Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. § 1. De gemeenteraad kan straffen of administratieve sancties bepalen voor de inbreuken op zijn reglementen of verordeningen, tenzij voor dezelfde inbreuken door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, straffen of administratieve sancties worden bepaald.
§ 2. In een meergemeentezone waar de gemeenteraden van de betrokken gemeenten na een overleg, waarvan de nadere regels door de Koning bepaald kunnen worden, beslist hebben een identiek algemeen politiereglement aan te nemen, nemen de gemeenteraden van de politiezone een identiek algemeen politiereglement voor de zone aan, na advies van de raad van de betrokken politiezone.
§ 3. In de hypothese voorzien bij § 2 kunnen de gemeenteraden van de politiezone bovendien beslissen om een algemeen politiereglement aan te nemen dat identiek is voor één zone, meerdere zones of alle andere zones van hun gerechtelijk arrondissement die eveneens gebruik maken van de mogelijkheid voorzien bij § 2.
§ 4. De gemeenteraden van de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen een algemeen gemeenschappelijk politiereglement aannemen, na overleg tussen de betrokken gemeenten waarvan de nadere regels door de Koning bepaald kunnen worden en na advies van de verschillende raden van de betrokken politiezones. De gemeenteraden van de zes zones van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen bovendien gebruik maken van de mogelijkheid voorzien bij § 3.
Art. 3. In afwijking van artikel 2, § 1, kan de gemeenteraad bovendien in zijn reglementen of verordeningen een administratieve sanctie voorzien zoals bedoeld in artikel 4, § 1:
1° voor inbreuken bedoeld in de artikelen 284 en 286 van het Strafwetboek, voor zover niet door de bewaarder of openbaar ambtenaar gepleegd, wat betreft de verzegeling overeenkomstig artikel 133ter van de Nieuwe Gemeentewet, en voor de inbreuken bedoeld in de artikelen 398, 448 en 521, derde lid, van het Strafwetboek;
2° voor inbreuken bedoeld in de artikelen 461, 463, 526, 534bis, 534ter, 537, 545, 559, 1°, 561, 1°, 563, 2° en 3° en 563bis van het Strafwetboek en in artikel 18 van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening voor wat betreft de voorafgaande vergunning die kan worden opgelegd bij gemeentelijk reglement;
3° voor de volgende inbreuken die worden bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op basis van de algemene reglementen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer en met uitzondering van de overtredingen op autosnelwegen, meer in het bijzonder :
— de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren;
— de overtredingen van de bepalingen betreffende de verkeersborden C3, F103 en F111. Wanneer deze inbreuken niet worden vastgesteld door middel van automatisch werkende toestellen, bedoeld in artikel 62 van dezelfde wet, wordt de bestuurder onmiddellijk geïdentificeerd. Indien het niet mogelijk is om de bestuurder op het ogenblik van de vaststelling te identificeren, gelden de regels betreffende de kentekenaansprakelijkheid, zoals bepaald in artikel 33.
4° voor het niet nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 33, derde lid, derde zin.
Art. 4. § 1. De gemeenteraad kan in zijn reglementen of verordeningen in de mogelijkheid voorzien om een of meer van de volgende sancties op te leggen voor de feiten bedoeld in de artikelen 2 en 3 :
1° een administratieve geldboete die maximaal 175 of 500 euro bedraagt, naargelang de overtreder minderjarig of meerderjarig is;
2° de administratieve schorsing van een door de gemeente verleende toestemming of vergunning;
3° de administratieve opheffing van een door de gemeente verleende toestemming of vergunning;
4° de tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting.
§ 2. De gemeenteraad kan in zijn reglementen of verordeningen voorzien in de volgende alternatieve maatregelen voor de administratieve geldboete bedoeld in § 1, 1° :
1° de gemeenschapsdienst, gedefinieerd als zijnde een prestatie van algemeen belang uitgevoerd door de overtreder ten gunste van de collectiviteit;
2° de GAS-bemiddeling, gedefinieerd als zijnde een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of schadeloos te stellen of om het conflict te doen bedaren.
§ 3. De door de gemeenteraad vastgestelde straffen mogen de politiestraffen niet te boven gaan.
§ 4. In afwijking van § 1 kan voor de in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken alleen een administratieve geldboete zoals bedoeld in § 1, 1°, worden opgelegd.
Deze inbreuken worden door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad ingedeeld in vier categorieën waarbij het bedrag van de daaraan verbonden administratieve geldboetes wordt bepaald in functie van de ernst van de bedreiging die zij betekenen voor de verkeersveiligheid en de mobiliteit.
§ 5. Indien de gemeenteraad in zijn reglementen of verordeningen de mogelijkheid voorziet om de administratieve sanctie bepaald in § 1, 1°, ten aanzien van minderjarigen op te leggen voor de feiten bedoeld in de artikelen 2 en 3 wint hij vooraf het advies in betreffende dat reglement of die verordening van het orgaan of de organen die een adviesbevoegdheid hebben in jeugdzaken, voor zover het aanwezig is of zij aanwezig zijn in de gemeente.
Art. 5. De gemeenteraad kan voor dezelfde inbreuken op zijn reglementen en verordeningen niet tezelfdertijd in een strafsanctie en in een administratieve sanctie voorzien.
Art. 6. § 1. De in artikel 4, § 1, 1°, bedoelde administratieve geldboete wordt opgelegd door de sanctionerend ambtenaar.
§ 2. De sanctionerend ambtenaar beantwoordt aan de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vastgelegde kwalificatie- en onafhankelijkheidsvoorwaarden.
§ 3. De sanctionerend ambtenaar wordt door de gemeenteraad aangewezen en kan niet tegelijkertijd de persoon zijn die, met toepassing van de artikelen 20 en 21, de inbreuken vaststelt en de persoon die de bemiddelingsprocedure leidt. Hij kan tevens door meerdere gemeenten worden aangewezen.
Art. 7. De administratieve sanctie is proportioneel in functie van de zwaarte van de feiten die haar verantwoorden en in functie van de eventuele herhaling. Herhaling bestaat wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk.
De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken op dezelfde reglementen of verordeningen, geeft aanleiding tot één enkele administratieve sanctie, in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten.
Art. 8. De GAS-bemiddeling wordt gevoerd door een bemiddelaar die beantwoordt aan de minimale voorwaarden die door de Koning worden bepaald, hierna genoemd de bemiddelaar, of door een gespecialiseerde en door de gemeente erkende bemiddelingsdienst, overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden en nadere regels.
De bemiddelaar komt tussen op verzoek van de sanctionerend ambtenaar voor de uitwerking en de opvolging van alle fasen van de bemiddelingsprocedures die het mogelijk maken de veroorzaakte schade te herstellen of te vergoeden of het conflict te bedaren en recidive te voorkomen. De bemiddelaar is onafhankelijk van de sanctionerend ambtenaar.
De bemiddeling in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties is voor de betrokken partijen een kosteloze procedure.
Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan aan de gemeenten die een bemiddelaar aanwerven, een subsidie verleend worden volgens de door de Koning vastgestelde voorwaarden en nadere regels.
De gemeenten kunnen samen genieten van de diensten van eenzelfde bemiddelaar, die door een ervan wordt tewerkgesteld.
Art. 9. Indien het gemeentereglement dit voorziet en voor zover de sanctionerend ambtenaar dit aangewezen acht, kan hij aan de meerderjarige overtreder, mits zijn akkoord of op zijn verzoek, een gemeenschapsdienst voorstellen in plaats van de administratieve geldboete.
Art. 10. De gemeenschapsdienst, bepaald door de reglementen of verordeningen van de gemeente, mag niet meer dan dertig uur bedragen en moet worden uitgevoerd binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar.
Zij bestaat uit :
1° een opleiding en/of;
2° een onbetaalde prestatie onder toezicht van de gemeente of van een door de gemeente aangewezen bevoegde rechtspersoon en uitgevoerd ten behoeve van een gemeentedienst of een publiekrechtelijke rechtspersoon, een stichting of een vereniging zonder winstgevend oogmerk die door de gemeente wordt aangewezen.
De gemeenschapsdienst wordt omkaderd door een door de gemeente erkende dienst of door een rechtspersoon die door deze gemeente wordt aangewezen.
Art. 11. § 1. Wanneer de sanctionerend ambtenaar vaststelt dat de gemeenschapsdienst uitgevoerd werd, kan hij geen administratieve geldboete meer opleggen.
§ 2. In geval van niet-uitvoering of weigering van de gemeenschapsdienst kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve geldboete opleggen.
Art. 12. § 1. De sanctionerend ambtenaar kan een bemiddeling aan een meerderjarige overtreder voorstellen, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° de gemeenteraad moet dit hebben voorzien in zijn reglement, evenals de procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels;
2° de instemming van de overtreder die zowel aan de sanctionerend ambtenaar als aan de bemiddelaar kan worden gegeven;
3° (opgeheven)
§ 2. De schadeloosstelling of herstelling van de schade wordt vrij door de partijen onderhandeld en beslist.
Art. 13. § 1.Wanneer de sanctionerend ambtenaar het welslagen van de bemiddeling vaststelt, kan hij geen administratieve geldboete meer opleggen.
§ 2. In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling, kan de sanctionerend ambtenaar ofwel een gemeenschapsdienst voorstellen, ofwel een administratieve geldboete opleggen.
Art. 14. § 1. De minderjarige die de volle leeftijd van veertien jaar heeft bereikt op het ogenblik van de feiten, kan het voorwerp uitmaken van een administratieve geldboete, zelfs wanneer deze persoon op het ogenblik van de beoordeling van de feiten meerderjarig is geworden.
§ 2. Iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige, is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete.
Art. 15. Wanneer de gemeenteraad in zijn reglement voorziet dat de minderjarigen het voorwerp kunnen uitmaken van de administratieve geldboete bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, is hij verplicht om alle in de gemeente wonende minderjarigen en iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarigen, via een en alle mogelijke communicatiemiddelen te informeren over de door minderjarigen gepleegde inbreuken die bestraft kunnen worden met administratieve sancties.
Art. 16. Wanneer een minderjarige verdacht wordt van een inbreuk die bestraft wordt met de administratieve geldboete bedoeld in bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, en de administratieve procedure in gang gezet werd, brengt de voor het opleggen van de sanctie bevoegde overheid de stafhouder van de orde van advocaten hiervan op de hoogte, zodat ervoor gezorgd wordt dat de betrokkene door een advocaat bijgestaan kan worden.
De stafhouder of het bureau voor juridische bijstand stelt een advocaat aan, uiterlijk binnen twee werkdagen na voormelde kennisgeving.
Een afschrift van het bericht van de kennisgeving aan de stafhouder wordt bij het dossier van de rechtspleging gevoegd.
Wanneer er een risico op een belangenconflict bestaat, zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de betrokkene bijgestaan wordt door een andere advocaat dan die waarop iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige, een beroep heeft gedaan.
De advocaat kan ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure.
Art. 17. § 1. Een procedure van ouderlijke betrokkenheid kan worden voorzien voorafgaand aan het aanbod tot bemiddeling, tot gemeenschapsdienst of, desgevallend, de oplegging van een administratieve geldboete.
§ 2. In het kader van deze procedure, informeert de sanctionerend ambtenaar per aangetekende brief iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige, over de vastgestelde feiten en verzoekt hem om, onmiddellijk na het ontvangen van het proces-verbaal of de vaststelling bedoeld in artikel 21, zijn mondelinge of schriftelijke opmerkingen mee te delen over deze feiten en de eventueel te nemen opvoedkundige maatregelen. Hij kan hiertoe een ontmoeting vragen met iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige en de minderjarige.
§ 3. Na de in § 2 bedoelde opmerkingen te hebben ingewonnen en/of de minderjarige overtreder te hebben ontmoet, evenals iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige en indien hij tevreden is over de educatieve maatregelen die door deze laatste werden voorgesteld, kan de sanctionerend ambtenaar hetzij de zaak in dit stadium van de procedure afsluiten, hetzij de administratieve procedure opstarten.
Art. 18. § 1. Wanneer de gemeenteraad in zijn reglement voorziet dat de minderjarigen het voorwerp kunnen uitmaken van een administratieve geldboete zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, voorziet hij hierin eveneens een procedure van GAS-bemiddeling en de nadere regels ervan.
§ 2. De sanctionerend ambtenaar dient verplicht een aanbod van GAS-bemiddeling voor te stellen aan minderjarigen die de volle leeftijd van veertien jaar bereikt hebben op het ogenblik van de feiten.
§ 3. Iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige, kan op zijn verzoek de minderjarige begeleiden bij de bemiddeling.
§ 4. Wanneer de sanctionerend ambtenaar het welslagen van de bemiddeling vaststelt, kan hij geen administratieve geldboete meer opleggen.
§ 5. In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling, kan de sanctionerend ambtenaar ofwel een gemeenschapsdienst voorstellen, ofwel een administratieve geldboete opleggen.
Art. 19. § 1. In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling, kan de sanctionerend ambtenaar een gemeenschapsdienst voorstellen, zoals omschreven bij artikel 10, tweede en derde lid, jegens de minderjarige, die georganiseerd wordt in verhouding tot zijn leeftijd en capaciteiten. Hij kan eveneens beslissen de keuze en de nadere regels van de gemeenschapsdienst toe te vertrouwen aan een bemiddelaar of een bemiddelingsdienst.
Deze gemeenschapsdienst mag niet meer dan vijftien uur bedragen en moet worden uitgevoerd binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar.
§ 2. Iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige, kan op zijn verzoek de minderjarige begeleiden bij het uitvoeren van de gemeenschapsdienst.
§ 3. In geval van niet-uitvoering of weigering van de gemeenschapsdienst, kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve geldboete opleggen.
Art. 19/1. § 1. In het kader van de toepassing van deze wet kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt:
1° de identificatiegegevens van de overtreder, meer bepaald diens naam, voornamen en geboortedatum, hoofdverblijfplaats, rijksregisternummer, datum van overlijden, de gegevens betreffende de bekwaamheid en de vertegenwoordiging en de gegevens betreffende de voogdij en de afstamming, teneinde de persoon of personen die het ouderlijk gezag hebben over de minderjarige overtreder te bepalen, alsook de identificatiegegevens en de hoofdverblijfplaats van deze perso(o)n(en);
2° de gegevens met betrekking tot een motorvoertuig, meer bepaald de status van de nummerplaat, het merk en het type van het voertuig en de kleur van het koetswerk, de gegevens met betrekking tot de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand, de aard van het voertuig, de brandstof en:
a) in geval van een overtreder-natuurlijke persoon: de identificatiegegevens van de houder van een nummerplaat, meer bepaald diens naam, voornamen, geboortedatum, hoofdverblijfplaats, rijksregisternummer en datum van overlijden;
b) in geval van een overtreder-rechtspersoon: de naam van de onderneming die houder is van de nummerplaat, de rechtsvorm van de onderneming, het adres van de maatschappelijke zetel (of van de gebruiker van het voertuig), het adres van de vestiging indien de maatschappelijke zetel niet gevestigd is in België maar de rechtspersoon er niettemin over een vestiging beschikt en het ondernemingsnummer;
3° de identificatiegegevens van het slachtoffer, meer bepaald diens naam, voornamen en geboortedatum, hoofdverblijfplaats, rijksregisternummer, datum van overlijden en de gegevens met betrekking tot de bekwaamheid en de vertegenwoordiging.
Deze gegevens worden verwerkt met naleving van de regelgeving op de bescherming van de natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
In het kader van de hun toegewezen taken kunnen de in het eerste lid bedoelde persoonsgegevens worden verwerkt door:
a) de sanctionerend ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 6;
b) de vaststellers zoals bedoeld in artikel 21;
c) de bemiddelaar zoals bedoeld in artikel 8.
§ 2. De verwerking van de gegevens bedoeld in paragraaf 1 geschiedt met het oog op de controle op de naleving van de gemeentelijke reglementen en verordeningen waarin gemeentelijke administratieve sancties zijn opgenomen, alsmede met het oog op de sanctionering van eventuele inbreuken via gemeentelijke administratieve sancties en alternatieve maatregelen. De gegevens van het slachtoffer kunnen worden verwerkt met het oog op het identificeren van het slachtoffer in geval van GAS-bemiddeling en de doorgifte van informatie aan derden die daarbij een rechtmatig belang hebben.
§ 3. Voor de verwerking van deze persoonsgegevens is de gemeente de verwerkingsverantwoordelijke.
De verwerkingsverantwoordelijke kan, onder zijn verantwoordelijkheid, aan de personen die schriftelijk bij naam zijn aangewezen en die belast zijn met de administratieve opvolging van het dossier, een recht van toegang verlenen tot alle of een deel van de gegevens bedoeld in § 1, hetzij voor alleen-lezen, hetzij voor lezen en schrijven. Dit toegangsrecht moet met redenen omkleed zijn en verantwoord zijn door de noodwendigheden van de dienst. Deze personen hebben, in het kader van hun functies, toegang tot deze persoonsgegevens. De lijst van de personen die alzo toegang hebben tot deze persoonsgegevens moet door de verwerkingsverantwoordelijke ter beschikking gehouden worden van de Gegevensbeschermingsautoriteit. De verwerkingsverantwoordelijke dient ervoor te zorgen dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.
§ 4. De persoonsgegevens worden bewaard gedurende een periode die maximaal gelijk is aan de bewaartermijn van de gegevens in het register overeenkomstig artikel 44. In de gevallen waarin geen administratieve geldboete wordt opgelegd, worden de persoonsgegevens maximaal bewaard gedurende de periode waarin een gemeentelijke administratieve geldboete opgelegd kan worden overeenkomstig artikel 26. De persoonsgegevens worden in ieder geval niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze verwerkt worden.
§ 5. Bij het verwerken van persoonsgegevens zijn de volgende technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen inzake de bescherming van de gegevens van toepassing:
1° in het beleid dat hij of zij voert ter bescherming van de persoonsgegevens geeft de verwerkingsverantwoordelijke aan welke acties ondernomen moeten worden om de verwerking van deze categorieën van persoonsgegevens te beschermen;
2° er wordt een logbestand aangelegd waarin minstens de volgende handelingen worden opgenomen: de verzameling, de wijziging, de raadpleging, de bekendmaking, met inbegrip van de doorgiften, de combinatie en de wissing.
De logbestanden worden gebruikt om vast te stellen:
a) de reden, de datum en het tijdstip van deze verwerkingen;
b) de categorieën van personen die de persoonsgegevens hebben geraadpleegd en de identiteit van de persoon die de persoonsgegevens heeft geraadpleegd;
c) uit welke bronnen de gegevens zijn opgehaald;
d) de categorieën van de ontvangers van de persoonsgegevens en, indien mogelijk, de identiteit van de ontvangers van die gegevens.
De bewaartermijn van de in het eerste lid, 2°, bedoelde logbestanden bedraagt maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de afloop van de bewaartermijn bedoeld in paragraaf 4. Gepaste maatregelen worden getroffen om de veiligheid van de logbestanden te verzekeren, in het bijzonder om elke niet-toegelaten verwerking te voorkomen en de integriteit van de verwerkte gegevens te verzekeren.
Art. 20. De inbreuken die het voorwerp van administratieve sancties kunnen uitmaken, worden vastgesteld door een politieambtenaar,een agent van politie of een bijzondere veldwachter in het kader van zijn bevoegdheden.
Art. 21. § 1. De inbreuken die uitsluitend het voorwerp kunnen uitmaken van administratieve sancties kunnen eveneens worden vastgesteld door de volgende personen :
1° de gemeenteambtenaren die voldoen aan de door de Koning vastgelegde minimumvoorwaarden, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad inzake de selectie, aanwerving, opleiding en bevoegdheid, en die daartoe door de gemeenteraad worden aangewezen. In geval van een meergemeentepolitiezone, kunnen deze gemeenteambtenaren-vaststellers vaststellingen verrichten op het grondgebied van alle gemeenten die deel uitmaken van deze politiezone, en desgevallend, van de gemeenten van een of meer andere zones, op voorwaarde dat er een voorafgaande overeenkomst daartoe werd gesloten tussen de betrokken gemeenten van de politiezone van oorsprong van de ambtenaar en, in voorkomend geval, de gemeente die tot een andere politiezone behoort;
2° de provinciale of gewestelijke ambtenaren, de personeelsleden van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en autonome gemeentebedrijven. De gemeenteraad wijst de betrokken overheid of entiteit aan
waarvan de personeelsleden bevoegd zijn voor de vaststelling van de inbreuken die uitsluitend het voorwerp kunnen uitmaken van een administratieve sanctie. De betrokken overheid of entiteit duidt de personeelsleden aan die belast worden met een vaststellingsopdracht en houdt de namen en de rijksregisternummers van deze personen bij. De overheid of entiteit zorgt ervoor dat een gemeente kan nagaan of een personeelslid van de overheid of de entiteit wel degelijk beschikt over een vaststellingsbevoegdheid op het grondgebied van de gemeente. Jaarlijks deelt de betrokken overheid of entiteit aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken mee hoeveel ambtenaren of personeelsleden belast werden met een vaststellingsbevoegdheid.
3° de personeelsleden van de openbare vervoersmaatschappijen die behoren tot één van de door de Koning bepaalde categorieën, binnen het raam van hun bevoegdheden.
Voor de in het eerste lid, 2°, bedoelde personeelsleden, somt de gemeenteraad in het aanstellingsbesluit limitatief op de artikelen uit de gemeentelijke politiereglementen waarvoor deze personen de bevoegdheid hebben om inbreuken vast te stellen.
De gemeenteraad kan alleen die artikelen opsommen die in rechtstreeks verband staan met de bevoegdheden van de in het eerste lid, 2°, bedoelde personeelsleden die voortvloeien uit de regelgeving die op hen van toepassing is. De betrokken overheid of entiteit gaat akkoord met deze bijkomende bevoegdheid.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde personeelsleden moeten voldoen aan de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vastgelegde minimumvoorwaarden inzake selectie, aanwerving en opleiding.
Op voorwaarde dat voorafgaandelijk een machtiging werd verkregen van de minister bevoegd voor Binnenlandse zaken, hebben de in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde personen in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden toegang tot de volgende persoonsgegevens van de overtreder uit het Rijksregister:
1° de identificatiegegevens, meer bepaald de naam, voornamen en geboortedatum van de persoon;
2° de hoofdverblijfplaats;
3° het rijksregisternummer;
4° desgevallend de datum van overlijden.
De persoonsgegevens worden bewaard gedurende een periode die maximaal gelijk is aan de bewaartermijn van de gegevens in het register overeenkomstig artikel 44.
§ 2. De personeelsleden van de bewakingsondernemingen, die daartoe door de gemeenteraad werden aangewezen, kunnen uitsluitend bij de ambtenaar bedoeld in artikel 20 melding maken van inbreuken die enkel bestraft kunnen worden met een administratieve sanctie, en dit enkel in het kader van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, 10°, van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
§ 3. In geval van vaststellingen van inbreuken die kunnen leiden tot een administratieve sanctie, waarvan ze rechtstreeks getuige zijn en binnen het strikte kader van de hun toegekende bevoegdheden, kunnen de personen bedoeld in § 1, de voorlegging vragen van een identiteitsbewijs om de juiste identiteit van de overtreder te bepalen. Zij geven het identiteitsbewijs nadien onmiddellijk terug aan de betrokkene.
§ 4. De in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken kunnen alleen worden vastgesteld door de volgende personen :
1° de in artikel 20 bedoelde personen;
2° de in artikel 21, § 1, 1°, bedoelde gemeenteambtenaren;
3° de personeelsleden van de autonome gemeentebedrijven wier activiteiten beperkt zijn tot het vaststellen van de gedepenaliseerde parkeerovertredingen, alsook tot de in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken, en die in het kader van hun bevoegdheid daartoe door de gemeenteraad zijn aangesteld;
4° de personeelsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap als bedoeld in artikel 25 van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, en die in het kader van hun bevoegdheid daartoe door de gemeenteraad zijn aangesteld.
De in het eerste lid, 4°, bedoelde personeelsleden moeten voldoen aan de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vastgelegde minimumvoorwaarden inzake selectie, aanwerving en opleiding.
Wanneer de vaststelling gebeurt door de in artikel 20 bedoelde personen, worden de in artikel 3, 3°, vermelde inbreuken vastgesteld in een proces-verbaal dat bewijskracht heeft tot bewijs van het tegendeel. Dit tegenbewijs kan met alle middelen van recht geleverd worden. Een afschrift van het proces-verbaal wordt aan de overtreders gezonden binnen een termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de datum van de vaststelling van de inbreuk, bij gebreke waaraan het betreffende proces-verbaal enkel geldt als loutere inlichting.
§ 5. De in § 1, 1° en 2°, en § 4, 2° tot 4°, bedoelde personen hebben in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden toegang tot de hiervoor ter zake dienende gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen op voorwaarde dat voorafgaandelijk een machtiging werd verkregen zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, de Union des Villes et Communes de Wallonie en Brulocalis kunnen voor hun leden een algemene machtiging vragen tot toegang tot de ter zake dienende gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen overeenkomstig artikel 18 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.
Art. 22. § 1. Voor de in artikel 3, 1°, en 2°, bedoelde inbreuken wordt de originele vaststelling uiterlijk binnen twee maanden na de vaststelling overgezonden aan de procureur des Konings.
Indien het om minderjarigen gaat, moet het proces-verbaal toekomen bij de procureur des Konings van de verblijfplaats van iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige.
De in artikel 20 bedoelde persoon vermeldt uitdrukkelijk in het proces-verbaal de datum waarop dit is overgezonden of overhandigd aan de procureur des Konings. Een kopie wordt tegelijkertijd overgezonden aan de bevoegde sanctionerend ambtenaar van de gemeente waar de feiten zich hebben voorgedaan.
§ 2. Wanneer de inbreuk enkel met een administratieve sanctie kan worden bestraft, wordt de originele vaststelling uiterlijk binnen twee maanden na de vaststelling verstuurd aan de bevoegde sanctionerend ambtenaar van de gemeente waar de feiten zich hebben voorgedaan.
De vaststelling van een inbreuk die enkel met een administratieve sanctie kan worden bestraft, maakt het voorwerp uit van een bestuurlijk verslag dat in gematerialiseerde of gedematerialiseerde vorm kan worden opgesteld. Het gedematerialiseerde verslag wordt door de opsteller ondertekend door middel van een gekwalificeerde elektronische handtekening. De digitale kopieën van de verslagen worden ondertekend met behulp van een geavanceerd elektronisch zegel. In afwijking van het eerste lid wordt enkel een kopie van de vaststelling overgezonden aan de sanctionerend ambtenaar wanneer het bestuurlijk verslag in gedematerialiseerde vorm wordt opgesteld.
§ 3. De in de artikelen 20 en 21 bedoelde personen zenden aan de procureur des Konings steeds een kopie over van de vaststellingen ten laste van minderjarigen voor feiten die enkel bestraft kunnen worden met een administratieve sanctie.
§ 4. Ingeval de vaststelling wordt opgesteld door een in artikel 21, § 1, eerste lid, 3°, bedoelde personeelslid, wordt zij uiterlijk binnen twee maanden na de vaststelling door dit personeelslid toegestuurd aan de sanctionerend ambtenaar bevoegd voor het grondgebied van de gemeente waar de feiten zich hebben voorgedaan.
§ 5. (Opgeheven)
§ 6. Voor de in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken wordt de originele vaststelling uiterlijk binnen de twee maanden na de vaststelling overgezonden aan de sanctionerend ambtenaar. De procureur des Konings wordt hiervan op de hoogte gebracht volgens de nadere regels bepaald in het in artikel 23 bedoelde protocolakkoord.
Wanneer de vaststelling gebeurt door de personen bedoeld in artikel 21, § 4, 2° tot 4°, maakt deze vaststelling het voorwerp uit van een bestuurlijk verslag dat in gematerialiseerde of gedematerialiseerde vorm kan worden opgesteld. Het gedematerialiseerde verslag wordt door de opsteller ondertekend door middel van een gekwalificeerde elektronische handtekening. De digitale kopieën van de verslagen worden ondertekend met behulp van een geavanceerd elektronisch zegel. In afwijking van het eerste lid wordt enkel een kopie van de vaststelling overgezonden aan de sanctionerend ambtenaar wanneer het bestuurlijk verslag in gedematerialiseerde vorm wordt opgesteld.
Wanneer het voertuig op directe of indirecte wijze betrokken is bij een ongeval of wanneer er eveneens andere dan de in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken worden vastgesteld, kan alleen een proces-verbaal worden opgesteld door de personen bedoeld in artikel 20. Dit proces-verbaal wordt overgezonden aan de procureur des Konings.
§ 7. De toegang tot de systemen voor de verwerking van de processen-verbaal en/of bestuurlijke verslagen wordt op zulke wijze georganiseerd dat alleen de gemachtigde personen na authenticatie beschikken over een toegang of een schrijfrecht in deze systemen. De systemen voor de verwerking van de processen-verbaal en/of bestuurlijke verslagen maken het voorwerp uit van veiligheidsmaatregelen die de vertrouwelijkheid, de beschikbaarheid, de traceerbaarheid en de integriteit van deze systemen en van de gegevens van de processen-verbaal en/of bestuurlijke verslagen verzekeren.
De elektronische of handmatige doorgifte van de processen-verbaal en bestuurlijke verslagen aan de sanctionerend ambtenaar wordt beveiligd volgens de regels van de kunst. De doorgifte van de processen-verbaal en bestuurlijke verslagen zal bijgehouden worden in een logbestand en indien dit via elektronische weg gebeurt, geschiedt dit via een beveiligd elektronisch communicatiekanaal.
§ 8. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a) gekwalificeerde elektronische handtekening: de handtekening zoals bedoeld in artikel 3.12 van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG;
b) geavanceerd elektronisch zegel: het zegel zoals bedoeld in artikel 3.26 van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identficatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.
Art. 23. § 1. Met betrekking tot de in artikel 3 bedoelde inbreuken, kan de gemeenteraad een protocolakkoord dat gesloten werd tussen de bevoegde procureur des Konings en het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, bekrachtigen.
Dit protocolakkoord, waarvan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de nadere voorwaarden en het model vastlegt, is een overeenkomst die werd opgesteld tussen het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege en de voor de gemengde inbreuken bevoegde procureur des Konings.
Dit protocolakkoord leeft alle wettelijke bepalingen na die met name betrekking hebben op de procedures voorzien voor de overtreders en kan de rechten van de overtreders niet schenden.
Het kan identiek zijn voor alle gemeenten van de politiezone in het geval bedoeld in artikel 2, § 2.
Voor de in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken, is de opstelling van een protocolakkoord evenwel verplicht.
Het protocolakkoord wordt bij de in de artikelen 3 en 4 bedoelde reglementen en verordeningen gevoegd en door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege bekendgemaakt op de internetsite van de gemeente indien zij daarover beschikt en/of via een affiche waarop vermeld staat waar de protocoltekst geraadpleegd kan worden door het publiek.
§ 2. Bij gebrek aan een protocolakkoord en voor de in artikel 3, 1°, bedoelde inbreuken kan de sanctionerend ambtenaar enkel een administratieve geldboete opleggen of een alternatieve maatregel hiervoor voorstellen voor zover de procureur des Konings, binnen een termijn van twee maanden, laat weten dat hij dit opportuun acht en dat hijzelf geen gevolg aan de feiten zal geven.
§ 3. Bij gebrek aan een protocolakkoord en voor de inbreuken bedoeld in artikel 3, 2°, beschikt de procureur des Konings over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het origineel proces-verbaal, om de sanctionerend ambtenaar in te lichten dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd opgestart, vervolging werd ingesteld, dan wel dat hij oordeelt het dossier te moeten seponeren bij gebrek aan toereikende bezwaren. Deze mededeling doet de mogelijkheid vervallen voor de sanctionerend ambtenaar om een administratieve geldboete op te leggen.
De sanctionerend ambtenaar kan geen administratieve geldboete opleggen of een alternatieve maatregel hiervoor voorstellen vóór het verstrijken van deze termijn. Na het verstrijken ervan, kunnen de feiten enkel nog administratiefrechtelijk worden bestraft. De sanctionerend ambtenaar kan evenwel een administratieve geldboete opleggen of een alternatieve maatregel hiervoor voorstellen vooraleer deze termijn is verstreken indien de procureur des Konings vóór het verstrijken ervan heeft laten weten dat, zonder het materieel element van de inbreuk in twijfel te trekken, hij geen gevolg aan de feiten zal geven.
Art. 24. Indien, afgezien van de gevallen van samenloop bedoeld in artikel 23, § 3, een feit zowel een strafrechtelijke als een administratieve inbreuk vormt, zijn de procedures voorzien voor de inbreuken bedoeld in artikel 3, 2°, van toepassing.
Art. 25. § 1. Op voorwaarde dat voorafgaand een machtiging werd verkregen van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, heeft de sanctionerend ambtenaar, in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheden, toegang tot de volgende persoonsgegevens van de overtreder uit het Rijksregister:
1° de identificatiegegevens, meer bepaald de naam, voornamen en geboortedatum van de persoon;
2° de hoofdverblijfplaats;
3° het rijksregisternummer;
4° desgevallend de datum van overlijden;
5° de gegevens betreffende de bekwaamheid en de vertegenwoordiging;
6° de gegevens betreffende de voogdij en de afstamming, teneinde de persoon of personen die het ouderlijk gezag heeft of hebben over de minderjarige overtreder te bepalen, alsook de identificatiegegevens en de hoofdverblijfplaats van deze perso(o)n(en).
De persoonsgegevens worden bewaard voor een periode die maximaal gelijk is aan de bewaartermijn van de gegevens in het register overeenkomstig artikel 44.
De sanctionerend ambtenaar heeft, in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheden, toegang tot de hiervoor ter zake dienende gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen, op voorwaarde dat voorafgaand een machtiging verkregen werd zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, de Union des Villes et Communes de Wallonie en Brulocalis kunnen voor hun leden een algemene machtiging vragen tot toegang tot de gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen overeenkomstig artikel 18 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.
§ 1/1. De sanctionerend ambtenaar kan de personen bedoeld in artikel 20 en 21, § 1, 1° en 2°, en § 4, verzoeken om bijkomende informatie te verschaffen. Deze bijkomende informatie heeft enkel betrekking op de vastgestelde feiten en/of de geïdentificeerde overtreder met dien verstande dat geen andere persoonsgegevens mogen worden verwerkt dan degene die betrekking hebben op de inbreuk. Het is de sanctionerend ambtenaar niet toegelaten om onderzoeksdaden te stellen.
§ 2. Wanneer de sanctionerend ambtenaar beslist dat de administratieve procedure opgestart dient te worden, deelt hij het volgende, per aangetekende brief, mee aan de overtreder :
1° de feiten en hun kwalificatie;
2° dat de overtreder de mogelijkheid heeft om bij aangetekende brief zijn verweermiddelen uiteen te zetten, binnen een termijn van vijftien dagen na de datum van kennisgeving, en dat hij, bij die gelegenheid, het recht heeft om aan de sanctionerend ambtenaar te vragen zijn verweer mondeling uiteen te zetten;
3° dat de overtreder het recht heeft om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman;
4° dat de overtreder het recht heeft om zijn dossier te raadplegen;
5° een kopie van het proces-verbaal bedoeld in artikel 20 of van de vaststelling opgesteld door de personen bedoeld in artikel 21.
§ 3. De sanctionerend ambtenaar bepaalt de dag waarop de overtreder wordt uitgenodigd om zijn mondeling verweer uiteen te zetten.
§ 4. Indien de sanctionerend ambtenaar van oordeel is dat een administratieve geldboete moet worden opgelegd die niet hoger is dan 70 euro, heeft de meerderjarige overtreder het recht niet om te vragen zijn verweer mondeling uiteen te zetten.
§ 5. Iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige wordt eveneens per aangetekende brief op de hoogte gebracht dat een administratieve procedure geopend wordt. Deze partij heeft dezelfde rechten als de minderjarige.
Art. 26. § 1. De beslissing van de sanctionerend ambtenaar wordt binnen een termijn van zes maanden genomen en wordt ter kennis gebracht van de betrokkenen.
Deze termijn van zes maanden neemt aanvang vanaf de dag van de vaststelling van de feiten door de in de artikelen 20 en 21 bedoelde personen.
§ 2. In afwijking van § 1, wordt de beslissing van de sanctionerend ambtenaar binnen een termijn van twaalf maanden genomen en wordt ter kennis gebracht van de betrokkenen, indien er een gemeenschapsdienst en/of bemiddeling tussenkomt.
Deze termijn van twaalf maanden neemt aanvang vanaf de dag van de vaststelling van de feiten door de in artikelen 20 en 21 bedoelde personen.
Indien in het bemiddelingsakkoord termijnen worden overeengekomen, kan de termijn van twaalf maanden, op verzoek van de bemiddelaar, verlengd worden tot vijftien maanden.
§ 3. Na het verstrijken van de in §§ 1 en 2 bedoelde termijnen, kan de sanctionerend ambtenaar geen administratieve geldboete meer opleggen.
Art. 27. Na het verstrijken van de in artikel 25, § 2, 2°, bedoelde termijn of vóór het verstrijken van deze termijn, wanneer de overtreder te kennen geeft de feiten niet te betwisten of, desgevallend, na mondeling of schriftelijk verweer door de overtreder of zijn raadsman, kan de sanctionerend ambtenaar de administratieve geldboete opleggen.
De sanctionerend ambtenaar brengt zijn beslissing ter kennis van de overtreder per aangetekende brief en, in geval van in artikel 3 bedoelde inbreuken, van de procureur des Konings.
De beslissing van de sanctionerend ambtenaar wordt eveneens per aangetekende brief ter kennis gebracht van de minderjarige en iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige.
In de kennisgeving wordt tevens de informatie opgenomen bedoeld in artikelen 5, 12 tot 22 en 34, van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Art. 28. De sanctionerend ambtenaar zendt een kopie van het proces-verbaal of van de vaststelling opgesteld door de personen bedoeld in artikel 21, evenals een kopie van zijn beslissing over aan elke partij die hierbij een rechtmatig belang heeft en die hem voorafgaand een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek heeft overgezonden.
Wanneer een bemiddelingsprocedure wordt voorgesteld en geweigerd door de overtreder of wanneer de bemiddelingsprocedure niet tot een resultaat leidt, wordt het slachtoffer door de sanctionerend ambtenaar ingelicht over de mogelijkheden om zijn rechten langs burgerrechtelijke weg te doen gelden.
Art. 29. § 1. In geval van inbreuken bedoeld in artikel 3, 3°, en inbreuken bedoeld in de artikelen 27.1, 27.2 en 27.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg deelt de sanctionerend ambtenaar binnen de vijftien dagen na ontvangst van de vaststelling van de inbreuk, bij gewone zending, aan de overtreder de gegevens mee met betrekking tot de vastgestelde feiten en de begane inbreuk, alsmede het bedrag van de administratieve geldboete.
De administratieve boete wordt betaald door de overtreder binnen dertig dagen na de kennisgeving ervan, tenzij de overtreder binnen deze termijn zijn verweermiddelen bij gewone zending laat geworden aan de sanctionerend ambtenaar. De overtreder kan binnen deze termijn op zijn verzoek worden gehoord wanneer het bedrag van de administratieve geldboete hoger ligt dan 70 euro.
§ 2. Verklaart de sanctionerend ambtenaar de verweermiddelen niet gegrond, dan brengt hij de overtreder hiervan op een met redenen omklede wijze op de hoogte met verwijzing naar de te betalen administratieve geldboete die binnen een nieuwe termijn van dertig dagen na deze kennisgeving moet worden betaald.
§ 3. Wordt de administratieve geldboete niet betaald binnen de eerste termijn van dertig dagen, dan wordt, behoudens in geval van verweermiddelen, een herinnering verstuurd met uitnodiging tot betaling binnen een nieuwe termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van die herinnering.
§ 4. De beslissing van de sanctionerend ambtenaar wordt binnen een termijn van zes maanden genomen en ter kennis gebracht van de betrokkenen. Deze termijn van zes maanden neemt aanvang vanaf de dag van de vaststelling van de feiten.
Art. 29/1. In afwijking van artikel 4, § 4, kan de sanctionerend ambtenaar voor de inbreuken bedoeld in artikel 3, 3°, in dezelfde beslissing waarin een administratieve geldboete wordt opgelegd, geheel of gedeeltelijk uitstel toekennen voor de tenuitvoerlegging van de betaling van de geldboete.
Het uitstel is enkel mogelijk indien in de referteperiode aan de overtreder in dezelfde gemeente geen andere gemeentelijke administratieve geldboete werd opgelegd voor een inbreuk bedoeld in artikel 3, 3°.
De referteperiode is de periode van één jaar voorafgaand aan de datum waarop de inbreuk gepleegd wordt die achteraf aanleiding geeft tot de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete waarmee de sanctionerend ambtenaar het uitstel toekent.
Het uitstel geldt voor een proefperiode van één jaar. De proefperiode gaat in vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete.
Het uitstel moet herroepen worden wanneer gedurende de proefperiode een nieuwe inbreuk wordt gepleegd bedoeld in artikel 3, 3°, en deze nieuwe inbreuk leidt tot een beslissing tot het opleggen van een nieuwe administratieve geldboete.
De herroeping van het uitstel wordt vermeld in dezelfde beslissing waarmee een administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk gepleegd gedurende de proefperiode. De administratieve geldboete waarvan de betaling uitvoerbaar wordt door de herroeping van het uitstel, wordt zonder beperking samengevoegd met die welke wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk.
Art. 30. De beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete heeft uitvoerbare kracht na het verstrijken van één maand vanaf de dag van de kennisgeving, behoudens wanneer hoger beroep wordt aangetekend overeenkomstig artikel 31.
Art. 31. § 1. De gemeente of de overtreder, in geval van een administratieve geldboete, kan een beroep instellen bij geschreven verzoekschrift bij de politierechtbank, volgens de burgerlijke procedure, binnen een maand na kennisgeving van de beslissing.
Wanneer de beslissing van de sanctionerend ambtenaar betrekking heeft op minderjarigen, wordt het beroep ingediend via kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank. In dat geval kan het beroep eveneens worden ingesteld door iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is geworden op het moment van de uitspraak.
De politierechtbank of de jeugdrechtbank beslissen in het kader van een tegensprekelijk en openbaar debat, over het beroep ingesteld tegen de administratieve sanctie zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 1°. Zij oordelen over de wettelijkheid en de proportionaliteit van de opgelegde geldboete.
Zij kunnen de beslissing van de sanctionerend ambtenaar ofwel bevestigen ofwel herzien.
In geval van in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken heeft de politierechtbank dezelfde bevoegdheden als de sanctionerend ambtenaren wat betreft het uitstel. Alle regels betreffende het uitstel zoals bepaald in artikel 29/1 zijn van toepassing.
De jeugdrechtbank kan, wanneer hij gevat wordt door een beroep tegen de administratieve geldboete, in de plaats hiervan een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding opleggen, bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. In dit geval is artikel 60 van dezelfde wet van toepassing.
De beslissing van de politierechtbank of van de jeugdrechtbank is niet vatbaar voor hoger beroep.
Wanneer de jeugdrechtbank echter beslist om de administratieve sanctie te vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding zoals bedoeld in artikel 37 van de voormelde wet, is zijn beslissing wel vatbaar voor hoger beroep. In dit geval zijn de procedures bedoeld in de voormelde wet van toepassing.
Onverminderd het eerste tot het zevende lid en de voormelde wet van 8 april 1965, zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op het beroep bij de politierechtbank en de jeugdrechtbank.
§ 2. Wanneer een beroep wordt ingesteld tegen de beslissing van de sanctionerend ambtenaar kan deze laatste of zijn afgevaardigde de gemeente vertegenwoordigen in het kader van de procedure voor de politierechtbank of de jeugdrechtbank.
Art. 32. In afwijking van de in de artikelen 30 en 31 bedoelde termijnen kan de beslissing van de sanctionerend ambtenaar om een administratieve geldboete op te leggen in geval van in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken en inbreuken bedoeld in de artikelen 27.1, 27.2 en 27.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg gedwongen worden uitgevoerd, indien deze administratieve geldboete niet binnen de termijn bedoeld in artikel 29, § 3, werd betaald, tenzij de overtreder binnen deze termijn een beroep instelt.
Art. 33. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze van inning van de administratieve geldboete.
De administratieve geldboetes worden geïnd ten voordele van de gemeente.
Voor de in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken en de inbreuken bedoeld in de artikelen 27.1, 27.2 en 27.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg wordt bij afwezigheid van de bestuurder vermoed dat deze is begaan door de houder van de kentekenplaat van het voertuig. De houder van de kentekenplaat kan dit vermoeden weerleggen door met elk middel te bewijzen dat hij niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten. In dat geval is hij ertoe gehouden de identiteit van de onmiskenbare bestuurder kenbaar te maken binnen dertig dagen na de kennisgeving van de overtreding, behalve wanneer hij diefstal, fraude of overmacht kan bewijzen.
Art. 34. Dit hoofdstuk is van toepassing op de in de artikelen 2 en 3, 3°, bedoelde feiten gepleegd door een natuurlijk persoon die, noch een woonplaats, noch een vaste verblijfplaats heeft in België.
Art. 35. Alleen de personeelsleden van het operationele kader van de federale en lokale politie kunnen gebruik maken van de door dit hoofdstuk voorziene onmiddellijke betaling.
Art. 36. § 1. De administratieve geldboete kan alleen onmiddellijk worden geïnd mits akkoordbevinding van de overtreder.
§ 2. De overtreder wordt bij het verzoek tot onmiddellijke betaling door de personen bedoeld in artikel 35 op de hoogte gebracht van al zijn rechten
Art. 37. De inbreuken die slechts het voorwerp kunnen uitmaken van een administratieve sanctie kunnen aanleiding geven tot de onmiddellijke betaling van een maximumbedrag van 25 euro per inbreuk en een maximumbedrag van 100 euro wanneer er meer dan vier inbreuken ten laste van de overtreder werden vastgesteld.
Art. 38. De in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken kunnen aanleiding geven tot de onmiddellijke betaling van een door de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vastgelegd bedrag.
Art. 39. De onmiddellijke betaling is uitgesloten :
1° indien de overtreder minder dan 18 jaar oud is of onder het statuut van verlengde minderjarigheid valt of onbekwaam verklaard is;
2° indien één van de inbreuken die bij dezelfde gelegenheid worden vastgesteld geen aanleiding kan geven tot deze procedure.
Art. 40. De betaling van de administratieve geldboete gebeurt door middel van een bankkaart of kredietkaart of via overschrijving of in geld.
De bijkomende nadere regels betreffende de onmiddellijke betaling van de administratieve geldboete worden door de Koning bepaald.
Art. 41. Het proces-verbaal dat gewag maakt van een onmiddellijke betaling van de administratieve geldboete wordt binnen een termijn van vijftien dagen overgezonden aan de sanctionerend ambtenaar en aan de procureur des Konings, in geval van inbreuken bedoeld in in artikel 3, 3°.
Art. 42. § 1er. De onmiddellijke betaling doet de mogelijkheid vervallen om aan de overtreder een administratieve geldboete voor het bedoelde feit op te leggen.
§ 2. De onmiddellijke betaling verhindert de procureur des Konings evenwel niet de artikelen 216bis of 216ter van het Wetboek van Strafvordering toe te passen, noch strafrechtelijke vervolgingen in te zetten. In geval van toepassing van de artikelen 216bis of 216ter van het Wetboek van Strafvordering, wordt het onmiddellijk geïnde bedrag verhaald op het bedrag dat door het openbaar ministerie wordt bepaald en wordt het eventuele overschot terugbetaald.
In geval van veroordeling van de betrokkene, wordt het onmiddellijk geïnde bedrag verhaald op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en de uitgesproken boete, en wordt het eventuele overschot terugbetaald.
In geval van vrijspraak, wordt het onmiddellijk geïnde bedrag teruggegeven.
In geval van voorwaardelijke veroordeling, wordt het onmiddellijk geïnde bedrag teruggegeven na aftrekking van de gerechtskosten.
In geval van een autonome probatiestraf, een werkstraf of een straf onder elektronisch toezicht, wordt het onmiddellijk geïnde bedrag verhaald op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en wordt het eventuele overschot terugbetaald.
In geval van gewone schuldigverklaring, wordt het onmiddellijk geïnde bedrag verhaald op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en wordt het eventuele overschot terugbetaald.
Art. 43. De administratieve geldboetes verjaren na vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop ze betaald moeten worden.
Die termijn kan gestuit worden, hetzij zoals voorzien bij de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, hetzij door een afstand van de verkregen verjaring. Indien de verjaring gestuit wordt, is een nieuwe verjaring die op dezelfde manier gestuit kan worden, vaststaand vijf jaar na de laatste stuitingsakte van de voorgaande verjaring indien er geen aanleg voor de rechtbank heeft plaatsgevonden.
Art. 44. § 1. Elke gemeente houdt één enkel bestand bij van de natuurlijke personen of rechtspersonen die, op basis van het algemeen politiereglement, het voorwerp hebben uitgemaakt van een administratieve sanctie of een in artikel 4, § 2, bedoelde alternatieve maatregel. De gemeente is verantwoordelijk voor de verwerking van dit bestand.
Dit bestand is bedoeld om het beheer van de administratieve sancties en de in artikel 4, § 2, bedoelde alternatieve maatregelen te verzekeren.
Meerdere gemeenten kunnen beslissen om samen één enkel register bij te houden van de gemeentelijke administratieve sancties, op basis van hun algemene politiereglementen. In dat geval moeten zij, na overleg, de verwerkingsverantwoordelijke bepalen.
§ 2. Dit bestand bevat de volgende persoonsgegevens en informatiegegevens :
1° de naam, voornamen, geboortedatum en verblijfplaats van de personen die het voorwerp uitmaken van gemeentelijke administratieve sancties of van de in artikel 4, § 2, bedoelde alternatieve maatregelen. In het geval van een minderjarige, de namen, voornamen, geboortedatum en de verblijfplaats van iedere titularis die het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige;
2° de aard van de gepleegde feiten;
3° de aard van de sanctie en de dag waarop deze werd opgelegd;
4° in voorkomend geval, de informatie overgezonden door de procureur des Konings in het kader van de in artikel 3 bedoelde inbreuken;
5° de sancties waartegen geen beroep meer ingesteld kan worden.
De in het eerste lid bedoelde gegevens worden gedurende vijf jaar bewaard, te rekenen vanaf de datum waarop de sanctie werd opgelegd of de alternatieve maatregel werd voorgesteld. Eens deze termijn verstreken is, worden zij hetzij vernietigd, hetzij geanonimiseerd.
§ 3. De sanctionerend ambtenaar heeft toegang tot de in § 2 bedoelde persoonsgegevens en informatiegegevens. De gemeente kan onder zijn verantwoordelijkheid aan de schriftelijk bij naam aangewezen personen die belast zijn met de invoering van de gegevens in het register, een recht van toegang verlenen tot alle of een deel van de gegevens bedoeld in paragraaf 2, hetzij voor alleen lezen, hetzij voor lezen en schrijven. Dit toegangsrecht moet met redenen omkleed zijn en verantwoord zijn door de noodwendigheden van de dienst. Deze personen hebben, in het kader van hun functies, toegang tot het register van de gemeentelijke administratieve sancties. De lijst van de personen die alzo toegang hebben tot het register van de gemeentelijke administratieve sancties wordt door de verwerkingsverantwoordelijke ter beschikking gehouden van de Gegevensbeschermingsautoriteit. De verwerkingsverantwoordelijke zorgt ervoor dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de andere bijzondere voorwaarden met betrekking tot de verwerking van de persoonsgegevens die vermeld worden in het register van de gemeentelijke administratieve sancties.
§ 4. De verwerkingsverantwoordelijke deelt op aanvraag de persoonsgegevens die opgenomen zijn in het register van de gemeentelijke administratieve sancties, mee aan:
1° de politiediensten, in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie zoals bepaald in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
2° het openbaar ministerie, in het kader van zijn opdrachten zoals bepaald bij de artikelen 22 en 28ter, § 1, van het Wetboek van strafvordering.
Deze informatie mag enkel meegedeeld worden aan de personen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, voor zover de kennisname van die gegevens vereist is in het kader van hun opdrachten overeenkomstig de regelgeving die op hen van toepassing is.
§ 5. Onverminderd de in paragraaf 3 opgesomde maatregelen, zijn bij het verwerken van persoonsgegevens de volgende technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen inzake de bescherming van de gegevens van toepassing:
1° in het beleid dat hij of zij voert ter bescherming van de persoonsgegevens geeft de verwerkingsverantwoordelijke aan welke acties ondernomen moeten worden om de verwerking van deze categorieën van persoonsgegevens te beschermen;
2° er wordt een logbestand aangelegd waarin minstens volgende handeling worden opgenomen: de verzameling, de wijziging, de raadpleging, de bekendmaking, met inbegrip van de doorgiften, de combinatie en de wissing.
De logbestanden worden gebruikt om vast te stellen:
a) de reden, de datum en het tijdstip van deze verwerkingen;
b) de categorieën van personen die de persoonsgegevens hebben geraadpleegd en de identiteit van de persoon die de persoonsgegevens heeft geraadpleegd;
c) uit welke bronnen de gegevens zijn opgehaald;
d) de categorieën van de ontvangers van de persoonsgegevens en,
indien mogelijk, de identiteit van de ontvangers van die gegevens.
De bewaartermijn van de in het eerste lid, 2°, bedoelde logbestanden is maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de laatst uitgevoerde handeling in het register. Gepaste maatregelen worden getroffen om de veiligheid van de logbestanden te verzekeren, in het bijzonder om elke niet-toegelaten verwerking te voorkomen en de integriteit van de verwerkte gegevens te verzekeren.
Art. 45. De schorsing, de opheffing en de sluiting, bedoeld in artikel 4, § 1, 2° tot 4°, worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege.
Zij kunnen slechts worden opgelegd nadat de overtreder een voorafgaande verwittiging heeft gekregen. Deze verwittiging bevat een uittreksel van het overtreden reglement of van de overtreden verordening.
De gemeenteraad bepaalt de manier waarop deze sancties ter kennis van de overtreder worden gebracht.
Art. 46. Artikel 119bis van de Nieuwe gemeentewet, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 juni 2011, wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 119bis. De gemeenteraad kan gemeentelijke administratieve straffen en sancties opleggen overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. ».
Art. 47. In dezelfde wet wordt een artikel 134sexies ingevoegd, luidende :
« Art. 134sexies. § 1. De burgemeester kan, in geval van verstoring van de openbare orde veroorzaakt door individuele of collectieve gedragingen, of in geval van herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen en die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen, beslissen over te gaan tot een tijdelijk plaatsverbod van een maand, tweemaal hernieuwbaar, jegens de dader of de daders van deze gedragingen.
§ 2. Onder « tijdelijk plaatsverbod » wordt verstaan het verbod binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan. Worden beschouwd als plaats die toegankelijk is voor het publiek elke plaats die gelegen is in de gemeente die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstelling van de overtreder.
§ 3. De in § 1 bedoelde beslissing moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° met redenen omkleed zijn op basis van de hinder die verband houdt met de openbare orde;
2° bevestigd worden door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, bij de eerstvolgende vergadering, na de dader of de daders van die gedragingen of hun raadsman te hebben gehoord en nadat hij de mogelijkheid heeft gehad ter gelegenheid hiervan zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk of mondeling te doen gelden, behalve indien hij, na te zijn uitgenodigd via een aangetekende brief, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren gebracht heeft voor zijn afwezigheid of zijn verhindering.
§ 4. De beslissing kan worden genomen, ofwel na een door de burgemeester betekende schriftelijke verwittiging die de dader of de daders van die gedragingen op de hoogte brengt van het feit dat een nieuwe inbreuk op een identieke plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen aanleiding zal kunnen geven tot een plaatsverbod, ofwel, met het oog op de ordehandhaving, zonder verwittiging.
§ 5. In geval van niet-naleving van het tijdelijk plaatsverbod, kan de dader of kunnen de daders van die gedragingen gestraft worden met een administratieve geldboete zoals voorzien door de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. ».
Art. 48. In de Franse tekst van artikel 135, § 2, tweede lid, 7°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999, worden de woorden « de dérangement public » vervangen door het woord « d’incivilités ».
Art. 49. In artikel 601ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999, worden het 1° en 2° vervangen door wat volgt :
« 1° van het beroep tegen de beslissing tot opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, door de sanctionerend ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen;
2° van het beroep tegen de beslissing tot het niet-opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, door de sanctionerend ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen. ».
Art. 50. Artikel 119ter van de Nieuwe gemeentewet, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2004, wordt opgeheven.
Art. 51. De procedures die lopende zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet blijven onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die van kracht waren op het tijdstip van de inleiding van de procedure.
Deze wet is enkel van toepassing op de inbreuken die gepleegd werden na de inwerkingtreding ervan.
Art. 52. De minister van Binnenlandse zaken brengt vijfjaarlijks verslag uit aan het Parlement over de toepassing van deze wet. Daarin wordt minimaal een overzicht gegeven van het aantal administratieve geldboetes bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, die werden opgelegd, voor welke categorieën van inbreuken en de procedurele moeilijkheden waartoe de toepassing van deze wet aanleiding heeft gegeven.
Art. 53. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.