(Opgeheven)
(Opgeheven)
(Opgeheven)
(Opgeheven)
(Opgeheven)
(Opgeheven)
Het theoretisch examen basiskwalificatie bepaald in artikel 21, § 1, tweede lid heeft betrekking op de stof die in de bijlage 1 wordt opgesomd. Het theorie-examen basiskwalificatie bestaat uit drie delen :
1° 100 vragen waarbij uit meerdere antwoorden kan worden gekozen, dan wel vragen waarop één antwoord moet worden gegeven, of een combinatie van de twee systemen. Deze proef duurt 100 minuten;
2° casestudy's. Deze proef duurt 80 minuten;
3° een mondelinge proef. Deze proef duurt 60 minuten.
Het theoretisch examen basiskwalificatie wordt beoordeeld en verbeterd op de wijze bepaald door de Minister. De kandidaten beschikken over minstens vier uren om het theorie-examen af te leggen.
De inschrijving voor het theoretisch examen basiskwalificatie gebeurt volgens de regels en op de wijze goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
Elk geslaagd deel van het theoretisch examen blijft geldig gedurende drie jaar.
(Opgeheven)
Het praktisch examen basiskwalificatie bepaald in artikel 21, § 1, tweede lid heeft betrekking op de stof die in de bijlage 1 wordt opgesomd.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de groep C indien een bewijs van vakbekwaamheid C wordt aangevraagd.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de groep D indien een bewijs van vakbekwaamheid D wordt aangevraagd.
Het examen wordt beoordeeld op de door de Minister bepaalde wijze.
De inschrijving voor het praktisch examen basiskwalificatie gebeurt volgens de regels en op de wijze goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
(Opgeheven)
§ 1. Het praktisch examen basiskwalificatie bestaat uit twee delen :
1° (opgeheven)
2° een praktische test die ten minste de punten 1.4, 1.5, 1.6, 3.2, 3.3 en 3.5 van de bijlage 1 bestrijkt. Deze test duurt ten minste 30 minuten.
Elk geslaagd deel van het praktisch examen blijft geldig gedurende drie jaar.
Het gecombineerd theoretisch examen bepaald in artikel 21, § 1, derde lid heeft betrekking op de stof die in de bijlage 1 bij dit besluit en in bijlage 4 bij het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs wordt opgesomd.
Het gecombineerd theoretisch examen bestaat uit drie delen :
1° 100 vragen waarbij uit meerdere antwoorden kan worden gekozen, dan wel vragen waarop één antwoord moet worden gegeven, of een combinatie van de twee systemen. Deze proef duurt 100 minuten;
2° casestudy's. Deze proef duurt 80 minuten;
3° een mondelinge proef. Deze proef duurt 60 minuten.
Het gecombineerd theoretisch examen wordt beoordeeld en verbeterd op de wijze door de Minister bepaald.
De kandidaten beschikken over minstens vier uren om het theorie-examen af te leggen.
De inschrijving voor het gecombineerd theoretisch examen gebeurt volgens de regels en op de wijze goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
Elk geslaagd deel van het theoretisch examen blijft geldig gedurende drie jaar.
(Opgeheven)
Het gecombineerd praktisch examen bepaald in artikel 21, § 1, derde lid heeft betrekking op de stof die in de bijlage 1 bij dit besluit en bijlage 5 bij het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs wordt opgesomd.
(Opgeheven)
§ 1. De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie C1 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 9, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie C1 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 40, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie C1.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie D1 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 11, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie D1 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 40, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie D1.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C+E mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie C1+E met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 10, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie C1+E nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 40, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C+E waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie C1+E.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D+E mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie D1+E met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 12, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie D1+E nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 40, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D+E waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie D1+E.
§ 2. Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, van categorie C geldt eveneens voor categorie C1.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, van categorie D geldt eveneens voor categorie D1.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, van categorie C+E geldt eveneens voor categorie C1+E.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, van categorie D+E geldt eveneens voor categorie D1+E.
§ 3. Het slagen in de praktische proef bedoeld in artikel 42, § 1, 2°, van categorie C geldt eveneens voor categorie C1.
Het slagen in de praktische proef bedoeld in artikel 42, § 1, 2°, van categorie D geldt eveneens voor categorie D1.
Het slagen in de praktische proef bedoeld in artikel 42, § 1, 2°, van categorie C+E geldt eveneens voor categorie C1+E.
Het slagen in de praktische proef bedoeld in artikel 42, § 1, 2°, van categorie D+E geldt eveneens voor categorie D1+E.
§ 1. Het gecombineerd praktisch examen bestaat uit drie delen :
1° (opgeheven)
2° (opgeheven)
3° (opgeheven)
Elk geslaagd deel van het praktisch examen blijft geldig gedurende drie jaar.
§ 2. Tijdens de proef op de openbare weg moet de examinator plaatsnemen in het voertuig.
Indien de bestuurder nog niet over een rijbewijs beschikt, moet, naast de examinator, de instructeur van de rijschool of de begeleider bij de scholing in het voertuig plaatsnemen.
Indien het voertuig bestemd is voor het vervoer van ten hoogste twee personen, de bestuurder inbegrepen, neemt alleen de examinator in het voertuig plaats.
Behalve de personen bedoeld in het eerste lid en de tolk bedoeld in artikel 27, § 2 mogen enkel de door de Minister of zijn gemachtigde aangeduide personen in het voertuig plaatsnemen.
§ 3. De examinator beëindigt het examen wanneer de kandidaat onbekwaam is om te sturen of op een gevaarlijke manier stuurt of in geval van tussenkomst van de instructeur of de begeleider.
§ 4. De examinator vermeldt op de beoordelingsstaat, voor elk van de genoemde proeven, de door hem toegekende beoordeling alsook de daaruit volgende beslissing dat de kandidaat geslaagd of uitgesteld is overeenkomstig de criteria bepaald door de Minister.
§ 5. De examinator bevestigt het slagen van de kandidaat voor het gecombineerd praktisch examen enerzijds, door aflevering van een getuigschrift van basiskwalificatie en anderzijds, op de aanvraag om een rijbewijs, beide met vermelding van de categorie van het voertuig waarmee hij het examen heeft afgelegd en van de datum ervan. In voorkomend geval vermeldt hij dat het examen werd afgelegd met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 13 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs. In het geval bedoeld in artikel 44 wordt het slagen voor het praktisch examen vermeld op de aanvraag om een rijbewijs door de overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 10 begint te lopen vanaf het moment van afgifte van het getuigschrift van basiskwalificatie.
De in artikel 26, § 3 bedoelde bestuurders kunnen een aanvullend examen afleggen. Het aanvullend theoretisch examen is beperkt tot de in de bijlage 1 bij dit besluit genoemde onderwerpen betreffende de voertuigen waarop de nieuwe basiskwalificatie betrekking heeft. Dit examen verloopt overeenkomstig artikel 29, lid 2 en 3 en artikel 30.
Het aanvullend praktisch examen dient te worden afgelegd overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 35.
(Opgeheven)
§ 1. De nascholing waarvan sprake in artikel 3, § 4 houdt het volgen in van lessen in een opleidingscentrum. Aan de bestuurder die een nascholingsmodule van ten minste zeven uur heeft gevolgd, wordt door het opleidingscentrum een getuigschrift van nascholing afgeleverd.
Het model van het in lid 1 bedoelde getuigschrift van nascholing wordt door de Minister bepaald.
De nascholing kan ten dele worden gegeven met behulp van hoogwaardige simulatoren.
§ 2. Elk opleidingscentrum maakt de gegevens met betrekking tot de georganiseerde nascholing en de deelnemers aan deze cursussen op elektronische wijze over aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, volgens de modaliteiten bepaald door de Minister.
De in het eerste lid bedoelde gegevens kunnen het voorwerp uitmaken van een verwerking met het oog op de doelstellingen die worden vermeld in artikel 75 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 3. Voor elke nascholingscursus worden per gevolgde module van ten minste zeven uur, zeven kredietpunten toegekend.
§ 4. De nascholing omvat ten minste een module over elk van de drie onderwerpen bedoeld in de punten 1 tot 3 van bijlage 1.
Minstens één van de door de bestuurder gekozen modules moet een module over defensief of zuinig rijden zijn die ten minste drie uur praktisch rijonderricht omvat.
De minister of zijn gemachtigde erkent de opleidingscentra die de nascholing organiseren.
Een erkenning kan worden verleend voor alle aspecten van de nascholing. Evenwel kan een deelerkenning worden verkregen beperkt tot de aspecten van de nascholing met betrekking tot het goederenvervoer. Eveneens kan een deelerkenning worden verkregen beperkt tot de aspecten van de nascholing met betrekking tot het personenvervoer.
De erkenning wordt verleend voor een periode van vijf jaar. Deze erkenning kan worden vernieuwd voor een periode van vijf jaar; hiertoe dient telkens een nieuwe aanvraag tot erkenning te worden ingediend.
§ 1. Om te worden erkend dient het kandidaat-opleidingscentrum te voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° elk opleidingscentrum moet beschikken over een gepaste infrastructuur alsook het pedagogisch materiaal voorzien in bijlage 2;
2° elk kandidaat-opleidingscentrum, uitgezonderd de onderwijsinstellingen, verbindt zich er toe om binnen een termijn van drie jaar na de erkenning een Q*for-, ISO- of CEDEO-certificaat, een EFQM-erkenning of andere certificaten of erkenningen die door de minister of zijn gemachtigde aanvaard worden, te bekomen;
3° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich ertoe jaarlijks een activiteitenverslag op te stellen en dit uiterlijk tegen 31 maart van het daaropvolgend jaar over te maken aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
De minister of zijn gemachtigde bepaalt de onderwerpen die daarin aan bod moeten komen;
4° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich ertoe een modulair opgebouwd opleidingsprogramma aan te bieden waarin de voor de gevraagde erkenning of deelerkenning van toepassing zijnde onderwerpen uit de bijlage 1 behandeld worden. Elke module omvat minstens zeven uren nascholing. Dit programma moet initieel de goedkeuring ontvangen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Indien de gevraagde erkenning zich beperkt tot de aspecten van de nascholing met betrekking tot het goederenvervoer moet uit dit opleidingsprogramma blijken dat onderwerpen uit de bijlage 1 die betrekking hebben op het goederenvervoer, onderwezen worden.
Indien de gevraagde erkenning zich beperkt tot de aspecten van de nascholing met betrekking tot het personenvervoer moet uit dit opleidingsprogramma blijken dat onderwerpen uit de bijlage 1 die betrekking hebben op het personenvervoer onderwezen worden;
Een opleidingsmodule over de onderwerpen bedoeld in de punten 1.1, 1.2, 1.3 of 3.1 van bijlage 1 moet ten minste 3 uur sturen per deelnemende bestuurder bevatten;
5° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich er toe op de door de minister of zijn gemachtigde bepaalde wijze elke wijziging aan het programma voor goedkeuring mee te delen aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, die binnen een termijn van zestig dagen de wijzigingen goed- of afkeurt;
6° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich er toe dat de nascholing wordt gegeven conform het goedgekeurde opleidingsprogramma;
7° elk kandidaat-opleidingcentrum verbindt zich er toe dat de instructeurs beschikken over een afdoende professionele ervaring in de onderwezen materie en op de hoogte zijn en rekening houden met de meest recente ontwikkelingen in de beroepsopleidingsvoorschriften en -eisen en dat ze didactisch en pedagogisch onderlegd zijn;
8° elk kandidaat-opleidingscentrum verbindt zich er toe dat de instructeurs van het praktijkgedeelte van de opleiding minstens zeven jaar beschikken over het rijbewijs voor de betrokken categorie;
9° elk kandidaat-opleidingscentrum, met uitzondering van deze die door of krachtens een wet, decreet of ordonnantie zijn belast met de organisatie van het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer alsook van de openbare centra voor beroepsopleiding, verbindt er zich toe bij de inschrijving voor de nascholing binnen de twee maanden de opleiding te organiseren, ongeacht het aantal inschrijvingen.
10° elk opleidingscentrum moet beschikken over een directeur, die het opleidingscentrum vertegenwoordigt bij de openbare instellingen en die verantwoordelijk is voor de organisatie van de opleiding en voor de administratieve taken;
11° elk opleidingscentrum moet beschikken over minstens één computer met internetverbinding met het oog op de elektronische communicatie van de gegevens betreffende de georganiseerde nascholing en de deelnemers aan de cursussen alsook de behaalde kredietpunten via een webservice van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
§ 2. Opdat de erkenning kan worden vernieuwd, dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden :
1° het opleidingscentrum levert het bewijs dat het blijvend voldoet aan de voorwaarden vermeld in § 1, 4 en 5;
2° het opleidingscentrum, uitgezonderd de onderwijsinstellingen, levert het bewijs te beschikken over een Q*for-, ISO- of CEDEO-certificaat, een EFQM-erkenning of andere certificaten of erkenningen die door de minister of zijn gemachtigde aanvaard worden;
3° het opleidingscentrum heeft jaarlijks een activiteitenverslag opgesteld en heeft dit uiterlijk tegen 31 maart van het daaropvolgend jaar overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
§ 3. Bij gebrek aan beslissing met betrekking tot de goedkeuring van het opleidingsprogramma binnen zestig dagen na ontvangst ervan, wordt de goedkeuring ervan geacht te zijn verleend.
§ 4. De door de minister of zijn gemachtigde aangewezen personen of organismen, belast met de inspectie en de controle bedoeld in artikel 53, kunnen de nascholing bijwonen en hebben het recht om er controle uit te oefenen op de ingezette middelen en het goede verloop van de opleidingen.
Op eenvoudig verzoek van de controlerende instantie deelt het opleidingscentrum hiertoe de plaats, de datum en het uur van de geplande nascholing mee.
§ 1. De erkenningsaanvraag wordt ingediend bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer volgens de modaliteiten bepaald door de minister of zijn gemachtigde. Bij de aanvraag moet minstens de volgende informatie worden meegedeeld :
1° de maatregelen die het opleidingscentrum reeds heeft genomen op het moment van de aanvraag en nog zal nemen om binnen drie jaar het bewijs te leveren dat een Q*for-, een ISO-, een CEDEO-certificaat, een EFQM-erkenning of een ander certificaat of erkenning die door de minister of zijn gemachtigde is aanvaard, is verkregen. Deze verplichting geldt niet voor de onderwijsinstellingen;
2° de lijst van de instructeurs belast met de nascholing alsook de identiteit van de directeur;
3° informatie over de cursusruimten en het lesmateriaal. Deze informatie omvat voor de opleidingen « rationeel rijden » eveneens de informatie met betrekking tot de voor de praktijklessen beschikbare middelen en het gebruikte wagenpark;
4° de voorwaarden voor deelname aan de cursussen, onder meer het vereiste aantal deelnemers;
5° de informatie waaruit blijkt dat aan elk van de in artikel 47, § 1 vermelde voorwaarden is voldaan.
De minister of zijn gemachtigde levert de erkenning af binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de aanvrager in kennis werd gesteld van de volledigheid van zijn aanvraag.
§ 2. Bij de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning dient minstens de informatie te worden meegedeeld waaruit blijkt dat aan elk van de in artikel 47, § 2 vermelde voorwaarden is voldaan.
De aanvraag tot vernieuwing van de erkenning moet worden ingediend ten laatste zes maanden voor de vervaldatum van de geldigheid van de erkenning.
De minister of zijn gemachtigde levert de vernieuwing van de erkenning af binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de aanvrager in kennis werd gesteld van de volledigheid van zijn aanvraag.
§ 3. De minister of zijn gemachtigde kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de aanvraag tot erkenning of de aanvraag tot verlenging van de erkenning dient te voldoen.
§ 4. De minister of zijn gemachtigde verleent een erkenningsnummer aan elk erkend opleidingscentrum.
De toekenning van de erkenning alsook van de vernieuwing van de erkenning worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
(Opgeheven)
De personen of organismen die door de Minister of door zijn gemachtigde worden belast met de inspectie en de controle op de naleving van dit besluit hebben toegang tot de lokalen van de examencentra en de opleidingscentra die erkend zijn overeenkomstig dit besluit. Zij mogen inzage nemen van alle documenten in verband met hun opdracht alsook van de inlichtingenfiches.
Op vraag van de Minister of zijn gemachtigde zijn de examencentra en de opleidingscentra die zijn erkend overeenkomstig dit besluit, ertoe gehouden om alle inlichtingen te verstrekken betreffende de toepassing van dit besluit.
De Minister kan overgaan tot tijdelijke, gehele of gedeeltelijke opschorting of tot intrekking van de erkenning van het opleidingscentrum dat is erkend overeenkomstig dit besluit, na de betrokkenen te hebben gehoord, indien, al dan niet in het kader van de controles overeenkomstig artikel 53, wordt vastgesteld dat het erkende centrum niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.
§ 1. De erkenningsaanvraag of de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning als opleidingscentrum, bedoeld in artikel 46, geeft aanleiding tot de betaling van een retributie van 1.000 euro.
§ 2. Elk opleidingscentrum is een jaarlijkse retributie van 250 euro verschuldigd om de kosten van administratie en controle te dekken.
Deze retributies worden ten laatste op 31 maart van het betreffende jaar betaald.
§ 3. De retributies voorzien in § 1 en 2 worden overgemaakt op rekening BE86 6792 0060 1050 van het Directoraat-Generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid, City Atrium, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel.
§ 4. Vanaf het kalenderjaar 2011, worden elk jaar de bedragen bedoeld in § 1 en 2 automatisch geïndexeerd op 1 januari op basis van de consumptieprijsindex van de maand november van het vorige jaar.
Het resultaat van deze aanpassing wordt afgerond naar boven indien het berekende bedrag hoger is of gelijk is aan 0,5 decimalen of naar beneden indien het berekend bedrag lager is dan 0,5 decimalen.
§ 1. De afgifte van het certificaat bedoeld in artikel 8, §1, eerste lid, 3°, of van een duplicaat van dit certificaat geeft aanleiding tot de betaling van een retributie van 11 euro.
De retributie bedoeld in het eerste lid wordt betaald via overschrijving op een rekening van de Federale overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, overeenkomstig de voorschriften van de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid.
§ 2. (Opgeheven)
§ 3. De Minister kan het in de § 1 bepaalde bedrag aanpassen aan de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. In dit geval vermenigvuldigt hij het bedrag met het indexcijfer van de voorbijgaande maand en deelt het produkt door het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand gedurende dewelke dit besluit in werking is getreden. In voorkomend geval verhoogt hij het resultaat met maximum 0,5 euro of verlaagt hij het met maximum 0,49 euro om een eenheid te bekomen. De aangepaste bedragen treden in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand gedurende dewelke ze in het Belgisch staatsblad werden gepubliceerd.
De retributies voorzien in §1 worden in geen geval terugbetaald.
Artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 22 maart 2004, 10 juli 2006 en 1 september 2006, wordt aangevuld als volgt :
« 17° de bestuurders die het praktisch examen bedoeld in de artikelen 38 tot en met 42 van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E afleggen of met het oog daarop scholing volgen;
18° de bestuurders die houder zijn van een geldig voorlopig rijbewijs vakbekwaamheid in de zin van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
(Opgeheven)
Artikel 18, tweede lid van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
« Evenwel kan elke kandidaat van tenminste 18 jaar een rijbewijs geldig voor de categorieën C, C+E, D, D+E en voor de subcategorieën D1 en D1+E verkrijgen op voorwaarde dat hij eveneens beschikt over een getuigschrift van basiskwalificatie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
Artikel 19, § 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« § 3. De kandidaat van minder dan 21 jaar oud die het praktisch examen heeft afgelegd met een voertuig van de categorie C of C+E of met een voertuig van de categorie D of D+E ontvangt een rijbewijs enkel geldig verklaard voor het besturen van voertuigen van de subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E, behalve als hij houder is van een getuigschrift van basiskwalificatie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E.
Als deze kandidaat de leeftijd van 21 jaar bereikt, kan een rijbewijs geldig verklaard voor het besturen van voertuigen van de categorie C, C+E, D of D+E worden afgegeven, zonder zich te onderwerpen aan de scholing en zonder een nieuw theoretisch en praktisch examen te moeten afleggen. De procedure voorgeschreven in artikel 49 is van toepassing. ».
Artikel 21, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Het rijbewijs afgegeven voor het besturen van voertuigen van de categorieën C, C+E, D en D+E of van de subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E is geldig voor de duur aangeduid op het attest bedoeld in artikel 44, § 5 of voor de duur van de geldigheid van het bewijs van vakbekwaamheid. Indien deze termijnen verschillen is de geldigheidsduur beperkt tot de kortste termijn. ».
In artikel 21, § 1, derde lid van hetzelfde besluit vervallen de woorden « Deze periode wordt teruggebracht tot drie jaar als de houder 50 jaar of meer is; bovendien verstrijkt de geldigheid van het rijbewijs afgegeven voordat de leeftijd van 50 jaar wordt bereikt, ten laatste op het ogenblik dat de houder de leeftijd van 53 jaar bereikt. ».
In artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002 en 1 september 2006, wordt een § 3 ingevoegd, luidende:
« § 3. De bepalingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op de examens voor het behalen van het rijbewijs voor het besturen van de voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E of de subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E. ».
In hetzelfde besluit worden opgeheven :
1° artikel 27, 3°;
2° artikel 29, 1°;
3° artikel 29, 3°.
Artikel 44, § 5, derde lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Het attest is vijf jaar geldig. Het kan evenwel afgegeven worden voor een kortere geldigheidsduur overeenkomstig de bepalingen van bijlage 6. ».
Artikel 58, § 1, 6° van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« 6° per categorie of subcategorie, de datum van afgifte van het rijbewijs en het bewijs van vakbekwaamheid en de uiterste geldigheidsdatum van deze bewijzen; ».
In artikel 63, § 1 van hetzelfde besluit vervallen de woorden :
« categorieën C, C+E, D en D+E en subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E : volledig praktisch examen ... 45,00 EUR
praktische proef alleen op de openbare weg ... 37,50 EUR ».
In artikel 74 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden « 2° tot 7° » worden vervangen door de woorden « 2° tot 9° »;
2° in hetzelfde artikel wordt 2° vervangen door de volgende bepaling :
« 2° de gegevens betreffende het rijbewijs, de als zodanig geldende bewijzen en de ervoor afgelegde examens; »;
3° in hetzelfde artikel wordt 6°, eerste lid, vervangen als volgt :
« 6° de gegevens betreffende de examinatoren bedoeld in artikel 26 van dit besluit alsook in artikel 25 van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E »;
4° hetzelfde artikel wordt aangevuld met een 9° als volgt :
« 9° de gegevens betreffende de vakbekwaamheid, de ervoor geldende bewijzen en de ervoor afgelegde examens, bepaald in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
In artikel 75 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 1°, a) wordt aangevuld als volgt :
« a) de afgifte van de rijbewijzen en de als zodanig geldende bewijzen alsook van de bewijzen van vakbekwaamheid bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. »;
2° in hetzelfde artikel wordt onderdeel b) vervangen als volgt :
« b) de examencentra en de examinatoren bedoeld in artikel 26 van dit besluit alsook in artikel 25 van koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; »;
3° in hetzelfde artikel wordt de bepaling onder 1° aangevuld als volgt :
« d) de exameninstellingen en de opleidingscentra, overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; »;
4° de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt :
« 10° de afgifte, door de overheid, van de rijbewijzen en de als zodanig geldende bewijzen alsook van de bewijzen van vakbekwaamheid bedoeld in het koninklijk besluit 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; ».
In artikel 76 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7°, 8° en 9° » ;
2° in het derde lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4° en 7° mogen worden meegedeeld aan de examinatoren bedoeld in artikel 26 » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 9° mogen worden meegedeeld aan de examinatoren bedoeld in artikel 26 van dit besluit alsook in artikel 25 van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. »;
3° in het vierde lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3° en 4° » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4° en 9° »;
4° in het vijfde lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4° en 7° » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 9° »;
5° in het zesde lid worden de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° » vervangen door de woorden « De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 3°, 4°, 7°, 8° en 9° ».
In artikel 77 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen als volgt :
« De gegevens bedoeld in artikel 74, 1°, 2°, 5°, 6°, 7° en 9° worden bewaard zonder tijdsbeperking. ».
§ 1. In Bijlage 7, bij hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 2006 en 1 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden « 95 : bestuurder, houder van het getuigschrift, die voldoet aan de vakbekwaamheidsvereisten tot ... » worden ingevoegd tussen de woorden « 90.07 : bedienbaar » en de woorden « II. Nationale codes »;
2° de II betreffende de Nationale codes wordt aangevuld als volgt :
« 121 : beperkt tot vervoer binnen het Rijk en desgevallend geregeld vervoer binnen het Rijk waarvan het traject ten hoogste 50 km bedraagt, overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
§ 1. In artikel 8.2, 1° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1987 en 23 maart 1998 worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° onderdeel b) wordt vervangen als volgt :
« b) 18 jaar voor de bestuurders van voertuigen van de categorieën D en D+E en de subcategorieën D1 en D1+E voor geregeld personenvervoer waarvan het traject ten hoogste 50 kilometer bedraagt, die houder zijn van, en tevens bij zich hebben, een bewijs van vakbekwaamheid D zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E »;
2° onderdeel d) wordt toegevoegd als volgt :
« d) 20 jaar voor de bestuurders van voertuigen van de categorieën D en D+E en de subcategorieën D1 en D1+E voor personenvervoer, die houder zijn van, en tevens bij zich hebben, een bewijs van vakbekwaamheid D zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E. ».
§ 2. In artikel 8.2, 2° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 september 1991 en 23 maart 1998, wordt punt 2°, tweede lid, b) vervangen als volgt :
« b) 18 jaar voor bestuurders van voertuigen van de categorieën C en C+E en de subcategorieën C1 en C1+E die houder zijn van, en tevens bij zich hebben, een bewijs van vakbekwaamheid C zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; ».
§ 3. Artikel 59.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 september 1991, 29 mei 1996, 23 maart 1998, 14 mei 2002 en 22 maart 2004, wordt opgeheven.
§ 1. Zijn vrijgesteld van de verplichting tot het beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid, in afwijking van artikel 3, § 2 :
1° tot 10 september 2016, de bestuurders vermeld in artikel 5, § 1, 2°, die houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs;
2° tot 10 september 2015, de bestuurders vermeld in artikel 5, § 2, 2°, die houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs.
Zijn vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie C en, tot 10 september 2016, van de verplichting om houder te zijn van een bewijs van vakbekwaamheid C, de bestuurders die houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs van groep C, afgeleverd vóór 31 januari 2010 en van een « certificat de qualification » afgegeven bij het einde van het zesde jaar van het secundaire Franstalige beroepsonderwijs aan de leerlingen die de opleiding « conducteurs poids lourds » gevolgd hebben of van een studiegetuigschrift van het tweede jaar van de derde graad van het Nederlandstalige beroepsonderwijs afgegeven aan de leerlingen die de opleiding « bestuurders van vrachtwagens » gevolgd hebben; het « certificat de qualification » en het studiegetuigschrift dienen afgeleverd te zijn vóór 10 september 2009.
§ 2. Bij de vervanging van het document bedoeld in artikel 8, § 1, van dit besluit van de bestuurders bedoeld in §1, 1°, in de periode tussen 10 september 2009 en 9 september 2016 wordt op verzoek van de bestuurder op dat document de code 95 opgenomen door de overheid bedoeld in artikel 8, § 2.
In dat geval is het bewijs van vakbekwaamheid geldig tot ten laatste 9 september 2016.
Indien de bestuurder bij deze vervanging evenwel aantoont dat hij 35 kredietpunten heeft verworven door het volgen van naschoolse vorming binnen een periode van zeven jaar voorafgaand aan de datum van de verlenging, bedraagt de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid vijf jaar.
§ 3. Bij de vervanging van het document bedoeld in artikel 8, § 1, van dit besluit van de bestuurders bedoeld in § 1, 2°, in de periode tussen 10 september 2008 en 9 september 2015 wordt op verzoek van de bestuurder op dat document de code 95 opgenomen door de overheid bedoeld in artikel 8, § 2.
In dat geval is het bewijs van vakbekwaamheid geldig tot ten laatste 9 september 2015.
Indien de bestuurder bij deze vervanging evenwel aantoont dat hij 35 kredieturen heeft verworven door het volgen van naschoolse vorming binnen een periode van zeven jaar voorafgaand aan de datum van de verlenging, bedraagt de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid vijf jaar.
In afwijking van artikel 3, § 3 zijn de bestuurders van voertuigen van groep C tot 10 september 2009 vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie C.
§ 1. In afwijking van de bepalingen van Titel III worden de theorie- en praktijkexamens met het oog op het behalen van het rijbewijs geldig voor het besturen van voertuigen van groep 2 tot en met 18 januari 2013 afgelegd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 21, § 1, tweede lid, worden de examens met het oog op het behalen van het getuigschrift van basiskwalificatie tot en met 18 januari 2013 georganiseerd door de examencentra bedoeld in artikel 25, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs en door de organismen bedoeld in artikel 4, 4°, 5° en 8° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs voor de kandidaten die daar een opleiding hebben gevolgd en door de organismen bedoeld in artikel 4, 5° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs voor de kandidaten die een opleiding hebben gevolgd in een organisme bedoeld in artikel 4, 5°, 7° of 15° van dit besluit.
Artikel 41/1 is van toepassing op voorlopige rijbewijzen afgegeven na 1 mei 2012 en op examens geslaagd na 1 mei 2012.
§ 1. Voor de examens afgelegd in de examencentra bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, worden de volgende retributies betaald :
Indien het examen bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, wordt afgelegd met een voertuig van de categorie C1+E, C+E, D1+E of D+E : 47 euro.
Indien de praktische proeven bedoeld in artikel 42, § 1, 2° en 3° worden afgelegd op hetzelfde moment, wordt de volgende retributie betaald : 71 euro.
Indien de praktische proeven bedoeld in artikel 42, § 1, 2° en 3° worden afgelegd op hetzelfde moment met een voertuig van de categorie C1+E, C+E, D1+E of D+E, wordt de volgende retributie betaald : 83 euro.
§ 2. De in § 1 voorziene retributies moeten ten laatste de tiende dag voorafgaand aan de datum van het examen waarvoor ze verschuldigd zijn, betaald worden. Bij ontstentenis wordt de afspraak vastgelegd door het examencentrum geannuleerd.
De retributies worden terugbetaald indien de kandidaat het examencentrum minstens acht werkdagen, zaterdag niet inbegrepen, voorafgaand aan de datum van het examen heeft verwittigd van zijn afwezigheid.
De retributies worden uitzonderlijk terugbetaald in geval van overmacht waarover de Minister of zijn gemachtigde oordeelt.
§ 3. In de in § 1 bedoelde bedragen is de belasting over de toegevoegde waarde inbegrepen.
Deze bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2007 werd bereikt.
De bedragen worden op 1 januari van elk jaar aangepast aan het op 31 december van het voorgaande jaar bereikte indexcijfer van de gezondheidsindex en worden tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.
In afwijking van de bepalingen van artikel 47, § 3 en artikel 50, § 3 wordt - bij gebrek aan een beslissing van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - de goedkeuring van het opleidingsprogramma geacht te zijn verleend na verloop van een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag tot goedkeuring van het opleidingsprogramma die wordt ingediend tijdens de periode tussen 1 januari 2008 en 10 september 2009.
Artikel 45, § 4, dus niet van toepassing van de eerste nascholing die de houders van een rijbewijs geldig voor het besturen van voertuigen van groep 2, afgeleverd vóór 1 februari 2013, moeten volgen.
Dit besluit treedt in werking op 10 september 2008, met uitzondering van de bepalingen van artikel 76 die in werking treden op 1 januari 2008.
In afwijking van het eerste lid :
a) de artikelen 56, 57, 58, 59, 60, 65, 67, 68, 69, 70 en 72 treden op 10 september 2009 in werking voor de bestuurders van voertuigen van groep C.
b) de artikelen 62, 63 en 66 treden in werking op 19 januari 2013.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister bevoegd voor het wegverkeer, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
C, C+E, C1, C1+E en D, D+E, D1, D1+E
1.1. Doelstelling : kennis van de kenmerken van de krachtoverbrenging met het oog op een optimaal gebruik.
Koppelkrommen, van het vermogen en van het specifiek brandstofverbruik van een motor, optimaal gebruiksbereik toerenteller, dekkingsdiagrammen overbrengingsverhoudingen;
1.2. Doelstelling : kennis van de technische kenmerken en de werking van de veiligheidsvoorzieningen teneinde het voertuig onder controle te houden, de slijtage te beperken en disfuncties te voorkomen.
Specifieke eigenschappen van het hydropneumatisch remcircuit, grenzen aan het gebruik van remmen en retarders, gecombineerd gebruik van remmen en retarder, het vinden van de beste bij een snelheid passende versnelling, benutting van de traagheid van het voertuig, benutting van de mogelijkheden tot vertraging en remmen bij afdalingen, wat te doen in geval van defecte remmen;
1.3. Doelstelling : het brandstofverbruik kunnen optimaliseren.
Optimalisering van het brandstofverbruik dankzij kennis betreffende de punten 1.1 en 1.2.;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E
1.4. Doelstelling : een lading kunnen vervoeren met inachtneming van de voorschriften inzake veiligheid en goed gebruik van het voertuig.
Op rijdende voertuigen werkende krachten, afstemming van de keuze van de versnelling op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, berekening van het laadvermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, berekening van het nuttige volume, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt, soorten verpakking en pallets.
Voornaamste categorieën goederen die moeten worden vastgezet, klem- en vastzettechnieken, gebruik van sjorringen, controleren van vastzetinrichtingen, gebruik van laad- en losmachines, aanbrenging en verwijdering van dekzeilen;
Rijbewijs D, D+E, D1, D1+E
1.5. Doelstelling : de veiligheid en het comfort van de passagiers kunnen waarborgen.
IJking van de bewegingen in de lengte- en de zijrichting, wegverdeling, plaats op de rijweg, soepel remmen, rijden met een overbouw, gebruik van specifieke infrastructuur (openbare plaatsen, voorbehouden rijvakken), beheersen van conflicten tussen veilig rijden en de andere taken als bestuurder, interactie met de passagiers, specifieke kenmerken van het vervoer van bepaalde groepen personen (gehandicapten, kinderen);
1.6. Doelstelling : een lading kunnen vervoeren met inachtneming van de voorschriften inzake veiligheid en goed gebruik van het voertuig.
Op rijdende voertuigen inwerkende krachten, afstemming van de keuze van de versnelling op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, berekening van het laadvermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E en D, D+E, D1, D1+E
2.1. Doelstelling : kennis van het sociale klimaat en de reglementering van het wegvervoer.
Specifiek voor de vervoersector geldende maximumwerktijden; principes, toepassing en gevolgen van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en nr. 3821/85; sancties op het niet gebruiken, verkeerd gebruiken of knoeien met de tachograaf; kennis van het sociale klimaat van het wegvervoer : rechten en plichten van de bestuurders inzake basiskwalificatie en nascholing;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E
2.2. Doelstelling : de regelgeving betreffende het goederenvervoer kennen.
Documenten met betrekking tot vervoersexploitatie, uit standaardcontracten voor goederenvervoer voortvloeiende verplichtingen, opstelling van de documenten die het vervoerscontract uitmaken, internationale transportvergunningen, verplichtingen van het Verdrag betreffende de Overeenkomst tot Internationaal Vervoer van Goederen over de Weg, opstelling van de internationale vrachtbrief, grensoverschrijdingen, expediteurs, de goederen begeleidende speciale documenten;
Rijbewijs D, D+E, D1, D1+E
2.3. Doelstelling : de regelgeving betreffende het personenvervoer kennen.
Vervoer van specifieke groepen, veiligheidsuitrusting van de bus, veiligheidsgordels, belasting van het voertuig;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E en D, D+E, D1, D1+E
3.1. Doelstelling : bedacht zijn op de gevaren van het verkeer en op arbeidsongevallen.
Soorten arbeidsongevallen in de vervoersector, statistieken van verkeersongevallen, betrokkenheid daarbij van vrachtwagens/touringcars, gevolgen op menselijk, materieel en financieel vlak;
3.2. Doelstelling : het kunnen voorkomen van criminaliteit en vervoer van illegale immigranten.
Algemene informatie, gevolgen voor de bestuurders, preventieve maatregelen, checklist, wetgeving inzake de verantwoordelijkheid van de vervoerder;
3.3. Doelstelling : fysieke risico's kunnen voorkomen.
Ergonomische principes : risicohandelingen en -houdingen, lichamelijke conditie, oefeningen in goederenbehandeling, persoonlijke beschermingsmiddelen;
3.4. Doelstelling : zich bewust zijn van het belang van een goede fysieke en mentale gezondheid.
Beginselen van een gezonde en evenwichtige voeding, effecten van alcohol, medicijnen of andere stoffen die het gedrag kunnen beïnvloeden, symptomen, oorzaken, effecten van vermoeidheid en stress, fundamenteel belang van de basiscyclus werk/rust;
3.5. Doelstelling : noodsituaties kunnen beoordelen.
Gedrag bij noodsituaties : inschatting van de situatie, erger voorkomen, hulpdiensten waarschuwen, hulp verlenen aan gewonden en eerstehulpverlening, optreden bij brand, inzittenden van de vrachtwagen of passagiers van de bus redden, de veiligheid van alle passagiers waarborgen, reactie in geval van agressie; basisbeginselen invulling schadeformulier;
3.6. Doelstelling : door zijn gedrag kunnen bijdragen aan het imago van een onderneming.
Gedrag van de bestuurder en imago : belang voor de onderneming van de kwaliteit van de dienstverlening door de bestuurder, de taken van de bestuurder, personen waarmee een bestuurder te maken krijgt, onderhoud van het voertuig, organisatie van het werk, commerciële en financiële gevolgen van een geschil;
Rijbewijs C, C+E, C1, C1+E
3.7. Doelstelling : kennis van het economisch klimaat van het goederenvervoer over de weg en van de marktordening.
Verhouding tussen het wegvervoer en de overige vervoerstakken (concurrentie, verladers), verschillende activiteiten in het wegvervoer (vervoer voor rekening van derden, voor eigen rekening, aanvullende activiteiten), organisatie van de voornaamste soorten vervoersondernemingen of aanverwante transportactiviteiten, gespecialiseerd vervoer (tankwagens, koelwagens, enz.), ontwikkelingen in de sector (diversificatie van het dienstenaanbod, railvervoer/wegvervoer, uitbesteding, enz.);
Rijbewijs D, D+E, D1, D1+E
3.8. Doelstelling : kennis van het economisch klimaat van het personenvervoer over de weg en van de marktordening.
Verhouding tussen het personenvervoer over de weg en de overige vervoerstakken (spoor, personenauto's), verschillende activiteiten in het personenvervoer over de weg, grensoverschrijdingen (internationaal vervoer), organisatie van de voornaamste soorten ondernemingen voor personenvervoer over de weg.
De opleidingscentra moeten beschikken over de hiernavolgende lokalen :
Het leslokaal moet beantwoorden aan volgende vereisten :
De lokalen mogen niet worden ingericht in een private woning, noch in een drankgelegenheid.
Indien het opleidingscentrum - in het kader van een naschoolse praktijkopleiding - gebruik maakt van een terrein buiten het verkeer, moet dit terrein ontoegankelijk zijn voor elke persoon extern aan de praktijkopleiding alsook beantwoorden aan de volgende normen :
Indien het opleidingscentrum - in het kader van een naschoolse praktijkopleiding - gebruik maakt van een voertuig van de onderwezen categorie, moet dit voertuig beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 38 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
1. De fysieke kenmerken van de kwalificatiekaart zijn in overeenstemming met de ISO-normen 7810 en 7816-1.
De methodes voor toetsing van de fysieke kenmerken van de kwalificatiekaart aan de internationale normen zijn in overeenstemming met ISO-norm 10373.
2. De kaart heeft twee zijden:
Bladzijde 1 bevat:
Bladzijde 2 bevat: