HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Artikel 2

In dit decreet wordt verstaan onder :

1° gewestweg : openbare weg die wordt beheerd door het Vlaamse Gewest;

2° autosnelweg : gewestweg die bij de categorie van de autosnelwegen is ingedeeld overeenkomstig artikel 1 van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen;

3° provincieweg : openbare weg die wordt beheerd door de provincie;

4° gemeenteweg : openbare weg die wordt beheerd door de gemeente;

5° plaatsing : het plaatsen of wegnemen van verkeerstekens.

HOOFDSTUK II. — De aanvullende reglementen op de gewest- en provinciewegen

Artikel 3

De Vlaamse Regering stelt de aanvullende reglementen op de gewest- en provinciewegen vast.

De Vlaamse Regering stelt de aanvullende reglementen vast die betrekking hebben op de aanwijzing van de bebouwde kommen, wanneer die zich over meer dan één gemeente uitstrekken.

Artikel 4

§ 1. Onverminderd artikel 3 en onder voorbehoud van artikel 6, kan de gemeente aanvullende reglementen vaststellen op de gewest- en provinciewegen die zich op haar grondgebied bevinden, met uitzondering van de autosnelwegen.

In afwijking van artikel 43, § 2, 2°, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 kan de gemeenteraad die bevoegdheid toevertrouwen aan het college van burgemeester en schepenen.

§ 2. Het aanvullend reglement, vermeld in § 1, wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering.

De gemeente vermeldt bij haar goedkeuringsaanvraag de locaties waar ze de verkeersborden ter uitvoering van het aanvullend reglement plaatst.

De Vlaamse Regering kan het aanvullend reglement :

goedkeuren;
afkeuren;
wijzigen;
door haar eigen beslissing vervangen.

Het aanvullend reglement kan pas in werking treden nadat de Vlaamse Regering een beslissing genomen heeft als vermeld in het derde lid, 1°, 3° of 4°.

Als de Vlaamse Regering binnen een termijn van 60 dagen vanaf de kennisgeving van het aanvullend reglement niet heeft beslist, wordt het aanvullend reglement geacht te zijn goedgekeurd.

HOOFDSTUK III. — De aanvullende reglementen op de gemeentewegen

Artikel 5

§ 1. Onder voorbehoud van artikel 6, stelt de gemeente de aanvullende reglementen vast op de gemeentewegen die zich op haar grondgebied bevinden.

In afwijking van artikel 43, § 2, 2°, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 kan de gemeenteraad die bevoegdheid toevertrouwen aan het college van burgemeester en schepenen.

De gemeente deelt de tekst van de aanvullende reglementen op de gemeentewegen mee aan de Vlaamse Regering.

De gemeente vermeldt in die mededeling de locaties waar ze de verkeersborden ter uitvoering van het aanvullend reglement plaatst.

§ 2. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

gebied waarin een verordening voor het verkeer van havenvoertuigen van toepassing is: gebied vastgesteld volgens artikel 14bis, § 1, van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens;

havenvoertuigen: motorvoertuigen, aanhangwagens, slepen en alle gespecialiseerde voertuigen met of zonder motor, uitsluitend bestemd voor de behandeling en het vervoer tussen de laad- en loskaaien, de opslagplaatsen, de hangars en de magazijnen in een havengebied zoals omschreven in artikel 2, 4°, van het decreet van 2 maart 1999, met uitsluiting van personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen.

De aanvullende reglementen die betrekking hebben op gemeentewegen die zich binnen het gebied waarin een verordening voor het verkeer van havenvoertuigen van toepassing is bevinden, kunnen in werking treden na een termijn van zestig dagen vanaf de mededeling ervan aan de Vlaamse Regering, tenzij de uitvoering van de aanvullende reglementen, met toepassing van het derde lid, door de Vlaamse Regering wordt geschorst.

De Vlaamse Regering kan de uitvoering van de aanvullende reglementen die betrekking hebben op gemeentewegen die binnen het gebied waarin een verordening voor het verkeer van havenvoertuigen van toepassing is liggen, binnen een termijn van zestig dagen vanaf de mededeling ervan schorsen in het belang van het verkeer van havenvoertuigen tussen de laad- en loskaaien, de opslagplaatsen, de hangars en de magazijnen die binnen het gebied waarin een verordening voor het verkeer van havenvoertuigen van toepassing is liggen.

In geval van schorsing door de Vlaamse Regering beschikt de gemeente over een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van de schorsing van het aanvullende reglement om aan de Vlaamse Regering een gemotiveerd verzoek tot opheffing van de schorsing te bezorgen.

Als de gemeente binnen die termijn van dertig dagen aan de Vlaamse Regering geen verzoek tot opheffing van de schorsing heeft bezorgd, wordt het aanvullende reglement waarvan de uitvoering is geschorst, geacht nooit te hebben bestaan.

Als de gemeente aan de Vlaamse Regering een gemotiveerd verzoek tot opheffing van de schorsing bezorgt, beschikt de Vlaamse Regering over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het verzoek tot opheffing van de schorsing om tot vernietiging over te gaan. Bij gebrek aan vernietiging binnen die termijn is de schorsing opgeheven en kan het aanvullende reglement in werking treden.

HOOFDSTUK IV. — De aanvullende reglementen in domeinbossen, bos- en natuurreservaten en speciale beschermingszones

Artikel 6

De Vlaamse Regering stelt de aanvullende reglementen vast die betrekking hebben op voor het openbaar verkeer openstaande wegen in de domeinbossen en de bosreservaten zoals bedoeld in het bosdecreet van 13 juni 1990, en in de natuurreservaten, het VEN of onderdelen ervan en de speciale beschermingszones of onderdelen ervan zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering onder de door haar gestelde voorwaarden de gemeenten eveneens toelaten aanvullende reglementen vast te stellen op de in het eerste lid bedoelde wegen.

HOOFDSTUK V. — De plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens

Afdeling I. — Plaatsing van verkeerstekens

Artikel 7

De verkeerstekens worden geplaatst door de overheid die het beheer over de weg heeft.

Verkeerstekens op een kruispunt waar wegen van verschillende wegbeheerders samenkomen, worden evenwel geplaatst door de hoogste overheid die één of meer van de samenkomende wegen beheert.

Verkeerstekens die betrekking hebben op de in artikel 6 van dit decreet bedoelde wegen worden door het Vlaamse Gewest geplaatst.

In afwijking van de vorige leden, kan de Vlaamse Regering onder de door haar gestelde voorwaarden de gemeente eveneens toelaten verkeerstekens te plaatsen op provincie- of gewestwegen of de in artikel 6, eerste lid, van dit decreet bedoelde wegen.

Artikel 8

Verkeersbelemmeringen worden aangeduid door degene die ze heeft doen ontstaan. Ingeval hij hierin tekortschiet neemt de overheid die het beheer over de weg heeft die verplichting op zich.

Werken in uitvoering op de openbare weg worden aangeduid door degene die de werken uitvoert.

Artikel 9

Overeenkomstig artikel 15 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer worden de verkeerstekens met betrekking tot overwegen en kruisingen met spoorwegen ter hoogte van deze overwegen en kruisingen geplaatst door de exploitant van de spoorweg. Op een afstand van deze overwegen en kruisingen, worden deze verkeerstekens geplaatst door de overheid die het beheer over de weg heeft.

Afdeling II. — Bekostiging van verkeerstekens

Artikel 10

De kosten, verbonden aan het plaatsen, onderhouden en vernieuwen van de verkeerstekens, worden gedragen door de overheid die ze heeft geplaatst.

De kosten van de aanduiding van de verkeersbelemmering die de overheid die het beheer over de weg heeft, heeft gedaan ingeval degene die de hindernis heeft doen ontstaan dit nalaat, worden evenwel door die laatste gedragen.

HOOFDSTUK V/1. — De aanvullende reglementen inzake parkeren

Artikel 10/1

Wanneer de Vlaamse Regering of de gemeente een aanvullend reglement vaststellen dat betrekking heeft op het parkeren voor een beperkte tijd, het betalend parkeren en het parkeren op plaatsen voorbehouden aan houders van een gemeentelijke parkeerkaart of -vergunning, kunnen zij parkeerretributies of -belastingen bepalen die van toepassing zijn op motorvoertuigen, hun aanhangwagens of onderdelen.

Deze bepaling geldt niet voor het halfmaandelijks beurtelings parkeren en de beperking van het langdurig parkeren.

Artikel 10/2

Met het oog op het innen van de parkeerretributies of -belastingen en voor het uitreiken en het beheer van parkeerkaarten en -vergunningen, kunnen concessies of beheersovereenkomsten worden afgesloten.

Voor de inning van de parkeerretributies of -belastingen en voor het uitreiken en het beheer van parkeerkaarten en -vergunningen, in het kader van de uitvoering en de handhaving van het parkeerbeleid als taak van algemeen belang, worden de volgende persoonsgegevens verwerkt door de door de Vlaamse Regering aangeduide instantie, de steden en gemeenten en hun concessiehouders, en de gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen:

1° de kentekenplaten;

2° de identificatiegegevens van de houders van de kentekenplaten;

3° de volgende technische kenmerken van de voertuigen:

a) het brandstoftype;
b) de voertuigcategorie;
c) de maximaal toegelaten massa;
d) het merk;
e) het type;
f) de kleur.

4° de identificatiegegevens van de gebruikelijke bestuurder van het motorvoertuig dat op naam van een rechtspersoon is ingeschreven, als die rechtspersoon de gebruikelijke bestuurder heeft laten registreren in de Kruispuntbank van de voertuigen.

De instanties, vermeld in het tweede lid, verzamelen en verwerken alleen de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om de overtreder te identificeren en die nodig zijn voor de controle en de bestraffing van de inbreuken op de aanvullende reglementen, vermeld in artikel 10/1, en voor het uitreiken en het beheer van parkeerkaarten en -vergunningen.

De Vlaamse Regering en de gemeenten treden op als de verwerkingsverantwoordelijke voor hun respectievelijk ingevoerde parkeerretributie of belasting en voor het uitreiken en het beheer van parkeerkaarten en -vergunningen, in de zin van artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) en voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 26 van de voormelde verordening, die in dat verband op hen rusten.

De gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen en de concessiehouders treden op als verwerker in de zin van artikel 4, 7), van de voormelde verordening.

De instanties, vermeld in het tweede lid, kunnen de gegevens, vermeld in het tweede lid, opvragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen. Ze doen dat met tussenkomst van de bevoegde dienstenintegratoren, vermeld in artikel 3 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator.

De instanties, vermeld in het tweede lid, moeten de gegevens wissen zodra die niet meer nodig zijn. Voor het innen van de parkeerretributies of -belastingen mogen de instanties de gegevens in ieder geval niet langer bewaren in een vorm die de identificatie van de betrokkenen toelaat zodra de verschuldigde som voor de inning van de parkeerretributies of -belastingen werd ontvangen, tenzij de bewaring verplicht zou zijn op basis van vigerende regelgeving. Ze houden die gegevens nooit langer dan tien jaar bij.

Artikel 10/3

De in artikel 10/1 bedoelde retributies of belastingen worden ten laste gelegd van de houder van de nummerplaat.

In afwijking van het eerste lid worden de retributies of belastingen, vermeld in artikel 10/1, ten laste gelegd van de gebruikelijke bestuurder van het motorvoertuig dat op naam van een rechtspersoon is ingeschreven, als die rechtspersoon de gebruikelijke bestuurder heeft laten registreren in de Kruispuntbank van de voertuigen.

HOOFDSTUK VI. — Gegevensbank van de aanvullende reglementen

Artikel 11

De aanvullende reglementen en de locaties van de verkeersborden worden opgenomen in een gegevensbank die beheerd wordt door de overheidsdienst die de Vlaamse Regering heeft aangewezen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot het beheer, de werking, en de toegang tot de gegevensbank.

HOOFDSTUK VII. — Berekening van de termijnen

Artikel 12

Ten aanzien van de geadresseerde worden de termijnen die beginnen te lopen vanaf de kennisgeving met een aangetekende of gewone brief, berekend vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

HOOFDSTUK VIII. — Slotbepalingen

Artikel 13

In de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer worden voor wat betreft het Vlaamse Gewest de volgende artikelen opgeheven :

  • artikel 2;
  • artikel 2bis;
  • artikel 3;
  • artikel 7;
  • artikel 13;
  • artikel 14;
  • artikel 17.
Artikel 14

In artikel 12 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer worden na de woorden "krachtens de artikelen 2 en 3 van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen" de volgende woorden ingevoegd : ", of krachtens het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens".

Artikel 15

De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.