In artikel 21 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen wordt bepaald dat de minister een certificatieprocedure kan instellen voor wat de reproducties van kentekenplaten betreft.

Deze omzendbrief heeft als doel om door middel van een certificeringprocedure tot een grotere uniformiteit te komen van de reproducties van de kentekenplaten die worden uitgereikt door de detailhandel.

De reproducties van de kentekenplaten en de retroreflecterende producten die aangewend worden voor hun productie, dienen conform te zijn aan een gecertificeerd type.

Dit certificaat wordt afgeleverd overeenkomstig de hierna bepaalde procedure.

De reproducties conform het gecertificeerde type worden gekenmerkt door het identificatieteken van de fabrikant en/of verdeler dat even goed een logo, een naamdiminutief (3 letters minimum) als een nummer kan zijn. Deze vermeldingen dienen kleurloos of lichtgrijs te worden aangebracht in de linker bovenhoek van de achtergrond in die mate dat ze leesbaar zijn. Andere kleuren worden niet toegelaten.

1. Aanvraag tot certificatie

De aanvraag tot certificatie wordt ingediend bij de leidinggevende ambtenaar of zijn gemachtigde van de directie verantwoordelijk voor de inschrijving van voertuigen bij het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid door de fabrikant en/of de verdeler van de reproductie of de retroreflecterende producten die aangewend worden voor hun productie en gaat vergezeld van :

a) 2 stalen per type, waarvan 1 met opschrift
b) een dossier dat bestaat uit een gedetailleerde technische beschrijving
c) de geattesteerde resultaten van de proeven opgesomd in punt 2.2 uitgevoerd door een gecertificeerd laboratorium

2. Vereiste proeven

2.1. proeven uitgevoerd door de DIV :

  • verificatie van de overstemming van de afmeting en de schikking van de tekens met de bepalingen opgenomen in de bijlages van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen;
  • verificatie van de overeenstemming van de componenten van het Europees symbool met het omschreven symbool in het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen;
  • verificatie van de leesbaarheid van de tekens overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.

2.2 Proeven uitgevoerd door een gecertificeerd laboratorium

De testen zijn gebaseerd op de testen omschreven in :

  • de norm : ISO 7591 "Road vehicles - Retro reflective registration plates for motor vehicles and trailers - Specifications" van 1982;
  • de norm : British Standard BS AU 145d van 1998 "Specification for Retroreflecting number plates";
  • de Franse norm NF R14-336 van juli 2006 "Plaques d'immatriculation rétro-réflechissantes pour véhicules à moteur et leurs remorques - Spécifications".

En bestaan uit de hierna beschreven proeven

2.2.1. Verificatie van de overeenstemming van de fotometrische karakteristieken met de specificaties opgenomen in tabel 1 van bijlage 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen

2.2.2. Verificatie van de overeenstemming van de kleurmetrische karakteristieken met de specificaties opgenomen in tabel 2 van bijlage 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.

De kleurcoördinaten van de tekens dienen binnen onderstaande grenzen te liggen :

Afwijkingen van de referentie RAL 3003 zijn toegestaan binnen de volgende grenzen als gevolg van de afwijkingen van het proces dat gebruikt wordt : warmte - overdracht, inkt of andere.

Deze uitzonderingen komen overeen met het kleurenpalet van de officiële kentekenplaat. De kleur rood moet dus ofwel binnen het gestelde kader bevinden of RAL 3003 met een visuele tolerantie van maximum van Delta E 4 (DELTA.E=4).

Afwijkingen van de referentie RAL 6029 zijn toegestaan binnen de volgende grenzen als gevolg van de afwijkingen van het proces dat gebruikt wordt : warmte - overdracht, inkt of andere.

Deze uitzonderingen komen overeen met het kleurenpalet van de officiële kentekenplaat. De kleur groen moet dus ofwel binnen het gestelde kader bevinden of RAL 6029 met een visuele tolerantie van maximum van Delta E 4 (DELTA.E=4).

2.2.3 Verificatie van de karakteristieken op het vlak van weerstand en duurzaamheid zoals hierna bepaald in punt 3.

3. Specificaties van de testen inzake weerstand en duurzaamheid

De gebruikte reproducties voor de testen moeten representatief zijn voor de huidige productie. Alle platen moeten gedurende 24 u. geconditioneerd zijn aan (23 + 6) ° C et (50 + 10) % relatieve vochtigheid alvorens te testen te kunnen ondergaan.

3.1. Hitteweerstand

De afgewerkte plaat die onderworpen werd aan de hier beschreven test mag geen merkbare scheuren of vervormingen van de oppervlakte vertonen.

De plaat moet worden blootgesteld aan volgende toestanden in de hierna vermelde volgorde :

a) 12 opeenvolgende uren aan een temperatuur van (65 + 2) ° C met een relatieve vochtigheid van (10 + 5) %
b) 1 uoe aan een temperatuur van (23 + 2)° C en een relatieve vochtigheid van (50 + 10) %
c) 12 opeenvolgende uren aan een temperatuur van - 20 ° C

De plaat wordt na een rusttijd van 4 u. onderzocht in de normale laboratoriumomstandigheden.

3.2. Hechting van de retroreflecterende film aan de drager

De hechting van de aangebrachte of gekleefde retroreflecterende producten wordt als volgt gecontroleerd :

  • De gebruikte producten mogen niet losgemaakt kunnen worden zonder gereedschap of zonder beschadiging.

3.3. Schokweerstand

De afgewerkte plaat die onderworpen werd aan de test mag niet scheuren, noch mag de retroreflecterende film loskomen van zijn drager.

De plaat wordt gedurende 1u geconditioneerd aan 23 ° C + 5 ° C. Onmiddellijk daarna wordt het proefstuk met de retroreflecterende zijn naar boven, op een blok beton of op een stalen plaat van 12,5 mm dikte geplaatst. Vervolgens laat men een stalen bal met een diameter van 25mm vanaf een hoogte van 2 m op een gedeelte van het proefstuk vallen.

3.4. Buigingsweerstand

Na 60 seconden volgens de hieronder beschreven testvoorwaarden, mag de maximale doorbuiging niet groter zijn dan 25 mm.

De plaat moet geplaatst worden zoals aangeduid in Figuur 1. Ze moet vastgemaakt worden door een inbouw aan de ene kant en vrijgelaten aan de andere kant.

Het vrije uiteinde moet op een afstand van 80 mm zijn vanaf de ingebouwde positie.

Op 10 mm van het vrije uiteinde moet een massa M worden opgehangen en bevestigd worden aan een punt gesitueerd op de lengteas van de plaat. De totale massa (met inbegrip van de massa M, de ophanging en zijn aanhechting) moet 3 kg zijn.

Een verticaal profiel moet worden geplaatst aan het uiteinde van de plaat om zo de doorbuiging te meten op het ogenblik dat de massa van 3 kg toegepast wordt.

De plaat moet voor de test gedurende minstens 2 u. geconditioneerd worden aan een temperatuur van 20 ° C + 2 ° C.

Figuur 1 - Buigingstest - voorschriften van de apparatuur

3.5. Waterweerstand

Na de test mag de plaat geen tekenen van beschadiging vertonen die de doeltreffendheid ervan zouden kunnen verminderen.

Dompel de plaat gedurende 24 opeenvolgende uren onder in gedeïoniseerd water bij (23 +5) ° C en laat deze vervolgens gedurende 48 u. drogen bij kamertemperatuur.

3.6. Zoutnevel-weerstand

De geteste plaat mag geen corrosie vertonen dat de doeltreffendheid ervan zou kunnen verminderen.

Stel de plaat bloot aan de inwerking van zoute nevel gedurende twee cycli van elk 22u, gescheiden door een interval van 2 u. bij kamertemperatuur waarbij men ze laat drogen.

De zoute nevel moet geproduceerd worden door het bij een temperatuur van (35 + 2)° C verstuiven van een zoutoplossing. Deze wordt verkregen door het oplossen van 5 delen (m/m) natriumchloride in 95 delen (w/w) geïoniseerd water.

Na deze test wordt de plaat gewassen gedroogd met een doek en onderzocht.

3.7. Duurzaamheid

Na deze test mag de luminantiefactor niet minder dan 80 % van de waarden in tabel 2 van bijlage 3 bedragen. De retroreflectiecoefficiënt mag niet minder dan 50 % van de waarden in tabel 1 van bijlage 3 voor een lichtinvalshoek 5° en een divergentiehoek van 0° 20', bedragen.

Stel de plaat bloot aan een stralingsbron, die voldoet aan de ISO 105-B02 voorwaarden, gedurende de tijd die nodig is voor het bleken van het Standaard Blauw nr. 7 tot het contrast nr. 4 van de grijstinten.

4. Verantwoordelijkheid

De fabrikant en/of verdeler van de basisplaat van de reproductie is verantwoordelijk voor de door de FOD Mobiliteit en Vervoer opgelegde kwaliteitseisen.

De verantwoordelijke van het verkoopspunt van de afgewerkte reproductie is verplicht de kwaliteitseisen betreffende de afmetingen en de schikkingen van de afgewerkte plaat alsook de opschriften te respecteren.

De betrokken fabrikant en/of verdeler bekomt zijn erkenning na het bewijs geleverd te hebben dat zijn kentekenplaten aan de vereiste kwaliteitsnormen. Dit certificaat heeft slechts waarde van authenticiteit indien het bevestigd wordt door de vermelding van de betrokken fabrikant en/of verdeler op de website van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer (www. mobilit.fgov.be).

5. Controle

De instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen evenals andere verbaliserende instanties zullen de conformiteit van de reproducties met het gecertificeerde type nagaan.

6. Sanctie

Na herhaaldelijke vaststelling van niet-conformiteit van de productie met het gecertificeerde type zal het certificaat van de betrokken fabrikant en/of verdeler worden ingetrokken.

De bepalingen van deze omzendbrief zijn van toepassing vanaf 15 maart 2012

Brussel, 20 februari 2012.
De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
M. WATHELET