt door de Minister vastgelegd.
De geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 10 begint te lopen vanaf het moment van afgifte van het getuigschrift van basiskwalificatie.
Het gecombineerd theoretisch examen bepaald in artikel 21, § 1, derde lid heeft betrekking op de stof die in de bijlage 1 bij dit besluit en in bijlage 4 bij het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs wordt opgesomd.
Het gecombineerd theoretisch examen bestaat uit drie delen :
1° 100 vragen waarbij uit meerdere antwoorden kan worden gekozen, dan wel vragen waarop één antwoord moet worden gegeven, of een combinatie van de twee systemen. Deze proef duurt 100 minuten;
2° casestudy's. Deze proef duurt 80 minuten;
3° een mondelinge proef. Deze proef duurt 60 minuten.
De kandidaten beschikken over minstens vier uren om het theorie-examen af te leggen.
De inschrijving voor het gecombineerd theoretisch examen gebeurt volgens de regels en op de wijze goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
Elk geslaagd deel van het theoretisch examen blijft geldig gedurende drie jaar.
§ 1. De minimumleeftijd om deel te nemen aan het gecombineerd theoretisch examen is de leeftijd bepaald in artikel 32 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 2. Om toegelaten te worden tot het gecombineerd theoretisch examen, moet de kandidaat voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, voorleggen;
2° voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 26, § 4, van dit besluit.
§ 3. De examinator of de aangestelde van het examencentrum bevestigt het slagen voor het gecombineerde theoretisch examen op de aanvraag om een rijbewijs of op de aanvraag om een voorlopig rijbewijs en op het attest van slagen voor het theoretisch examen basiskwalificatie zoals bedoeld in artikel 30, § 3.
Het gecombineerd praktisch examen bepaald in artikel 21, § 1, derde lid heeft betrekking op de stof die in de bijlage 1 bij dit besluit en bijlage 5 bij het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs wordt opgesomd.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de categorie waarvoor het rijbewijs en het bewijs van vakbekwaamheid worden aangevraagd.
De inschrijving voor het gecombineerd praktisch examen gebeurt volgens de regels en op de wijze goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
Om toegelaten te worden tot het gecombineerd praktisch examen moet de kandidaat geslaagd zijn voor het gecombineerd theoretisch examen vermeld in artikel 36. De geldigheidsduur van het gecombineerd theoretisch examen is beperkt tot drie jaar.
Om toegelaten te worden tot het gecombineerd praktisch examen legt de kandidaat voor :
1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
2° het hierna opgesomde document dat op de kandidaat van toepassing is :
a) de aanvraag om een rijbewijs waarop het attest van slagen voor het theoretisch examen is aangebracht.
In dit geval legt de kandidaat een getuigschrift van praktisch onderricht, afgegeven door een rijschool voor;
b) het nog geldig voorlopig rijbewijs.
Het voorlopig rijbewijs is, in voorkomend geval, vergezeld van een getuigschrift van praktisch onderricht dat bewijst dat de lesuren, voorgeschreven in artikel 15, tweede lid, 2° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs gevolgd zijn;
c) een attest waarin bevestigd wordt dat de kandidaat de in artikel 4, 4°, 5°, 6°, 7°, 8° of 15° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs bedoelde opleiding gevolgd heeft;
3° de documenten om te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 26, § 4, van dit besluit;
4° het attest voorgeschreven in artikel 44, § 5 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs behalve als de kandidaat houder is van een geldig rijbewijs waarvoor voor het behalen ervan dit attest reeds voorgelegd werd;
5° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
6° het inschrijvingsbewijs van het voertuig en, in voorkomend geval, van de aanhangwagen;
7° het groene keuringsbewijs van het voertuig, als dit onderworpen is aan de technische controle en, in voorkomend geval, van de aanhangwagen;
8° in voorkomend geval, het Belgisch of Europees rijbewijs van de begeleider, geldig voor het besturen van het voertuig waarmee het praktisch examen wordt afgelegd alsook een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het gecombineerd praktisch examen legt dat examen af met een voertuig, overeenkomstig artikel 38 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 1. De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie C1 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 9, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie C1 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 40, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie C1.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie D1 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 11, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie D1 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 40, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie D1.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C+E mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie C1+E met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 10, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie C1+E nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 40, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C+E waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie C1+E.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D+E mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie D1+E met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 12, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie D1+E nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 40, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D+E waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie D1+E.
§ 2. Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, van categorie C geldt eveneens voor categorie C1.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, van categorie D geldt eveneens voor categorie D1.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, van categorie C+E geldt eveneens voor categorie C1+E.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, van categorie D+E geldt eveneens voor categorie D1+E.
§ 3. Het slagen in de praktische proef bedoeld in artikel 42, § 1, 2°, van categorie C geldt eveneens voor categorie C1.
Het slagen in de praktische proef bedoeld in artikel 42, § 1, 2°, van categorie D geldt eveneens voor categorie D1.
Het slagen in de praktische proef bedoeld in artikel 42, § 1, 2°, van categorie C+E geldt eveneens voor categorie C1+E.
Het slagen in de praktische proef bedoeld in artikel 42, § 1, 2°, van categorie D+E geldt eveneens voor categorie D1+E.
§ 1. Het gecombineerd praktisch examen bestaat uit drie delen :
1° een rijtest op de openbare weg van minstens 90 minuten. Evenwel kan een test op een speciaal terrein of in een hoogwaardige simulator, onder de voorwaarden bepaald door de Minister, voor maximaal 30 minuten worden meegeteld voor het bereiken van de vereiste duur van 90 minuten;
2° een praktische test die ten minste de punten 1.4, 1.5, 1.6, 3.2, 3.3 en 3.5 van de bijlage 1 bestrijkt. Deze test duurt ten minste 30 minuten;
3° een proef op een terrein buiten het verkeer zoals bedoeld in artikel 39, § 1, eerste lid, 3° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
Deze proef duurt minstens 15 minuten voor de categorieën C1, C, D1 en D.
Deze proef duurt minstens 30 minuten voor de categorie C1+E en C+E.
Deze proef duurt minstens 25 minuten voor de categorie D1+E en D+E.
Elk geslaagd deel van het praktisch examen blijft geldig gedurende drie jaar.
§ 2. Tijdens de proef op de openbare weg moet de examinator plaatsnemen in het voertuig.
Indien de bestuurder nog niet over een rijbewijs beschikt, moet, naast de examinator, de instructeur van de rijschool of de begeleider bij de scholing in het voertuig plaatsnemen.
Indien het voertuig bestemd is voor het vervoer van ten hoogste twee personen, de bestuurder inbegrepen, neemt alleen de examinator in het voertuig plaats.
Behalve de personen bedoeld in het eerste lid en de tolk bedoeld in artikel 27, § 2 mogen enkel de door de Minister of zijn gemachtigde aangeduide personen in het voertuig plaatsnemen.
§ 3. De examinator beëindigt het examen wanneer de kandidaat onbekwaam is om te sturen of op een gevaarlijke manier stuurt of in geval van tussenkomst van de instructeur of de begeleider.
§ 4. De examinator vermeldt op de beoordelingsstaat, voor elk van de genoemde proeven, de door hem toegekende beoordeling alsook de daaruit volgende beslissing dat de kandidaat geslaagd of uitgesteld is overeenkomstig de criteria, vermeld in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 5. De examinator bevestigt het slagen van de kandidaat voor het gecombineerd praktisch examen enerzijds, door aflevering van een getuigschrift van basiskwalificatie en anderzijds, op de aanvraag om een rijbewijs, beide met vermelding van de categorie van het voertuig waarmee hij het examen heeft afgelegd en van de datum ervan. In voorkomend geval vermeldt hij dat het examen werd afgelegd met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 13 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In het geval bedoeld in artikel 44 wordt het slagen voor het praktisch examen vermeld op de aanvraag om een rijbewijs door de overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 10 begint te lopen vanaf het moment van afgifte van het getuigschrift van basiskwalificatie.
De in artikel 26, § 3 bedoelde bestuurders kunnen een aanvullend examen afleggen. Het aanvullend theoretisch examen is beperkt tot de in de bijlage 1 bij dit besluit genoemde onderwerpen betreffende de voertuigen waarop de nieuwe basiskwalificatie betrekking heeft. Dit examen verloopt overeenkomstig artikel 29, lid 2 en 3 en artikel 30.
Het aanvullend praktisch examen dient te worden afgelegd overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 35.
Art. 43/1. Deze afdeling is van toepassing op de examens die afgelegd worden in een examencentrum als vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
Art. 43/2. Als de examinator of de medewerker van het examencentrum in het kader van het examen basiskwalificatie, het gecombineerde examen of het aanvullende examen basiskwalificatie meent dat er sprake is van een onregelmatigheid van de kandidaat of van de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur van de kandidaat, schort hij de evaluatie van de kandidaat op tot op het moment dat er een beslissing over de vastgestelde onregelmatigheid is genomen.
De examinator of de medewerker van het examencentrum brengt de betrokkene op de hoogte van de relevante feitelijke gegevens en van de eventuele stukken waaruit de vastgestelde onregelmatigheid blijkt.
De betrokkene wordt onmiddellijk in zijn verdediging gehoord over de onregelmatigheid die hem wordt verweten.
Nadat de betrokkene is gehoord of, als de betrokkene niet gehoord kon of wou worden, nadat de onmogelijkheid om de betrokkene te horen is vastgesteld, wordt onmiddellijk beslist of er zich al dan niet een onregelmatigheid heeft voorgedaan.
Naar aanleiding van de vastgestelde feiten wordt een proces-verbaal opgemaakt waarin al de volgende onderdelen zijn opgenomen:
1° de identificatie- en contactgegevens waaronder het rijksregisternummer van de betrokkene;
2° de identificatiegegevens van de medewerker van het examencentrum, vermeld in het eerste en tweede lid;
3° de identificatiegegevens van de medewerker van het examencentrum, vermeld in het zevende lid;
4° de gegevens van het examen basiskwalificatie, het gecombineerde examen of het aanvullende examen basiskwalificatie;
5° alle relevante feitelijke gegevens, eventueel aangevuld met alle dienstige stukken;
6° een verslag van het horen;
7° de gegevens of de stukken die de betrokkene meedeelt of bezorgt;
8° de beslissing, de opgelegde maatregelen en de motiveringen die tot de aanneming ervan hebben geleid.
Het proces-verbaal wordt in twee exemplaren opgesteld en wordt ondertekend. Een van beide exemplaren wordt met een beveiligde zending aan de betrokkene bezorgd. Het examencentrum bewaart het andere exemplaar en bezorgt een kopie daarvan binnen twee werkdagen aan het Departement op de wijze die het Departement bepaalt. Als de betrokkene een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur is, wordt er ook een kopie met een beveiligde zending aan de kandidaat bezorgd.
Het horen van de betrokkene, het nemen van de beslissing over de vastgestelde onregelmatigheid en de opmaak en de ondertekening van het proces-verbaal gebeurt, in alle onafhankelijkheid, door een andere medewerker van het examencentrum dan de medewerker, vermeld in het eerste en tweede lid.
Als wordt beslist dat er sprake is van een onregelmatigheid, worden al de volgende maatregelen opgelegd:
1° de kandidaat wordt uitgesteld voor het examen;
2° de betrokkene wordt uitgesloten van het afleggen van een examen of het begeleiden van kandidaten tijdens een examen in de examencentra voor:
a) drie maanden in de volgende gevallen:
1) verstoring van de orde;
2) het niet-naleven van richtlijnen of instructies die examinatoren of medewerkers van het examencentrum hebben gegeven;
3) elke vorm van verbale agressie, met uitzondering van bedreigingen als vermeld in punt b);
b) zes maanden in geval van bedreigingen of in geval van fysieke agressie tegen zaken;
c) twaalf maanden in geval van een poging tot fraude of fraude of bij elke vorm van fysieke agressie tegen personen.
De betrokkene kan beroep indienen bij de beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, conform de procedure, vermeld in artikel 44 van dit besluit.
Art. 43/3. Als het Departement nadat de kandidaat het examen basiskwalificatie, het gecombineerde examen of het aanvullende examen basiskwalificatie heeft afgelegd, kennis krijgt van fraude of van een poging tot fraude door de kandidaat of door de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur van de kandidaat in het kader van dat examen, deelt het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde dat mee aan de betrokkene. Het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde brengt de betrokkene daarbij op de hoogte van de relevante feitelijke gegevens en van de eventuele stukken waaruit de vastgestelde onregelmatigheid blijkt.
Het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde informeert de betrokkene in de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, over de mogelijkheid om met een aangetekende brief of op elektronische wijze een schriftelijk verweer te richten binnen dertig dagen na de datum van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
Het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde beslist of er zich al dan niet een onregelmatigheid heeft voorgedaan. Die beslissing wordt genomen binnen dertig dagen na de dag waarop het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde het schriftelijke verweer heeft ontvangen, of, als hij niet tijdig een schriftelijk verweer heeft ontvangen, binnen dertig dagen nadat de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken, bij gebreke waaraan het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde wordt geacht af te zien van een maatregel.
Het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde maakt naar aanleiding van de vastgestelde feiten een proces-verbaal op waarin al de volgende elementen worden vermeld:
1° de identificatie- en contactgegevens waaronder het rijksregisternummer van de betrokkene;
2° de identificatiegegevens van het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde;
3° de gegevens van het examen basiskwalificatie, het gecombineerde examen of het aanvullende examen basiskwalificatie;
4° alle relevante feitelijke gegevens, eventueel aangevuld met alle dienstige stukken;
5° een samenvatting van het schriftelijke verweer;
6° de gegevens of de stukken die de betrokkene meedeelt of bezorgt;
7° de beslissing, de opgelegde maatregelen en de motiveringen die tot de aanneming ervan hebben geleid.
Het proces-verbaal wordt in twee exemplaren opgesteld en wordt door het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde ondertekend. Een van beide exemplaren wordt met een beveiligde zending aan de betrokkene bezorgd. Het Departement bewaart het andere exemplaar en bezorgt een kopie daarvan binnen twee werkdagen aan het examencentrum waar het examen is afgelegd op de wijze die het Departement bepaalt. Als de betrokkene een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur is, wordt er ook een kopie met een beveiligde zending aan de kandidaat bezorgd.
De beslissing van het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde dat er sprake is van een onregelmatigheid, heeft al de volgende gevolgen:
1° het examen van de kandidaat wordt ongeldig verklaard;
2° het examenresultaat wordt gewijzigd in een uitstel voor het examen;
3° de betrokkene wordt voor twaalf maanden uitgesloten van het afleggen van een examen of van het begeleiden van kandidaten tijdens een examen in de examencentra.
De betrokkene kan beroep indienen bij de beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, conform de procedure, vermeld in artikel 44 van dit besluit.
Art. 43/4. Het examen dat wordt afgelegd na het examen waar een onregelmatigheid is vastgesteld maar vóór de datum van de beslissing tot uitsluiting wegens een onregelmatigheid, en het examen dat wordt afgelegd gedurende de periode waarin de kandidaat uitgesloten is van het afleggen van een examen wegens een onregelmatigheid, zijn ongeldig en het examenresultaat wordt gewijzigd in een uitstel.
Art. 44. § 1. In al de volgende gevallen kan er beroep worden ingediend bij de beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs:
1° door de kandidaat na een uitstel voor het praktische examen;
2° door de kandidaat of door de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur van de kandidaat als conform artikel 43/2, achtste lid, van dit besluit wordt beslist om de kandidaat uit te stellen voor het examen en om de betrokkene uit te sluiten van het afleggen van een examen of het begeleiden van kandidaten tijdens een examen in de examencentra, vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
3° door de kandidaat of door de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur van de kandidaat als het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde conform artikel 43/3, zesde lid, van dit besluit beslist om het examen van de kandidaat ongeldig te verklaren, het examenresultaat te wijzigen in een uitstel voor het examen en om de betrokkene uit te sluiten van het afleggen van een examen of het begeleiden van kandidaten tijdens een examen in de examencentra, vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 2. Op straffe van niet-ontvankelijkheid van het beroep stuurt de indiener het beroep met een aangetekende brief naar de voorzitter van de beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, binnen vijftien dagen vanaf de dag volgend op volgende data:
1° de datum van de kennisgeving van het uitstel, in het geval, vermeld in paragraaf 1, 1°;
2° de datum van de kennisgeving van het proces-verbaal, vermeld in artikel 43/2, vijfde lid, in het geval, vermeld in paragraaf 1, 2°;
3° de datum van de kennisgeving van het proces-verbaal, vermeld in artikel 43/3, vierde lid, in het geval, vermeld in paragraaf 1, 3°.
Als de laatste dag van de termijn van vijftien dagen, vermeld in het eerste lid, een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
De retributie, vermeld in artikel 63, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, wordt betaald conform artikel 63, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 3. De betrokkene ondertekent het beroep en dient het in.
In het beroepschrift worden, op straffe van niet-ontvankelijkheid, al de volgende gegevens vermeld:
1° de identificatiegegevens waaronder het rijksregisternummer van de betrokkene;
2° het domicilieadres;
3° het telefoonnummer;
4° het e-mailadres;
5° het examencentrum waar het examen is afgenomen;
6° de datum van het examen;
7° de voor het beroep relevante feiten die betrekking kunnen hebben op de personen, de plaats, de tijd en de procedure van het examen;
8° de beroepsgrieven.
§ 4. De beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, verricht alle bijkomende onderzoeken die ze nodig acht.
Het examencentrum of het Departement bezorgt alle stukken over het examen, de genomen beslissing en de opgelegde maatregelen in geval van een onregelmatigheid aan de beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. De beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, kan personen oproepen om gehoord te worden en kan alle dienstige stukken opvragen.
De beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, kan de volgende beslissingen nemen:
1° in het geval, vermeld in paragraaf 1, 1°, beslist de beroepscommissie of de kandidaat geslaagd is voor het examen of bevestigt ze het uitstel. De beroepscommissie kan de verzoeker machtigen een nieuw examen af te leggen, in voorkomend geval na afloop van de geldigheidsduur van het voorlopige rijbewijs waarvan de verzoeker houder was, en kan bepalen onder welke voorwaarden het examen plaatsvindt;
2° in de gevallen, vermeld in paragraaf 1, 2° en 3°, oordeelt de beroepscommissie of de feiten al dan niet een onregelmatigheid vormen en beslist ze over de regelmatigheid van de beslissingen en de maatregelen van het examencentrum of van het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde. De beroepscommissie kan de opgelegde maatregelen vernietigen, bevestigen of herzien.
De beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, neemt haar beslissing binnen een ordetermijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de indiener het beroep verstuurt.
De beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, bezorgt een kopie van de beslissing binnen een ordetermijn van tien dagen aan de indiener van het beroep en aan het examencentrum of het Departement.
§ 5. Als de beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, beslist dat de kandidaat geslaagd is voor het praktische examen, levert het examencentrum het getuigschrift van basiskwalificatie af in afwijking van artikel 35, § 5, en artikel 42, § 5, van dit besluit.
Het getuigschrift van basiskwalificatie, vermeld in het eerste lid, vermeldt de categorie van het voertuig waarmee de kandidaat het examen heeft afgelegd, en de datum van het praktische examen ten gevolge van het beroep, vermeld in dit artikel.
§ 1. (Opgeheven)
§ 1/1. De nascholing waarvan sprake in artikel 3, § 4 houdt het volgen in van lessen in een opleidingscentrum. De nascholing wordt gegeven in modules van ten minste zeven uur die over twee opeenvolgende dagen mogen worden gespreid, waarbij het tweede deel uiterlijk zestig dagen na het eerste deel wordt gegeven. Aan de bestuurder die een nascholingsmodule van ten minste zeven uur heeft gevolgd, wordt door het opleidingscentrum een getuigschrift van nascholing afgeleverd.
Het model van het in lid 1 bedoelde getuigschrift van nascholing wordt door de Minister bepaald.
De nascholing kan ten dele worden gegeven met behulp van hoogwaardige simulatoren, waarvan de nadere voorwaarden door de minister worden bepaald.
Een erkend opleidingscentrum kan nascholingsmodules gedeeltelijk met e-learning geven conform de voorwaarden, vermeld in titel V.
§ 1/2. Als een erkend opleidingscentrum de nascholingsmodule organiseert met een tolk voor kandidaten die het Nederlands niet machtig zijn, is de tolk in het bezit van een van de volgende diploma’s:
1° bachelor in de toegepaste taalkunde;
2° master in het tolken;
3° postgraduaat Conferentietolken;
4° certificaat sociaal tolk;
5° een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese verordening of richtlijn of internationale overeenkomst is erkend als gelijkwaardig met een van de diploma’s, vermeld in punt 1° tot en met 4°, en dat, behoudens in geval van een gelijkwaardigheidserkenning van rechtswege, staven door een gelijkwaardigheidserkenning van een buitenlands diploma of getuigschrift in Vlaanderen. Hetzelfde geldt door de diploma’s en getuigschriften die behaald werden in de Franse of Duitstalige Gemeenschap.
Het erkende opleidingscentrum houdt een afschrift bij van het bewijs dat de tolk voldoet aan een van de diplomavereisten, vermeld in het eerste lid.
Als een nascholingsmodule met tolk wordt georganiseerd, wordt de volledige inhoud van de module in één taal getolkt.
Een nascholingsmodule mag alleen in een van de officiële talen van de landen van de Europese Economische Ruimte of van Oekraïne worden getolkt
§ 1/3. Het opleidingscentrum geeft minstens drie werkdagen voordat een nascholingsmodule zonder e-learning wordt gegeven of voordat het onderdeel klassikaal onderricht of praktijkonderricht van een nascholingsmodule, vermeld in artikel 50, 2°, wordt gegeven, de planning door en bezorgt het Departement op elektronische wijze de volgende gegevens conform de regels die het Departement bepaalt:
1° de naam van het opleidingscentrum;
2° de nascholingsmodule die wordt gegeven;
3° de datum waarop de nascholingsmodule of het onderdeel klassikaal onderricht of praktijkonderricht wordt gegeven;
4° het begin- en het einduur van de nascholingsmodule of het onderdeel klassikaal onderricht of praktijkonderricht;
5° de locatie waar de nascholingsmodule of het onderdeel klassikaal onderricht of praktijkonderricht wordt gegeven;
6° de vermelding of de nascholingsmodule of het onderdeel klassikaal onderricht of praktijkonderricht met tolk wordt gegeven en de taal waarin getolkt wordt;
7° de naam en de voornaam van de lesgever van de nascholingsmodule of het onderdeel klassikaal onderricht of praktijkonderricht.
Het opleidingscentrum geeft iedere wijziging van de gegevens die conform het eerste lid aan het Departement zijn bezorgd, of de melding dat de geplande nascholingsmodule niet doorgaat, door aan het Departement op elektronische wijze conform de regels die het Departement bepaalt.
§ 2. Elk opleidingscentrum maakt de gegevens met betrekking tot de georganiseerde nascholing en de deelnemers aan deze cursussen op elektronische wijze over aan het Departement, volgens de modaliteiten bepaald door de Minister.
De in het eerste lid bedoelde gegevens kunnen het voorwerp uitmaken van een verwerking met het oog op de doelstellingen die worden vermeld in artikel 75 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 3. Voor elke nascholingscursus worden per gevolgde module van ten minste zeven uur, zeven kredietpunten toegekend.
§ 4. De nascholing omvat ten minste een module over elk van de drie onderwerpen bedoeld in de punten 1 tot 3 van bijlage 1.
De bestuurder mag binnen een periode van vijf jaar die voorafgaat aan de datum van de verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid, vermeld in artikel 13, §1, niet twee keer dezelfde module volgen. De bestuurder kan twee modules met betrekking tot eenzelfde onderwerp volgen indien hij een herhaling van het onderwerp nodig acht.
Elke bestuurder volgt tijdens de nascholing een module die betrekking heeft op elk van de volgende thema’s:
1° defensief of zuinig rijden;
2° verkeersveiligheid.
De module over defensief of zuinig rijden, vermeld in het derde lid, 1°, omvat ten minste drie uur praktisch rijonderricht.
Elke bestuurder mag binnen een periode van vijf jaar die voorafgaat aan de datum van de verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid van de bestuurder, vermeld in artikel 13, § 1, maximaal twaalf uur nascholing met behulp van e-learning volgen.
§5. Als een bestuurder van werkgever verandert, wordt voor de verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid, vermeld in artikel 13, §1, rekening gehouden met de nascholing die al is gevolgd in de periode van vijf jaar die voorafgaat aan de datum van de verlenging.
De volgende opleidingen komen in aanmerking als nascholing als vermeld in artikel 3, §4:
1° de opleiding voor de bestuurder over het vervoer van gevaarlijke goederen, vermeld in richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land;
2° de opleiding over het vervoer van dieren, vermeld in verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;
3° de opleiding over de omgang met personen met een handicap, vermeld in verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004.
Voor elke opleiding, vermeld in het eerste lid, van tenminste zeven uur waarvan de bestuurder kan aantonen dat hij ze gevolgd heeft binnen een periode van vijf jaar die voorafgaat aan de datum van de verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid, worden zeven kredietpunten toegekend.
In afwijking van het tweede lid, worden voor de opleiding, vermeld in het eerste lid, 1°, veertien kredietpunten toegekend als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
1° de bestuurder kan aantonen dat hij de opleiding, vermeld in het eerste lid, 1°, gevolgd heeft binnen de periode van vijf jaar die voorafgaat aan de datum van de verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid;
2° de bestuurder heeft binnen dezelfde periode van vijf jaar die voorafgaat aan de datum van de verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid de opleiding, vermeld in het eerste lid, 2° of 3°, niet als nascholing in aanmerking laten nemen;
3° de opleiding duurt tenminste veertien uur.
Voor de toepassing van artikel 45, §4, eerste lid, wordt aangenomen dat de opleidingen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, betrekking hebben op het onderwerp, vermeld in punt 2 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, voor de nascholing voor categorie C, en dat de opleiding, vermeld in het eerste lid, 3°, betrekking heeft op het onderwerp, vermeld in punt 1 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, voor de nascholing voor categorie D.
De minister of zijn gemachtigde erkent de opleidingscentra die de nascholing organiseren.
Een erkenning kan worden verleend voor alle aspecten van de nascholing. Evenwel kan een deelerkenning worden verkregen beperkt tot de aspecten van de nascholing met betrekking tot het goederenvervoer. Eveneens kan een deelerkenning worden verkregen beperkt tot de aspecten van de nascholing met betrekking tot het personenvervoer.
De erkenning wordt verleend voor een periode van vijf jaar. Deze erkenning kan worden vernieuwd voor een periode van vijf jaar; hiertoe dient telkens een nieuwe aanvraag tot erkenning te worden ingediend.
§ 1. Om te worden erkend dient het kandidaat-opleidingscentrum te voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° elk opleidingscentrum moet beschikken over een gepaste infrastructuur alsook het pedagogisch materiaal voorzien in bijlage 2;
2° elk kandidaat-opleidingscentrum, uitgezonderd de onderwijsinstellingen, verbindt zich er toe om binnen een termijn van drie jaar na de erkenning een Q*for-, ISO- of CEDEO-certificaat, een EFQM-erkenning of andere certificaten of erkenningen die door de minister of zijn gemachtigde aanvaard worden, te bekomen;
3° (opgeheven)
4° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich ertoe een modulair opgebouwd opleidingsprogramma aan te bieden waarin de voor de gevraagde erkenning of deelerkenning van toepassing zijnde onderwerpen uit de bijlage 1 behandeld worden. Elke module omvat minstens zeven uren nascholing. Dit programma moet initieel de goedkeuring ontvangen van het Departement.
Indien de gevraagde erkenning zich beperkt tot de aspecten van de nascholing met betrekking tot het goederenvervoer moet uit dit opleidingsprogramma blijken dat onderwerpen uit de bijlage 1 die betrekking hebben op het goederenvervoer, onderwezen worden.
Indien de gevraagde erkenning zich beperkt tot de aspecten van de nascholing met betrekking tot het personenvervoer moet uit dit opleidingsprogramma blijken dat onderwerpen uit de bijlage 1 die betrekking hebben op het personenvervoer onderwezen worden;
Een opleidingsmodule over de onderwerpen bedoeld in de punten 1.1, 1.2, 1.3 of 3.1 van bijlage 1 moet ten minste 3 uur sturen per deelnemende bestuurder bevatten;
5° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich er toe op de door de minister of zijn gemachtigde bepaalde wijze elke wijziging aan het programma voor goedkeuring mee te delen aan het Departement, die binnen een termijn van zestig dagen de wijzigingen goed- of afkeurt;
6° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich er toe dat de nascholing wordt gegeven conform het goedgekeurde opleidingsprogramma en de voorwaarden, vermeld in dit besluit;
7° elk kandidaat-opleidingcentrum verbindt zich er toe dat de instructeurs beschikken over een afdoende professionele ervaring in de onderwezen materie en op de hoogte zijn en rekening houden met de meest recente ontwikkelingen in de beroepsopleidingsvoorschriften en -eisen en dat ze didactisch en pedagogisch onderlegd zijn;
8° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich er toe dat de instructeurs van het praktijkgedeelte van de opleiding minstens vijf jaar beschikken over het rijbewijs voor de betrokken categorie;
9° (opgeheven)
10° elk opleidingscentrum moet beschikken over een verantwoordelijke, die het opleidingscentrum vertegenwoordigt bij de openbare instellingen en die verantwoordelijk is voor de organisatie van de opleiding en voor de administratieve taken;
11° elk opleidingscentrum moet beschikken over minstens één computer met internetverbinding met het oog op de elektronische communicatie van de gegevens betreffende de georganiseerde nascholing en de deelnemers aan de cursussen alsook de behaalde kredietpunten via een webservice van het Departement.
§ 2. Opdat de erkenning kan worden behouden en vernieuwd, dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden :
1° het opleidingscentrum voldoet aan de voorwaarden vermeld in § 1;
2° het opleidingscentrum, uitgezonderd de onderwijsinstellingen, levert het bewijs te beschikken over een Q*for-, ISO- of CEDEO-certificaat, een EFQM-erkenning of andere certificaten of erkenningen die door de minister of zijn gemachtigde aanvaard worden;
3° het opleidingscentrum en de nascholingsmodules die door het opleidingscentrum worden gegeven, voldoen aan alle voorwaarden, vermeld in deze titel en titel V en VI.
§ 3. Bij gebrek aan beslissing met betrekking tot de goedkeuring van het opleidingsprogramma binnen zestig dagen na ontvangst ervan, wordt de goedkeuring ervan geacht te zijn verleend.
§ 4. De door de minister of zijn gemachtigde aangewezen personen of organismen, belast met de inspectie en de controle bedoeld in artikel 53, kunnen de nascholing bijwonen en hebben het recht om er controle uit te oefenen op de ingezette middelen en het goede verloop van de opleidingen.
§ 5. Het opleidingscentrum leeft de richtlijnen na die zijn opgelegd door de minister of zijn gemachtigde.
§ 6. Het opleidingscentrum neemt de nodige technische en organisatorische maatregelen voor de bescherming van de persoonsgegevens.
§ 1. De erkenningsaanvraag wordt ingediend bij het Departement volgens de modaliteiten bepaald door de minister of zijn gemachtigde. Bij de aanvraag moet minstens de volgende informatie worden meegedeeld :
1° (opgeheven)
2° de lijst van de instructeurs belast met de nascholing alsook de de naam, de voornaam, het e-mailadres en het telefoonnummer van de verantwoordelijke;
3° informatie over de cursusruimten en het lesmateriaal. Deze informatie omvat voor de opleidingen « rationeel rijden » eveneens de informatie met betrekking tot de voor de praktijklessen beschikbare middelen en het gebruikte wagenpark;
4° de voorwaarden voor deelname aan de cursussen;
5° de informatie waaruit blijkt dat aan elk van de in artikel 47, § 1 vermelde voorwaarden is voldaan.
De minister of zijn gemachtigde levert de erkenning af binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de aanvrager in kennis werd gesteld van de volledigheid van zijn aanvraag.
§ 2. Bij de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning dient minstens de informatie te worden meegedeeld waaruit blijkt dat aan elk van de in artikel 47, § 2 vermelde voorwaarden is voldaan.
De aanvraag tot vernieuwing van de erkenning moet worden ingediend ten laatste zes maanden voor de vervaldatum van de geldigheid van de erkenning.
De minister of zijn gemachtigde levert de vernieuwing van de erkenning af binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de aanvrager in kennis werd gesteld van de volledigheid van zijn aanvraag.
§ 3. De minister of zijn gemachtigde kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de aanvraag tot erkenning of de aanvraag tot verlenging van de erkenning dient te voldoen.
§ 4. De minister of zijn gemachtigde verleent een erkenningsnummer aan elk erkend opleidingscentrum.
De toekenning van de erkenning alsook van de vernieuwing van de erkenning worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
§ 5. Als het opleidingscentrum zijn activiteiten stopzet, brengt het opleidingscentrum het Departement daarvan op elektronische wijze op de hoogte.
De erkenning van het opleidingscentrum vervalt vanaf de datum van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
Art. 49. Erkende opleidingscentra kunnen een nascholingsmodule met e-learning geven als het hoofd van het
Departement de nascholingsmodule erkent conform artikel 50 tot en met 52/13.
Art. 50. De nascholingsmodule bestaat altijd uit de volgende twee onderdelen:
1° het onderdeel e-learning;
2° het onderdeel klassikaal onderricht of praktijkonderricht.
Art. 51. Het onderdeel e-learning, vermeld in artikel 50, 1°, heeft een gemiddelde doorlooptijd van drie uur.
Het onderdeel klassikaal onderricht of praktijkonderricht, vermeld in artikel 50, 2°, duurt vier uur.
De nascholingsmodule duurt in totaal zeven uur.
Nadat de deelnemer de nascholingsmodule volledig heeft gevolgd, worden zeven kredietpunten van de nascholingsmodule aan de deelnemer toegekend.
Art. 52. Als de nascholingsmodule uit een onderdeel e-learning en een onderdeel praktijkonderricht bestaat, wordt het onderdeel e-learning eerst gegeven.
Als de nascholingsmodule uit een onderdeel e-learning en een onderdeel klassikaal onderricht bestaat, kan het opleidingscentrum vrij kiezen in welke volgorde de onderdelen worden gegeven.
Het eerste onderdeel van de nascholingsmodule is voltooid voordat met het tweede onderdeel van de nascholingsmodule gestart kan worden. Het tweede onderdeel wordt uiterlijk zestig dagen na de start van het eerste onderdeel voltooid.
Art. 52/1. Het onderdeel e-learning van de nascholingsmodule wordt opgedeeld in minimaal zes blokken.
Er worden minstens zes verschillende interactieve werkvormen gebruikt in het onderdeel e-learning van de nascholingsmodule.
Art. 52/2. In het onderdeel e-learning van de nascholingsmodule worden minimaal zes verschillende herhalingstesten ingebouwd waarmee wordt nagegaan of de deelnemer de leerstof uit de blokken heeft begrepen.
De herhalingstesten worden verspreid over het onderdeel e-learning van de nascholingsmodule. In elke herhalingstest worden vragen gesteld over de geziene leerstof uit de blokken die daarvoor zijn afgelegd.
Een herhalingstest kan pas afgelegd worden nadat de deelnemer de volledige benodigde leerstof heeft doorlopen.
Na het laatste blok wordt een eindtest afgenomen, die minstens tien vragen bevat die handelen over de volledige leerstof en die niet in eerdere herhalingstesten zijn gesteld.
Art. 52/3. Als een deelnemer tijdens de herhalingstesten of tijdens de eindtest, vermeld in artikel 52/2, een fout antwoord geeft, wordt na elke vraag of op het einde van de test het juiste antwoord gegeven en wordt toegelicht waarom dat antwoord juist is.
Art. 52/4. Het onderdeel is pas voltooid als de deelnemer alle blokken, vermeld in artikel 52/1, heeft doorlopen en alle herhalingstesten en de eindtest, vermeld in artikel 52/2, heeft afgelegd.
Art. 52/5. Om toegang tot het systeem te kunnen krijgen, wordt een deelnemer via e-ID of met unieke aanmeldgegevens geïdentificeerd.
Art. 52/6. De toegang van een deelnemer tot het systeem is gekoppeld aan een erkend opleidingscentrum en aan een specifieke nascholingsmodule die het hoofd van het Departement heeft erkend.
Art. 52/7. Het systeem is zodanig ontworpen dat de toegang en de acties van de deelnemers vanaf de eerste verbinding tot de voltooiing van de e-learning traceerbaar zijn.
Het systeem registreert al de volgende gegevens:
1° de tijd die de deelnemer nodig had om het onderdeel e-learning volledig te doorlopen;
2° het aantal dagen tussen de start en het volledig voltooien van het onderdeel e-learning;
3° de resultaten van de herhalingstesten en de eindtest, vermeld in artikel 52/2.
Art. 52/8. Het systeem houdt voor iedere deelnemer een overzicht bij van de volgende informatie zodat de voortgang van de deelnemer kan worden opgevolgd:
1° de blokken, vermeld in artikel 52/1, die al zijn gevolgd;
2° de testen, vermeld in artikel 52/2, die al zijn afgelegd;
3° de blokken, vermeld in artikel 52/1, die nog moeten worden gevolgd;
4° de testen, vermeld in artikel 52/2, die nog moeten worden afgelegd.
Het systeem heeft een duidelijke en gebruiksvriendelijke navigatiestructuur die de deelnemer toelaat om door de verschillende blokken, vermeld in artikel 52/1, en de verschillende testen, vermeld in artikel 52/2, te navigeren.
Het systeem is zodanig ontworpen dat alle blokken, vermeld in artikel 52/1, doorlopen moeten worden en alle testen, vermeld in artikel 52/2, afgelegd moeten worden om het onderdeel e-learning te kunnen voltooien.
Art. 52/9. Het systeem is altijd operationeel. Als dat niet het geval is, brengt het opleidingscentrum de deelnemers en het Departement daarvan onmiddellijk op de hoogte. Het opleidingscentrum verwittigt de deelnemers en het
Departement als het systeem opnieuw operationeel is.
Art. 52/10. Het opleidingscentrum zorgt voor het correctieve en evolutieve onderhoud van het systeem en de gebruikte software.
Systeemvernieuwingen mogen geen negatieve invloed hebben op de inlog- en uitlogregistratie en op de activiteiten die deelnemers al hebben doorlopen.
Art. 52/11. Als een opleidingscentrum een erkenning van een nascholingsmodule met e-learning wil verkrijgen, dient het bij het Departement op elektronische wijze een aanvraag in, waarvan het Departement het model bepaalt.
De aanvrager deelt in de aanvraag al de volgende informatie mee:
1° de nascholingsmodule die gedeeltelijk met e-learning wordt gegeven;
2° de onderdelen waaruit de nascholingsmodule bestaat, en de volgorde en duurtijd van die onderdelen;
3° voor het onderdeel e-learning: een overzicht van de blokken, de gebruikte interactieve werkvormen, de herhalingstesten en de eindtest;
4° voor het onderdeel e-learning: de gemiddelde doorlooptijd;
5° het systeem dat wordt gebruikt en de manier waarop de deelnemer geïdentificeerd wordt.
De aanvrager verleent aan het Departement toegang tot het systeem opdat het Departement kan nagaan of het systeem voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 52/5 tot en met 52/10.
Art. 52/12. Het hoofd van het Departement deelt uiterlijk een maand na de dag waarop hij de aanvraag heeft ontvangen, aan het opleidingscentrum mee of er nog informatie ontbreekt.
Als de aanvraag conform artikel 52/11 onvolledig is, behandelt het hoofd van het Departement de aanvraag pas nadat hij de ontbrekende informatie heeft ontvangen.
Het hoofd van het Departement neemt binnen twee maanden na de dag waarop het Departement een volledige aanvraag heeft ontvangen, een beslissing om de nascholingsmodule met e-learning al dan niet te erkennen.
Als er geen beslissing wordt genomen binnen de termijn, vermeld in het derde lid, geldt het ontbreken van de beslissing als een beslissing tot erkenning.
Art. 52/13. Het Departement verleent een erkenningsnummer aan elke nascholingsmodule met e-learning die wordt erkend.
In het geval, vermeld in artikel 52/12, vierde lid, kan het opleidingscentrum op elk ogenblik een erkenningsnummer aanvragen.
Art. 52/14. De opleidingscentra en de nascholingsmodules die door de opleidingscentra met behulp van e-learning worden gegeven, voldoen aan alle voorwaarden, vermeld in deze titel en titel IV en VI, om erkend te blijven.
Een erkend opleidingscentrum kan een nascholingsmodule met e-learning geven als de nascholingsmodule erkend blijft.
Art. 52/15. Als het opleidingscentrum de nascholingsmodule met e-learning stopzet, brengt het opleidingscentrum het Departement daarvan op elektronische wijze op de hoogte.
De erkenning vervalt vanaf de datum van de kennisgeving aan het Departement, vermeld in het eerste lid.
Art. 52/16. Voor de start van het onderdeel praktijkonderricht van een nascholingsmodule beschikt de instructeur over een rapport dat al de volgende informatie over de prestaties van de deelnemer op het onderdeel e-learning bevat:
1° de doorlooptijden;
2° de resultaten van de herhalingstesten en de eindtest, vermeld in artikel 52/2.
Als het onderdeel klassikaal onderricht na het onderdeel e-learning wordt gegeven, gaat de instructeur aan het begin van het onderdeel klassikaal onderricht na wat de deelnemers onthouden hebben van het onderdeel e-learning.
Art. 52/17. Op eenvoudig verzoek deelt het opleidingscentrum ook de volgende informatie aan het Departement mee op de wijze die het Departement bepaalt:
1° de start- en einddatum van de nascholingsmodule met e-learning en van de verschillende onderdelen ervan;
2° een overzicht van de deelnemers die de nascholingsmodule met e-learning volledig hebben doorlopen;
3° voor het onderdeel e-learning: de tijd die elke deelnemer nodig had om het volledige onderdeel af te leggen;
4° voor het onderdeel e-learning: een overzicht per deelnemer van de doorlopen en niet doorlopen blokken en testen;
5° voor het onderdeel e-learning: de resultaten van de herhalingstesten en de eindtest, vermeld in artikel 52/2;
6° het rapport, vermeld in artikel 52/16, eerste lid;
7° het aantal deelnemers dat de nascholingsmodule met e-learning niet heeft voltooid en, als dat mogelijk is, de reden daarvan;
8° het aantal en de inhoud van de klachten van deelnemers over de nascholingsmodule met e-learning.
Art. 52/18. Het opleidingscentrum voorziet in bijstand en technische ondersteuning voor deelnemers die vragen hebben over de inhoud van het onderdeel e-learning of die problemen hebben om het systeem te gebruiken. De deelnemers worden op werkdagen binnen vierentwintig uur geholpen.
Het opleidingscentrum verleent het Departement toegang tot het systeem en alle gegevens die daarin zijn opgenomen, als het Departement dat vraagt.
De toegang, vermeld in het tweede lid, blijft beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit besluit en die in verhouding staan tot het concrete doel van de toegang.
De personen of organismen die door het hoofd van het Departement worden belast met de inspectie en de controle op de naleving van dit besluit hebben toegang tot de voertuigen, terreinen en lokalen van de examencentra en de opleidingscentra die erkend zijn overeenkomstig dit besluit. Zij mogen inzage nemen van alle documenten in verband met hun opdracht alsook van de inlichtingenfiches.
Op verzoek van de personen of organismen, vermeld in het eerste lid, verstrekken de volgende instellingen of personen alle inlichtingen over de toepassing van dit besluit:
1° de examencentra en hun personeel;
2° de opleidingscentra en hun personeel.
Als het opleidingscentrum de voorwaarden, vermeld in deze titel en titel IV en V, niet naleeft, kan dat aanleiding geven tot de volgende maatregelen:
1° een waarschuwing door het hoofd van het Departement;
2° een schorsing van de erkenning van het opleidingscentrum door het hoofd van het Departement;
3° een schorsing van de erkenning van de nascholingsmodule met e-learning door het hoofd van het Departement;
4° een opheffing van de erkenning van het opleidingscentrum door het hoofd van het Departement;
5° een opheffing van de erkenning van de nascholingsmodule met e-learning door het hoofd van het Departement.
Voor het hoofd van het Departement beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, te nemen, wordt de verantwoordelijke van het opleidingscentrum op de hoogte gebracht van de overweging om een van de voormelde maatregelen te nemen.
In de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, wordt de verantwoordelijke van het opleidingscentrum geïnformeerd over de mogelijkheid om een schriftelijk verweer te richten aan het hoofd van het Departement binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen.
Het hoofd van het Departement beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, al dan niet te nemen binnen dertig dagen na de dag waarop hij het schriftelijke verweer heeft ontvangen, of, als hij niet tijdig een schriftelijk verweer heeft ontvangen, binnen dertig dagen nadat de termijn, vermeld in het derde lid, verstreken is.
Als het hoofd van het Departement geen beslissing neemt binnen de termijn, vermeld in het vierde lid, wordt hij geacht af te zien van de maatregel, vermeld in het eerste lid.
Gedurende de schorsingsperiode of na de beslissing tot opheffing van de erkenning als opleidingscentrum mag het opleidingscentrum geen nascholing geven. Het opleidingscentrum kan gedurende het eerste jaar dat volgt op de opheffing, geen nieuwe erkenning aanvragen.
Gedurende de schorsingsperiode of na de beslissing tot opheffing van de erkenning van de nascholingsmodule met e-learning mag het opleidingscentrum de nascholingsmodule niet geven en wordt het systeem gedeactiveerd. Het opleidingscentrum kan gedurende het eerste jaar dat volgt op de opheffing, geen nieuwe erkenning voor de nascholingsmodule met e-learning aanvragen.
§ 1. De erkenningsaanvraag of de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning als opleidingscentrum, bedoeld in artikel 46, geeft aanleiding tot de betaling van een retributie van 1.000 euro.
§ 2. Elk opleidingscentrum is een jaarlijkse retributie van 250 euro verschuldigd om de kosten van administratie en controle te dekken.
Deze retributies worden ten laatste op 31 maart van het betreffende jaar betaald.
§ 3. De retributies, vermeld in paragraaf 1 en 2, moeten worden betaald op de in het betalingsverzoek vastgestelde wijze.
§ 4. Vanaf het kalenderjaar 2011, worden elk jaar de bedragen bedoeld in § 1 en 2 automatisch geïndexeerd op 1 januari op basis van de consumptieprijsindex van de maand november van het vorige jaar.
Het resultaat van deze aanpassing wordt afgerond naar boven indien het berekende bedrag hoger is of gelijk is aan 0,5 decimalen of naar beneden indien het berekend bedrag lager is dan 0,5 decimalen.
§ 1. Voor de examens die afgelegd zijn in de examencentra, vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, worden de volgende retributies betaald:
1° voor het examen rijbewijs:
a) voor het theoretische examen: 15 euro;
b) voor het volledige praktische examen: 45 euro;
c) voor de praktische proef op de openbare weg: 37,50 euro;
2° voor het examen basiskwalificatie:
a) voor het deel van het theoretische examen, vermeld in artikel 29, eerste lid, 1°, en artikel 36, tweede lid, 1°, van dit besluit: 51 euro;
b) voor het deel van het theoretische examen, vermeld in artikel 29, eerste lid, 2°, en artikel 36, tweede lid, 2°, van dit besluit: 43 euro;
c) voor het deel van het theoretische examen, vermeld in artikel 29, eerste lid, 3°, en artikel 36, tweede lid, 3°, van dit besluit: 89 euro;
d) voor het deel van het praktische examen, vermeld in artikel 35, § 1, eerste lid, 1°, en artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, van dit besluit: 124 euro;
e) voor het deel van het praktische examen, vermeld in artikel 35, § 1, eerste lid, 2°, en artikel 42, § 1, eerste lid, 2°, van dit besluit: 53 euro;
f) voor het deel van het praktische examen, vermeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, van dit besluit: 36 euro;
g) voor de delen van het praktische examen, vermeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van dit besluit, op hetzelfde moment: 71 euro;
h) voor de delen van het praktische examen, vermeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van dit besluit, op hetzelfde moment met een voertuig van categorie C1+E, C+E, D1+E of D+E: 83 euro;
i) voor het deel van het praktische examen, vermeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, van dit besluit, met een voertuig van categorie C1+E, C+E, D1+E of D+E: 47 euro;
3° de volgende aanvullende retributies:
a) voor de audiovertaling, vermeld in artikel 27, § 1, eerste lid, van dit besluit: 35 euro;
b) voor het theoretische examen, vermeld in artikel 27, § 3 en § 4, van dit besluit: 75 euro.
§ 2. De retributies, vermeld in paragraaf 1, worden uiterlijk op de tiende werkdag vóór de dag van het examen waarvoor ze verschuldigd zijn, betaald. Als de retributie niet op tijd is betaald, wordt de afspraak die door het examencentrum vastgelegd is, geannuleerd.
Als de kandidaat het examencentrum minder dan acht werkdagen vóór de dag van het examen van zijn afwezigheid op de hoogte heeft gebracht, worden de retributies, met uitzondering van de aanvullende retributie, vermeld in paragraaf 1, 3°, a), niet terugbetaald.
Het examencentrum betaalt de retributies, vermeld in paragraaf 1, aan de kandidaat terug als de kandidaat bewijst dat hij het examen niet heeft kunnen afleggen omwille van een van de volgende gevallen van overmacht en als de kandidaat het examencentrum om terugbetaling vraagt binnen het jaar vanaf de dag van het examen:
1° bij ziekte van de kandidaat als het examen valt in de periode vanaf de begindatum tot en met de einddatum van de ziekteperiode en als de kandidaat een geneeskundig getuigschrift van een arts voorlegt;
2° bij overlijden van een van volgende personen als het examen valt in de periode vanaf de datum van het overlijden tot en met de datum van de begrafenis en als de kandidaat een overlijdensbericht voorlegt waaruit de de verwantschap met deze persoon blijkt:
a) de echtgenoot of de samenwonende partner van de kandidaat;
b) de kinderen of de pleegkinderen van de kandidaat, van de echtgenoot van de kandidaat of van de samenwonende partner van de kandidaat;
c) de ouders, de stiefouders, de pleegouders of de schoonkinderen van de kandidaat, van de echtgenoot van de kandidaat of van de samenwonende partner van de kandidaat;
d) de broers, de zussen, de grootouders of de kleinkinderen van de kandidaat, van de echtgenoot van de kandidaat of van de samenwonende partner van de kandidaat;
3° bij onbeschikbaarheid op de dag van het examen van het voertuig waarmee de kandidaat het examen ging afleggen als de kandidaat een kopie van het proces-verbaal of van de melding bij de politie voorlegt.
Als de kandidaat het examen niet heeft kunnen afleggen omwille van een ander geval van overmacht dan de gevallen, vermeld in het derde lid, oordeelt het departement of de retributies, vermeld in paragraaf 1, aan de kandidaat kunnen worden terugbetaald. De kandidaat vraagt binnen het jaar vanaf de dag van het examen aan het departement om de terugbetaling met vermelding van de reden van overmacht en de bewijsstukken hiervan.
De minister of zijn gemachtigde kan de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de retributies, vermeld in paragraaf 1, kunnen worden terugbetaald, bepalen.
§ 3. In de bedragen, vermeld in paragraaf 1, is de belasting over de toegevoegde waarde inbegrepen.
De bedragen, vermeld in paragraaf 1, zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2007 is bereikt.
De bedragen, vermeld in paragraaf 1, worden op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december van het voorgaande jaar bereikt is, en worden tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.
Art. 55/2. § 1. Conform artikel 21, § 2, eerste lid, bezorgt het examencentrum voor elke examensessie de volgende gegevens aan het Departement:
1° het erkenningsnummer en het adres van het examencentrum of de instelling, vermeld in artikel 22 waar het examen is afgelegd;
2° het rijksregisternummer, het bisregisternummer of het titularisnummer van de kandidaat;
3° de voor- en achternaam van de kandidaat;
4° de geboortedatum en -plaats van de kandidaat;
5° de nationaliteit van de kandidaat;
6° het adres van de kandidaat;
7° het dossiernummer van de kandidaat bij het examencentrum;
8° de vermelding of het een theoretisch of een praktisch examen betreft;
9° het rijksregisternummer of het bisregisternummer van de toezichthouder van het theorie-examen;
10° het rijksregisternummer of het bisregisternummer van de examinator;
11° de rijbewijscategorie waarvoor het examen is afgelegd;
12° het examentype en het type van de proef als onderdeel van het examen;
13° de datum en het tijdstip waarop een examensessie is gestart en beëindigd;
14° de status afgerond, uitgesloten of uitgesteld van de examensessie;
15° als het een theoretisch examen betreft, de gestelde vragen en de antwoorden van de kandidaat voor elk type van proef;
16° als het een praktisch examen betreft, de gegevens van het examenprotocol;
17° de mogelijke opmerkingen bij een examensessie;
18° het type van begeleiding van de kandidaat tijdens het praktisch examen en het rijksregisternummer of het bisregisternummer van de instructeur of de begeleider;
19° in voorkomend geval, het erkenningsnummer en de vestiging van de rijschool;
20° in voorkomend geval, de gegevens van het door de kandidaat voorgelegde attest van de rijschool;
21° het registratienummer van het voertuig als het praktisch examen onder begeleiding van de rijschool is afgelegd;
22° de taal waarin een kandidaat een examen heeft afgelegd;
23° in voorkomend geval, de soort tolk en het rijksregisternummer of het erkenningsnummer van de tolk;
24° in voorkomend geval, de vermelding of er een onregelmatigheid plaatsgevonden heeft;
25° in voorkomend geval, de vermelding dat een kandidaat afstand doet van een vrijstelling waar de kandidaat recht op heeft;
26° de score die de kandidaat heeft behaald en het resultaat van de examensessie;
27° de datum van het behalen van het getuigschrift van vakbekwaamheid;
28° in voorkomend geval, de vermelding of het examen aanleiding geeft tot het uitreiken van een voorlopig rijbewijs of een definitief rijbewijs;
29° in voorkomend geval, de vermelding of een code nodig is op het rijbewijs van de kandidaat.
De gegevens van de volgende categorieën van betrokkenen worden verwerkt in het kader van de toepassing van het eerste lid:
1° het examencentrum;
2° de kandidaat;
3° de toezichthouder;
4° de examinator;
5° de instructeur of de begeleider;
6° in voorkomend geval, de rijschool;
7° in voorkomend geval, de tolk.
§ 2. Het Departement is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van de gegevens, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° toezien op de naleving van dit besluit in het kader van het slagen voor het examen en het behalen van het getuigschrift van basiskwalificatie;
2° de inspectie en controle, vermeld in titel VI, hoofdstuk 1;
3° de informatie dat de kandidaten geslaagd zijn voor de examens bezorgen aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer met het oog op het uitreiken van het rijbewijs en een code op het rijbewijs;
4° de gegevens met de bevoegde autoriteiten uitwisselen conform artikel 55/9;
5° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Departement.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 5°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1° tot en met 3°, 8°, 11° tot en met 13°, 26° en 29°, worden bijgehouden gedurende de levensloop van de kandidaat.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 4° tot en met 7°, 9°, 10°, 14° tot en met 25°, 27° en 28°, worden vijf jaar bijgehouden.
Art. 55/3. § 1. Het opleidingscentrum bezorgt al de volgende gegevens aan het Departement:
1° de gegevens voor elke geplande nascholingsmodule, vermeld in artikel 45, § 1/3;
2° conform artikel 45, § 2, eerste lid, voor elke georganiseerde nascholingsmodule de volgende gegevens:
a) het ondernemingsnummer van het opleidingscentrum;
b) het erkenningsnummer van het opleidingscentrum;
c) de naam en het erkenningsnummer van de nascholingsmodule;
d) de rijbewijscategorie waarvoor nascholing wordt gevolgd;
e) het onderwerp van de nascholingsmodule;
f) het identificatienummer van het nascholingsonderdeel;
g) het aantal kredietpunten;
h) in voorkomend geval, het aantal uren praktisch rijonderricht;
i) de datum van het gevolgde nascholingsonderdeel;
j) in voorkomend geval, het adres waar de nascholingscursus heeft plaatsgevonden;
k) het erkenningsnummer van de lesgever;
l) de rijksregisternummers of bisnummers van de deelnemers die de nascholing gevolgd hebben.
§ 2. Het Departement is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van de gegevens, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° vaststellen of een bestuurder vakbekwaam is en de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid verlengen;
2° de inspectie controle en maatregelen, vermeld in titel VI, hoofdstuk 1;
3° de gegevens van de nascholingen die de deelnemers hebben gevolgd, bezorgen aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer met het oog op het plaatsen van een code op het rijbewijs;
4° de gegevens met de bevoegde autoriteiten uitwisselen conform artikel 55/9;
5° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Departement.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 5°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 2°, b) tot en met i) en l), worden bijgehouden gedurende de levensloop van de deelnemer.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, a), j) en k), worden vijf jaar bijgehouden.
Art. 55/4. § 1. Van de bestuurder die conform artikel 8/1, § 2, en 13/1, § 2, een kwalificatiekaart bestuurder aanvraagt, worden de volgende gegevens verwerkt:
1° de naam en de voornaam;
2° de straatnaam, het huisnummer en in voorkomend geval het busnummer;
3° de postcode en de naam van de gemeente;
4° het land;
5° de geboortedatum en de plaats van geboorte;
6° het telefoonnummer;
7° het e-mailadres;
8° de vermelding of de bestuurder een rijbewijs van de categorie C, van de categorie D of van de categorie C en D heeft;
9° de vermelding of het de eerste aanvraag van een Belgische kwalificatiekaart bestuurder is;
10° een recente pasfoto;
11° een kopie van het identiteitsbewijs;
12° een kopie van het rijbewijs;
13° een attest van de werkgever waar de bestuurder werkt;
14° een kopie van de werkvergunning;
15° een kopie van de initiële of de laatst uitgereikte kwalificatiekaart bestuurder.
§ 2. Het Departement is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van de gegevens, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° de kwalificatiekaarten bestuurder, vermeld in artikel 8/1, § 3, en artikel 13/1, § 3, uitreiken;
2° de inspectie en controle, vermeld in titel VI, hoofdstuk 1;
3° de gegevens met de bevoegde autoriteiten uitwisselen conform artikel 55/9;
4° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Departement.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 4°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden vijf jaar bijgehouden.
Art. 55/5. § 1. Het Departement kan voor elke examensessie de volgende gegevens uitwisselen met de bevoegde autoriteiten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest:
1° het rijksregisternummer, het bisregisternummer of het titularisnummer van de kandidaat;
2° de voor- en achternaam van de kandidaat;
3° de geboortedatum en -plaats van de kandidaat;
4° de nationaliteit van de kandidaat;
5° het adres van de kandidaat;
6° het erkenningsnummer en het adres van het examencentrum of de instelling, vermeld in artikel 22 waar het examen is afgelegd;
7° de rijbewijscategorie waarvoor het examen is afgelegd;
8° het examentype en het type van de proef als onderdeel van het examen;
9° het aantal vragen van de examensessie;
10° de datum en het tijdstip waarop een examensessie is gestart en beëindigd;
11° de taal waarin een kandidaat een examen heeft afgelegd;
12° de status afgerond, uitgesloten of uitgesteld van de examensessie;
13° het resultaat van de examensessie;
14° in voorkomend geval, de vermelding of er een onregelmatigheid plaatsgevonden heeft;
15° in voorkomend geval, het erkenningsnummer en de vestiging van de rijschool.
De gegevens van de volgende categorieën van betrokkenen worden verwerkt in het kader van de toepassing van het eerste lid:
1° de kandidaat;
2° het examencentrum;
3° in voorkomend geval, de rijschool.
§ 2. Het Departement is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van de gegevens, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° toezien op de naleving van dit besluit om in het kader van het examen met het oog op het behalen van een rijbewijs of met het oog op het behalen van een bewijs van basiskwalificatie, te kunnen uitmaken of een kandidaat tot het examen kan worden toegelaten en voor welke onderdelen van het examen de kandidaat is geslaagd;
2° de inspectie en controle, vermeld in titel VI, hoofdstuk 1;
3° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Departement.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 3°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1°, 2°, 6° tot en met 8°, 13° en 15°, worden bijgehouden gedurende de levensloop van de kandidaat.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 3° tot en met 5°, 9° tot en met 12° en 14°, worden vijf jaar bijgehouden.
Art. 55/6. § 1. Het examencentrum, vermeld in artikel 25 van het koninklijk betreffende het rijbewijs, houdt al de volgende gegevens bij:
1° de beslissing tot uitsluiting van het examen omwille van een vastgestelde onregelmatigheid;
2° de gegevens van de documenten, vermeld in artikel 30, § 2, artikel 33, artikel 37, § 2, en artikel 40;
3° het proces-verbaal, vermeld in artikel 43/2, vijfde lid, van dit besluit;
4° een kopie van het proces-verbaal als vermeld in artikel 43/3, vijfde lid, van dit besluit;
5° een kopie van de beslissing van de beroepscommissie als vermeld in artikel 44, § 4, vijfde lid, van dit besluit, over het beroep in het geval, vermeld in artikel 44, § 1, 1°, van dit besluit;
6° een kopie van de beslissing van de beroepscommissie als vermeld in artikel 44, § 4, vijfde lid, van dit besluit, over het beroep in de gevallen, vermeld in artikel 44, § 1, 2° en 3°, van dit besluit.
§ 2. Het examencentrum, vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor de gegevens, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° de controle van de toelatingsvoorwaarden tot het examen, vermeld in artikel 32 tot en met 38/1 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
2° het nemen van maatregelen na de vaststelling van onregelmatigheden, vermeld in artikel 43/2;
3° het bezorgen van de stukken aan de beroepscommissie, vermeld in artikel 44, § 4, tweede lid;
4° de inspectie en de controle, vermeld in artikel 64 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
5° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Departement om de beleidsmaatregel te onderzoeken en te evalueren.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1°, worden verzameld en verwerkt voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 1°, 4° en 5°.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 2° tot en met 6°, worden verzameld en verwerkt voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 5°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 2°, worden tien jaar bijgehouden.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1° en 3° tot en met 5°, worden twee jaar bijgehouden.
Art. 55/7. § 1. De beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, houdt al de volgende gegevens bij:
1° het beroepschrift en de gegevens, vermeld in artikel 44, § 3, tweede lid, van dit besluit;
2° de stukken die het examencentrum of het Departement heeft bezorgd, vermeld in artikel 44, § 4, tweede lid, van dit besluit;
3° alle dienstige stukken, vermeld in artikel 44, § 4, tweede lid, van dit besluit;
4° de beslissing, vermeld in artikel 44, § 4, derde lid, van dit besluit.
§ 2. De beroepscommissie, vermeld in artikel 47 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor de gegevens, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° de beslissing, vermeld in artikel 44, § 4, derde lid;
2° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Departement om de beleidsmaatregel te onderzoeken en te evalueren.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1°, 2° en 3°, worden verzameld en verwerkt voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 1°.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 4°, worden verzameld en verwerkt voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 2°.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 2°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1°, 2° en 3°, worden één jaar bijgehouden.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 4°, worden twee jaar bijgehouden.
Art. 55/8. § 1. Het Departement houdt al de volgende gegevens bij:
1° de informatie, vermeld in artikel 24;
2° een kopie van het proces-verbaal als vermeld in artikel 43/2, zesde lid;
3° het proces-verbaal, vermeld in artikel 43/3, vierde lid;
4° het schriftelijke verweer, vermeld in artikel 43/3, derde lid;
5° een kopie van de beslissing van de beroepscommissie als vermeld in artikel 44, § 4, vijfde lid, over het beroep in het geval, vermeld in artikel 44, § 1, 1°;
6° een kopie van de beslissing van de beroepscommissie als vermeld in artikel 44, § 4, vijfde lid, over het beroep in de gevallen, vermeld in artikel 44, § 1, 2° en 3°;
7° de gegevens, vermeld in artikel 45, § 1/3;
8° de aanvraag tot goedkeuring en de goedkeuring van het opleidingsprogramma, vermeld in artikel 47, § 1, 4°, en § 3, en elke wijziging van het programma, vermeld in artikel 47, § 1, 5°;
9° de aanvraag tot erkenning als opleidingscentrum, vermeld in artikel 48, § 1, eerste lid, de beslissing om het opleidingscentrum al dan niet te erkennen, vermeld in artikel 48, § 1, tweede lid, de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning als opleidingscentrum, vermeld in artikel 48, § 2, eerste lid, de beslissing om de erkenning van het opleidingscentrum al dan niet te vernieuwen, vermeld in artikel 48, § 2, derde lid, en het erkenningsnummer, vermeld in artikel 48, § 4, eerste lid;
10° de kennisgeving van de stopzetting, vermeld in artikel 48, § 5;
11° voor de nascholingsmodules met e-learning al de volgende gegevens:
a) de identificatie via e-ID of met unieke aanmeldgegevens, vermeld in artikel 52/5;
b) de gegevens, vermeld in artikel 52/7, tweede lid;
c) het overzicht, vermeld in artikel 52/8, eerste lid;
d) de aanvraag tot erkenning van de nascholingsmodule met e-learning, vermeld in artikel 52/11;
e) de beslissing om de nascholingsmodule met e-learning al dan niet te erkennen, vermeld in artikel 52/12;
f) het erkenningsnummer van de nascholingsmodule met e-learning, vermeld in artikel 52/13;
g) de kennisgeving van de stopzetting, vermeld in artikel 52/15, eerste lid;
h) de informatie, vermeld in artikel 52/17;
12° de inlichtingen, vermeld in artikel 53, tweede lid;
13° het schriftelijke verweer, vermeld in artikel 54, derde lid;
14° de beslissing, vermeld in artikel 54, vierde lid.
§ 2. Het Departement is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor de gegevens, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° het nemen van maatregelen na de vaststelling van onregelmatigheden, vermeld in artikel 43/3;
2° het bezorgen van de stukken aan de beroepscommissie, vermeld in artikel 44, § 4, tweede lid;
3° de inspectie, controle en maatregelen, vermeld in titel VI, hoofdstuk 1;
4° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Departement om de beleidsmaatregelen te onderzoeken en te evalueren.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 4°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1°, worden bijgehouden gedurende de levensloop van de betrokkene.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 2° tot en met 6°, worden twee jaar bijgehouden.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 7° en 11°, worden vijf jaar bijgehouden.
De gegevens, vermeld in paragraaf 1, 8° tot en met 10° en 12° tot en met 14°, worden bijgehouden tot een jaar nadat de erkenning ophoudt te bestaan.
Art. 55/9. Het Departement wisselt met de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de naleving van de regelgeving die richtlijn 2003/59/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad, heeft omgezet, informatie uit over afgegeven of ingetrokken getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing.
Het Departement is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden verzameld en verwerkt om betrokkenen te identificeren en om vast te stellen of de betrokkene vakbekwaam is als dat nodig is om naleving van de opleidingseisen, vermeld in de regelgeving die richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/ EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad, heeft omgezet, te controleren.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, die worden verkregen door het Departement worden bewaard overeenkomstig de respectievelijke bewaartermijnen voor de categorieën van persoonsgegevens vermeld in artikel 55/2, § 4, artikel 55/3, § 4, artikel 55/4, § 4, artikel 55/5, § 4, artikel 55/6, § 4, artikel 55/7, § 4 of in artikel 55/8, § 4.
Art. 55/10. Het Departement verzamelt de volgende gegevens in een gegevensbank:
1° de gegevens, vermeld in artikel 55/2;
2° de gegevens, vermeld in artikel 55/3;
3° de gegevens, vermeld in artikel 55/4;
4° de gegevens, vermeld in artikel 55/5, die het Departement van de andere bevoegde autoriteiten ontvangt;
5° de gegevens, vermeld in artikel 55/8;
6° de gegevens, vermeld in artikel 55/9, die het Departement van de andere bevoegde autoriteiten ontvangt.
Art. 55/11. § 1. Het opleidingscentrum verwerkt de volgende gegevens:
1° de afschriften van het bewijs dat de tolk voldoet aan de diplomavereisten, vermeld in artikel 45, § 1/2, eerste lid;
2° voor de nascholingsmodules met e-learning al de volgende gegevens:
a) de identificatie via e-ID of met unieke aanmeldgegevens, vermeld in artikel 52/5;
b) de gegevens, vermeld in artikel 52/7, tweede lid;
c) het overzicht, vermeld in artikel 52/8, eerste lid;
d) de informatie, vermeld in artikel 52/17.
§ 2. Het opleidingscentrum is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van de gegevens, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° het administratieve beheer van de gegeven e-learning;
2° de inspectie, controle en maatregelen, vermeld in titel VI, hoofdstuk 1;
3° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Departement.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, 3°, worden geanonimiseerd.
§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden vijf jaar bijgehouden.
Artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 22 maart 2004, 10 juli 2006 en 1 september 2006, wordt aangevuld als volgt :
« 17° de bestuurders die het praktisch examen bedoeld in de artikelen 38 tot en met 42 van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E afleggen of met het oog daarop scholing volgen;
18° de bestuurders die houder zijn van een geldig voorlopig rijbewijs vakbekwaamheid in de zin van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
(Opgeheven)
Artikel 18, tweede lid van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
« Evenwel kan elke kandidaat van tenminste 18 jaar een rijbewijs geldig voor de categorieën C, C+E, D, D+E en voor de subcategorieën D1 en D1+E verkrijgen op voorwaarde dat hij eveneens beschikt over een getuigschrift van basiskwalificatie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
Artikel 19, § 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« § 3. De kandidaat van minder dan 21 jaar oud die het praktisch examen heeft afgelegd met een voertuig van de categorie C of C+E of met een voertuig van de categorie D of D+E ontvangt een rijbewijs enkel geldig verklaard voor het besturen van voertuigen van de subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E, behalve als hij houder is van een getuigschrift van basiskwalificatie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E.
Als deze kandidaat de leeftijd van 21 jaar bereikt, kan een rijbewijs geldig verklaard voor het besturen van voertuigen van de categorie C, C+E, D of D+E worden afgegeven, zonder zich te onderwerpen aan de scholing en zonder een nieuw theoretisch en praktisch examen te moeten afleggen. De procedure voorgeschreven in artikel 49 is van toepassing. ».
Artikel 21, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Het rijbewijs afgegeven voor het besturen van voertuigen van de categorieën C, C+E, D en D+E of van de subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E is geldig voor de duur aangeduid op het attest bedoeld in artikel 44, § 5 of voor de duur van de geldigheid van het bewijs van vakbekwaamheid. Indien deze termijnen verschillen is de geldigheidsduur beperkt tot de kortste termijn. ».
In artikel 21, § 1, derde lid van hetzelfde besluit vervallen de woorden « Deze periode wordt teruggebracht tot drie jaar als de houder 50 jaar of meer is; bovendien verstrijkt de geldigheid van het rijbewijs afgegeven voordat de leeftijd van 50 jaar wordt bereikt, ten laatste op het ogenblik dat de houder de leeftijd van 53 jaar bereikt. ».
In artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002 en 1 september 2006, wordt een § 3 ingevoegd, luidende:
« § 3. De bepalingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op de examens voor het behalen van het rijbewijs voor het besturen van de voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E of de subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E. ».
In hetzelfde besluit worden opgeheven :
1° artikel 27, 3°;
2° artikel 29, 1°;
3° artikel 29, 3°.
Artikel 44, § 5, derde lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Het attest is vijf jaar geldig. Het kan evenwel afgegeven worden voor een kortere geldigheidsduur overeenkomstig de bepalingen van bijlage 6. ».
Artikel 58, § 1, 6° van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« 6° per categorie of subcategorie, de datum van afgifte van het rijbewijs en het bewijs van vakbekwaamheid en de uiterste geldigheidsdatum van deze bewijzen; ».
In artikel 63, § 1 van hetzelfde besluit vervallen de woorden :
« categorieën C, C+E, D en D+E en subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E : volledig praktisch examen ... 45,00 EUR
praktische proef alleen op de openbare weg ... 37,50 EUR ».
In artikel 74 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden « 2° tot 7° » worden vervangen door de woorden « 2° tot 9° »;
2° in hetzelfde artikel wordt 2° vervangen door de volgende bepaling :
« 2° de gegevens betreffende het rijbewijs, de als zodanig geldende bewijzen en de ervoor afgelegde examens; »;
3° in hetzelfde artikel wordt 6°, eerste lid, vervangen als volgt :
« 6° de gegevens betreffende de examinatoren bedoeld in artikel 26 van dit besluit alsook in artikel 25 van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E »;
4° hetzelfde artikel wordt aangevuld met een 9° als volgt :
« 9° de gegevens betreffende de vakbekwaamheid, de ervoor geldende bewijzen en de ervoor afgelegde examens, bepaald in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
In artikel 75 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 1°, a) wordt aangevuld als volgt :
« a) de afgifte van de rijbewijzen en de als zodanig geldende bewijzen alsook van de bewijzen van vakbekwaamheid bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. »;
2° in hetzelfde artikel wordt onderdeel b) vervangen als volgt :
« b) de examencentra en de examinatoren bedoeld in artikel 26 van dit besluit alsook in artikel 25 van koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; »;
3° in hetzelfde artikel wordt de bepaling onder 1° aangevuld als volgt :
« d) de exameninstellingen en de opleidingscentra, overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; »;
4° de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt :
« 10° de afgifte, door de overheid, van de rijbewijzen en de als zodanig geldende bewijzen alsook van de bewijzen van vakbekwaamheid bedoeld in het koninklijk besluit 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; ».
In artikel 76 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7°, 8° en 9° » ;
2° in het derde lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4° en 7° mogen worden meegedeeld aan de examinatoren bedoeld in artikel 26 » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 9° mogen worden meegedeeld aan de examinatoren bedoeld in artikel 26 van dit besluit alsook in artikel 25 van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. »;
3° in het vierde lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3° en 4° » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4° en 9° »;
4° in het vijfde lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4° en 7° » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 9° »;
5° in het zesde lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7°, 8° en 9° ».
In artikel 77 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen als volgt :
« De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 5°, 6°, 7° en 9° worden bewaard zonder tijdsbeperking. ».
§ 1. In Bijlage 7, bij hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 2006 en 1 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden « 95 : bestuurder, houder van het getuigschrift, die voldoet aan de vakbekwaamheidsvereisten tot ... » worden ingevoegd tussen de woorden « 90.07 : bedienbaar » en de woorden « II. Nationale codes »;
2° de II betreffende de Nationale codes wordt aangevuld als volgt :
« 121 : beperkt tot vervoer binnen het Rijk en desgevallend geregeld vervoer binnen het Rijk waarvan het traject ten hoogste 50 km bedraagt, overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
§ 1. In artikel 8.2, 1° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1987 en 23 maart 1998 worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° onderdeel b) wordt vervangen als volgt :
« b) 18 jaar voor de bestuurders van voertuigen van de categorieën D en D+E en de subcategorieën D1 en D1+E voor geregeld personenvervoer waarvan het traject ten hoogste 50 kilometer bedraagt, die houder zijn van, en tevens bij zich hebben, een bewijs van vakbekwaamheid D zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E »;
2° onderdeel d) wordt toegevoegd als volgt :
« d) 20 jaar voor de bestuurders van voertuigen van de categorieën D en D+E en de subcategorieën D1 en D1+E voor personenvervoer, die houder zijn van, en tevens bij zich hebben, een bewijs van vakbekwaamheid D zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
§ 2. In artikel 8.2, 2° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 september 1991 en 23 maart 1998, wordt punt 2°, tweede lid, b) vervangen als volgt :
« b) 18 jaar voor bestuurders van voertuigen van de categorieën C en C+E en de subcategorieën C1 en C1+E die houder zijn van, en tevens bij zich hebben, een bewijs van vakbekwaamheid C zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; ».
§ 3. Artikel 59.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 september 1991, 29 mei 1996, 23 maart 1998, 14 mei 2002 en 22 maart 2004, wordt opgeheven.
§ 1. Zijn vrijgesteld van de verplichting tot het beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid, in afwijking van artikel 3, § 2 :
1° tot 10 september 2016, de bestuurders vermeld in artikel 5, § 1, 2°, die houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs;
2° tot 10 september 2015, de bestuurders vermeld in artikel 5, § 2, 2°, die houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs.
Zijn vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie C en, tot 10 september 2016, van de verplichting om houder te zijn van een bewijs van vakbekwaamheid C, de bestuurders die houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs van groep C, afgeleverd vóór 31 januari 2010 en van een « certificat de qualification » afgegeven bij het einde van het zesde jaar van het secundaire Franstalige beroepsonderwijs aan de leerlingen die de opleiding « conducteurs poids lourds » gevolgd hebben of van een studiegetuigschrift van het tweede jaar van de derde graad van het Nederlandstalige beroepsonderwijs afgegeven aan de leerlingen die de opleiding « bestuurders van vrachtwagens » gevolgd hebben; het « certificat de qualification » en het studiegetuigschrift dienen afgeleverd te zijn vóór 10 september 2009.
§ 2. Bij de vervanging van het document bedoeld in artikel 8, § 1, van dit besluit van de bestuurders bedoeld in §1, 1°, in de periode tussen 10 september 2009 en 9 september 2016 wordt op verzoek van de bestuurder op dat document de code 95 opgenomen door de overheid bedoeld in artikel 8, § 2.
In dat geval is het bewijs van vakbekwaamheid geldig tot ten laatste 9 september 2016.
Indien de bestuurder bij deze vervanging evenwel aantoont dat hij 35 kredietpunten heeft verworven door het volgen van naschoolse vorming binnen een periode van zeven jaar voorafgaand aan de datum van de verlenging, bedraagt de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid vijf jaar.
§ 3. Bij de vervanging van het document bedoeld in artikel 8, § 1, van dit besluit van de bestuurders bedoeld in § 1, 2°, in de periode tussen 10 september 2008 en 9 september 2015 wordt op verzoek van de bestuurder op dat document de code 95 opgenomen door de overheid bedoeld in artikel 8, § 2.
In dat geval is het bewijs van vakbekwaamheid geldig tot ten laatste 9 september 2015.
Indien de bestuurder bij deze vervanging evenwel aantoont dat hij 35 kredieturen heeft verworven door het volgen van naschoolse vorming binnen een periode van zeven jaar voorafgaand aan de datum van de verlenging, bedraagt de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid vijf jaar.
In afwijking van artikel 3, § 3 zijn de bestuurders van voertuigen van groep C tot 10 september 2009 vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie C.
§ 1. In afwijking van de bepalingen van Titel III worden de theorie- en praktijkexamens met het oog op het behalen van het rijbewijs geldig voor het besturen van voertuigen van groep 2 tot en met 18 januari 2013 afgelegd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 21, § 1, tweede lid, worden de examens met het oog op het behalen van het getuigschrift van basiskwalificatie tot en met 18 januari 2013 georganiseerd door de examencentra bedoeld in artikel 25, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs en door de organismen bedoeld in artikel 4, 4°, 5° en 8° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs voor de kandidaten die daar een opleiding hebben gevolgd en door de organismen bedoeld in artikel 4, 5° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs voor de kandidaten die een opleiding hebben gevolgd in een organisme bedoeld in artikel 4, 5°, 7° of 15° van dit besluit.
Artikel 41/1 is van toepassing op voorlopige rijbewijzen afgegeven na 1 mei 2012 en op examens geslaagd na 1 mei 2012.
(Opgeheven)
In afwijking van de bepalingen van artikel 47, § 3 en artikel 50, § 3 wordt - bij gebrek aan een beslissing van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - de goedkeuring van het opleidingsprogramma geacht te zijn verleend na verloop van een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag tot goedkeuring van het opleidingsprogramma die wordt ingediend tijdens de periode tussen 1 januari 2008 en 10 september 2009.
Artikel 45, § 4, dus niet van toepassing van de eerste nascholing die de houders van een rijbewijs geldig voor het besturen van voertuigen van groep 2, afgeleverd vóór 1 februari 2013, moeten volgen.
Art. 76/1. De kwalificatiekaarten bestuurder die voor de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D, D+E zijn afgegeven, zijn geldig tot hun vervaldatum.
Art. 76/2. Voor de toepassing van artikel 45/1, tweede en derde lid, worden alleen de opleidingen, vermeld in artikel 45/1, eerste lid, die gevolgd worden vanaf de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D, D+E, in aanmerking genomen als nascholing als vermeld in artikel 3, §4.
Dit besluit treedt in werking op 10 september 2008, met uitzondering van de bepalingen van artikel 76 die in werking treden op 1 januari 2008.
In afwijking van het eerste lid :
a) de artikelen 56, 57, 58, 59, 60, 65, 67, 68, 69, 70 en 72 treden op 10 september 2009 in werking voor de bestuurders van voertuigen van groep C.
b) de artikelen 62, 63 en 66 treden in werking op 19 januari 2013.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister bevoegd voor het wegverkeer, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
C, C+E, C1, C1+E en D, D+E, D1, D1+E
1.1. Doelstelling : kennis van de kenmerken van de krachtoverbrenging met het oog op een optimaal gebruik.
Koppelkrommen, van het vermogen en van het specifiek brandstofverbruik van een motor, optimaal gebruiksbereik toerenteller, dekkingsdiagrammen overbrengingsverhoudingen;
1.2. Doelstelling : kennis van de technische kenmerken en de werking van de veiligheidsvoorzieningen teneinde het voertuig onder controle te houden, de slijtage te beperken en disfuncties te voorkomen.
Grenzen aan het gebruik van remmen en retarders, gecombineerd gebruik van remmen en retarders, de versnelling die het best bij een snelheid past, benutting van de traagheid van het voertuig, mogelijkheden om te vertragen en te remmen bij afdalingen, wat te doen in geval van defecte remmen, gebruik van elektronische en mechanische systemen zoals het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP), geavanceerde noodremsystemen (AEBS), het antiblokkeersysteem (ABS), het tractiecontrolesysteem (TCS) en monitoringsystemen die in het voertuig ingebouwd zijn (IVMS), en andere systemen ter ondersteuning van de bestuurder of automatiseringssystemen die voor gebruik goedgekeurd zijn;
1.3. Doelstelling : het brandstofverbruik kunnen optimaliseren.
Optimalisering van het brandstofverbruik dankzij de toepassing van kennis over punt 1.1 en 1.2, het belang van te anticiperen op de verkeersstroom, rijden op veilige afstand van andere voertuigen en de snelheid van het voertuig benutten, constante snelheid, een vlotte rijstijl en de juiste bandendruk, en vertrouwdheid met slimme vervoerssystemen die zuiniger rijden mogelijk maken en kunnen helpen bij de routeplanning;
1.3/1. Doelstelling: het vermogen om te anticiperen op risico’s in het verkeer, die risico’s te beoordelen en er zich aan aan te passen.
Zich bewust zijn van en aanpassen aan verschillende weg-, verkeers- en weersomstandigheden, anticiperen op naderende gebeurtenissen; begrijpen hoe een reis moet worden voorbereid en gepland bij ongewone weersomstandigheden. Vertrouwd zijn met het gebruik van de bijbehorende veiligheidsuitrusting en begrijpen wanneer een reis uitgesteld of geannuleerd moet worden wegens extreme weersomstandigheden. Zich aanpassen aan risico’s in het verkeer, waaronder gevaarlijk gedrag in het verkeer of bestuurders die zich laten afleiden (door het gebruik van elektronische apparaten, eten, drinken enzovoort). Gevaarlijke situaties herkennen en zich aanpassen aan dergelijke situaties en kunnen omgaan met de spanning die daaruit voortkomt, namelijk met betrekking tot de afmetingen en het gewicht van het voertuig ten opzichte van kwetsbare weggebruikers, zoals voetgangers, fietsers en gemotoriseerde tweewielers.
Herkennen van potentieel gevaarlijke situaties en correct inschatten hoe die gevaren kunnen uitmonden in situaties waarin een aanrijding niet meer kan worden vermeden en acties bepalen en ondernemen om de veiligheidsmarges te verhogen tot een niveau waarop een aanrijding nog wel kan worden vermeden als de potentiële gevaren zich voordoen;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E
1.4. Doelstelling : een lading kunnen vervoeren met inachtneming van de voorschriften inzake veiligheid en goed gebruik van het voertuig.
Op rijdende voertuigen werkende krachten, afstemming van de keuze van de versnelling op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, gebruik van automatische transmissiesystemen, berekening van het laadvermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, berekening van het nuttige volume, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt, soorten verpakking en pallets.
Voornaamste categorieën goederen die moeten worden vastgezet, klem- en vastzettechnieken, gebruik van sjorringen, controleren van vastzetinrichtingen, gebruik van laad- en losmachines, aanbrenging en verwijdering van dekzeilen;
Rijbewijs D, D+E, D1, D1+E
1.5. Doelstelling : de veiligheid en het comfort van de passagiers kunnen waarborgen.
Aanpassing van de bewegingen in de lengte en zijwaarts, wegverdeling, plaats op de weg, soepel remmen, rijden met een overbouw, gebruik van specifieke infrastructuur (openbare plaatsen, speciale rijstroken), beheersen van conflicten tussen veilig rijden en andere taken als bestuurder, interactie met passagiers, specifieke kenmerken van bepaalde groepen passagiers (gehandicapten, kinderen);
1.6. Doelstelling : een lading kunnen vervoeren met inachtneming van de voorschriften inzake veiligheid en goed gebruik van het voertuig.
Op rijdende voertuigen inwerkende krachten, afstemming van de keuze van de versnelling op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, gebruik van automatische transmissiesystemen, berekening van het laadvermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E en D, D+E, D1, D1+E
2.1. Doelstelling : kennis van het sociale klimaat en de reglementering van het wegvervoer.
Maximumwerktijden die specifiek voor de vervoersector gelden. Principes, toepassing en gevolgen van de Verordeningen (EG) nr. 561/2006 en (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad. Sancties op het niet of verkeerd gebruiken van of het knoeien met de tachograaf. Kennis van de sociale context in het wegvervoer: rechten en plichten van de bestuurders inzake basiskwalificatie en nascholing;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E
2.2. Doelstelling : de regelgeving betreffende het goederenvervoer kennen.
Documenten over de vervoersexploitatie, aan boord mee te nemen documenten, verbod op het gebruik van bepaalde wegen, tolheffingen, verplichtingen die uit standaardcontracten voor goederenvervoer voortvloeien, opstelling van de documenten die het vervoerscontract vormen, internationale transportvergunningen, verplichtingen van het Verdrag betreffende de Overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, opstelling van de internationale vrachtbrief, grensoverschrijdingen, expediteurs, speciale documenten die de goederen begeleiden;
Rijbewijs D, D+E, D1, D1+E
2.3. Doelstelling : de regelgeving betreffende het personenvervoer kennen.
Vervoer van specifieke groepen, veiligheidsuitrusting van de bus, veiligheidsgordels, belasting van het voertuig;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E en D, D+E, D1, D1+E
3.1. Doelstelling : bedacht zijn op de gevaren van het verkeer en op arbeidsongevallen.
Soorten arbeidsongevallen in de vervoersector, statistieken van verkeersongevallen, betrokkenheid daarbij van vrachtwagens/touringcars, gevolgen op menselijk, materieel en financieel vlak;
3.2. Doelstelling : het kunnen voorkomen van criminaliteit en vervoer van illegale immigranten.
Algemene informatie, gevolgen voor de bestuurders, preventieve maatregelen, checklist, wetgeving inzake de verantwoordelijkheid van de vervoerder;
3.3. Doelstelling : fysieke risico's kunnen voorkomen.
Ergonomische principes : risicohandelingen en -houdingen, lichamelijke conditie, oefeningen in goederenbehandeling, persoonlijke beschermingsmiddelen;
3.4. Doelstelling : zich bewust zijn van het belang van een goede fysieke en mentale gezondheid.
Beginselen van een gezonde en evenwichtige voeding, effecten van alcohol, medicijnen of andere stoffen die het gedrag kunnen beïnvloeden, symptomen, oorzaken, effecten van vermoeidheid en stress, fundamenteel belang van de basiscyclus werk/rust;
3.5. Doelstelling : noodsituaties kunnen beoordelen.
Gedrag bij noodsituaties : inschatting van de situatie, erger voorkomen, hulpdiensten waarschuwen, hulp verlenen aan gewonden en eerstehulpverlening, optreden bij brand, inzittenden van de vrachtwagen of passagiers van de bus redden, de veiligheid van alle passagiers waarborgen, reactie in geval van agressie; basisbeginselen invulling schadeformulier;
3.6. Doelstelling : door zijn gedrag kunnen bijdragen aan het imago van een onderneming.
Gedrag van de bestuurder en imago : belang voor de onderneming van de kwaliteit van de dienstverlening door de bestuurder, de taken van de bestuurder, personen waarmee een bestuurder te maken krijgt, onderhoud van het voertuig, organisatie van het werk, commerciële en financiële gevolgen van een geschil;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E
3.7. Doelstelling : kennis van het economisch klimaat van het goederenvervoer over de weg en van de marktordening.
Verhouding tussen het wegvervoer en de overige vervoerstakken (concurrentie, verladers), verschillende activiteiten in het wegvervoer (vervoer voor rekening van derden, voor eigen rekening, aanvullende activiteiten), organisatie van de voornaamste soorten vervoersondernemingen of aanverwante transportactiviteiten, gespecialiseerd vervoer (tankwagens, koelwagens, gevaarlijke goederen, vervoer van dieren enzovoort), ontwikkelingen in de sector (diversificatie van het dienstenaanbod, railvervoer/wegvervoer, uitbesteding enzovoort);
Rijbewijs D, D+E, D1, D1+E
3.8. Doelstelling : kennis van het economisch klimaat van het personenvervoer over de weg en van de marktordening.
Verhouding tussen het personenvervoer over de weg en de overige vervoerstakken (spoor, personenauto's), verschillende activiteiten in het personenvervoer over de weg, omgang met personen met een handicap, grensoverschrijdingen (internationaal vervoer), organisatie van de voornaamste soorten ondernemingen voor personenvervoer over de weg.
De opleidingscentra moeten beschikken over de hiernavolgende lokalen :
Het leslokaal moet beantwoorden aan volgende vereisten :
De lokalen mogen niet worden ingericht in een private woning, noch in een drankgelegenheid.
Indien het opleidingscentrum - in het kader van een naschoolse praktijkopleiding - gebruik maakt van een terrein buiten het verkeer, moet dit terrein ontoegankelijk zijn voor elke persoon extern aan de praktijkopleiding alsook beantwoorden aan de volgende normen :
Indien het opleidingscentrum - in het kader van een naschoolse praktijkopleiding - gebruik maakt van een voertuig van de onderwezen categorie, moet dit voertuig beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 38 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
1. De fysieke kenmerken van de kwalificatiekaart zijn in overeenstemming met de ISO-normen 7810 en 7816-1.
De methodes voor toetsing van de fysieke kenmerken van de kwalificatiekaart aan de internationale normen zijn in overeenstemming met ISO-norm 10373.
2. De kaart heeft twee zijden:
Bladzijde 1 bevat:
Bladzijde 2 bevat:
A. Het theoretische examen basiskwalificatie, vermeld in artikel 29, wordt op de volgende wijze geëvalueerd:
1. honderd vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 100;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 80;
2. acht casestudy's over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 40;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 32;
3. mondelinge proef: tien mondelinge vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 100;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 80.
De kandidaat die slaagt voor een van de drie theoretische proeven, vermeld in punt 1, 2 of 3, is gedurende drie jaar vrijgesteld voor die proef.
B. Het gecombineerde theoretische examen, vermeld in artikel 36, wordt op de volgende wijze geëvalueerd:
1. honderd vragen die als volgt worden verdeeld:
a) vijftig vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 4 bij het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs:
1° maximumaantal punten: 50;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 41;
b) vijftig vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 50;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 40.
De kandidaat die slaagt voor een van beide onderdelen, hetzij voor de 50 vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 4 bij het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, hetzij voor de 50 vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, is gedurende drie jaar vrijgesteld voor dit onderdeel.
2. acht casestudy's over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 40;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 32;
3. mondelinge proef: tien mondelinge vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 100;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 80.
De kandidaat die slaagt voor een van de drie theoretische proeven, vermeld in punt 1, 2 of 3, is gedurende drie jaar vrijgesteld voor die proef.
C. Het aanvullende theoretische examen basiskwalificatie, vermeld in artikel 43, wordt als volgt geëvalueerd:
1. vijftig vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 50;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 40;
2. vier casestudy's over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 20;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 16;
3. mondelinge proef: vijf mondelinge vragen over de examenstof, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd:
1° maximumaantal punten: 50;
2° minimumaantal punten vereist om te slagen: 40.
De kandidaat die slaagt voor een van de drie theoretische proeven, vermeld in punt 1, 2 of 3, is gedurende drie jaar vrijgesteld voor die proef.
A. Rijtest op de openbare weg, vermeld in artikel 35, §1, eerste lid, 1°, artikel 42, §1, eerste lid, 1°, en artikel 43
De proef wordt op basis van de volgende rubrieken beoordeeld:
1) categorie D, D1, D+E en D1+E: bediening van het voertuig (met inbegrip van rationeel, economisch, comfortabel en milieuvriendelijk rijden);
categorie C, C1, C+E en C1+E: bediening van het voertuig en vervoersreglementering (met inbegrip van rationeel, economisch en milieuvriendelijk rijden);
2) plaats op de openbare weg;
3) bochten;
4) kruisen en inhalen;
5) richtingsverandering;
6) voorrang;
7) verkeerslichten en bevelen;
8) snelheid en verkeersinzicht;
9) gedrag ten opzichte van de andere weggebruikers;
10) defensief rijden.
De rubrieken worden beoordeeld met: "goed", "voorbehoud", "onvoldoende" of "slecht".
De kandidaat is in al de volgende gevallen niet geslaagd:
1) een rubriek is beoordeeld met "slecht";
2) twee rubrieken zijn beoordeeld met "onvoldoende";
3) een rubriek is beoordeeld met "onvoldoende" en twee met "voorbehoud";
4) vier rubrieken zijn beoordeeld met "voorbehoud";
5) de kandidaat heeft rijfouten begaan of gevaarlijk rijgedrag vertoond die de veiligheid van het examenvoertuig, de passagiers of de andere weggebruikers direct in gevaar brengen.
B. Praktische test basiskwalificatie, vermeld in artikel 35, §1, eerste lid, 2°, artikel 42, §1, eerste lid, 2°, en artikel 4
De proef wordt volgens de volgende rubrieken beoordeeld:
1) categorie D, D1, D+E en D1+E: comfort;
categorie C, C1, C+E en C1+E: vastzettechnieken;
2) noodsituatie;
3) schadeformulier;
4) lading;
5) criminaliteit.
Deze rubrieken worden beoordeeld met: "voldoende", "voorbehoud" of "onvoldoende".
De kandidaat is in al de volgende gevallen niet geslaagd:
1) twee rubrieken zijn beoordeeld met "onvoldoende";
2) een rubriek is beoordeeld met "onvoldoende" en twee met "voorbehoud";
3) vier rubrieken zijn beoordeeld met "voorbehoud".
C. Proef op een terrein buiten het verkeer, vermeld in artikel 42, §1, eerste lid, 3°
De manoeuvres worden op de manier, vermeld in bijlage 5, VI, A, bij het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs beoordeeld.
De kandidaat die slaagt voor een van de praktische proeven, vermeld onder A, B en C, is gedurende drie jaar vrijgesteld voor die proef.