Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
In dit decreet wordt verstaan onder :
1° algemeen reglement op de politie van het wegverkeer : het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en de daaruit volgende toepassingsbesluiten;
1°/1 emissiearm voertuig: een zwaar bedrijfsvoertuig dat geen emissievrij zwaar bedrijfsvoertuig is, vermeld in artikel 3, punt 12, van verordening (EU) 2019/1242 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 595/2009 en (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 96/53/EG van de Raad;
1°/2 emissievrij voertuig: een emissievrij zwaar bedrijfsvoertuig als vermeld in artikel 3, punt 11, van verordening (EU) 2019/1242 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 595/2009 en (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 96/53/EG van de Raad;
1°/3 milieuvriendelijk uitzonderlijk vervoer: het vervoer van deelbare ladingen verricht met een emissievrij of emissiearm voertuig of een combinatie van voertuigen getrokken door een emissievrij of emissiearm voertuig waarvan de afmetingen, de eigen massa, de massa onder de assen of de massa in beladen toestand, door zijn constructie of samenstelling, de maxima overschrijden die zijn bepaald in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en in het technisch reglement;
2° onderneming : natuurlijke persoon of rechtspersoon die overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de overtreder;
3° overtreder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die een inbreuk pleegt op dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan;
4° solidariteitsbijdrage : de bijdrage, vermeld in artikel 15, eerste lid;
5° technisch reglement : het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen en de aanpassingen ervan;
6° uitzonderlijk vervoer : het vervoer dat plaatsvindt met een voertuig of een sleep waarvan de afmetingen, de eigen massa, de massa onder de assen of de massa in beladen toestand, door zijn constructie of zijn ondeelbare lading, de maxima overschrijden die zijn bepaald in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en in het technisch reglement;
6°/1 langere en zwaardere sleep: een voertuigcombinatie die bestaat uit een trekkend voertuig, een tussenvoertuig en een getrokken voertuig en die wordt gebruikt in het kader van een proefproject als vermeld in artikel 4, tweede lid;
7° Vlaams Infrastructuurfonds : het fonds, opgericht bij artikel 57, § 1, van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
8° wegeninspecteur : ambtenaar die aangewezen is ter uitvoering van artikel 16;
9° wegeninspecteur-controleur : personeelslid dat aangewezen is ter uitvoering van artikel 17.
Het is verboden zich op de openbare weg te bevinden met een voertuig of een sleep waarvan de hoogte het toegestane maximum met meer dan 1 procent overschrijdt of waarvan de andere afmetingen of de massa in beladen toestand de toegestane maxima overschrijden.
Het is verboden zich op de openbare weg te bevinden met een voertuig waarvan de massa op de grond onder een van de assen het toegestane maximum met meer dan 5 procent overschrijdt.
Het vervoer met langere en zwaardere slepen is enkel mogelijk met voertuigcombinaties die minimaal voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° de lengte van de sleep bedraagt niet meer dan 25,25 meter;
2° de maximaal toegelaten massa van de sleep bedraagt niet meer dan 60 ton;
3° elk voertuig afzonderlijk voldoet aan de bepalingen van het technisch reglement.
Een langere en zwaardere sleep mag zich enkel op de openbare weg begeven op voorwaarde dat er in het kader van een door de Vlaamse Regering opgezet proefproject een schriftelijke vergunning is afgeleverd en alle vergunningsvoorwaarden zijn nageleefd.
De Vlaamse Regering bepaalt:
1° de start- en einddatum van een proefproject;
2° de toegelaten voertuigcombinaties;
3° de technische voorwaarden van de voertuigen en slepen van voertuigen;
4° de lading die niet met een langere en zwaardere sleep vervoerd mag worden;
5° de voorwaarden voor de beroepsbekwaamheid van de bestuurder.
De Vlaamse Regering kan het maximum aantal vergunningen dat in het kader van een proefproject kan worden afgeleverd, bepalen.
De Vlaamse Regering kan de regels bepalen voor de toekenning, weigering, verlenging, schorsing en intrekking van de erkenning van de instellingen en de lesgevers in het kader van de opleiding om de beroepsbekwaamheid van bestuurder van langere en zwaardere voertuigen te behalen.
Aan elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die een erkenningsaanvraag indient, kan een retributie worden gevraagd om de erkenningsaanvraag te behandelen. Dezelfde retributie kan worden gevraagd om het toezicht op de erkenningsvoorwaarden uit te oefenen. De Vlaamse Regering bepaalt voor welke erkenningsaanvragen of toezichtverplichtingen een retributie is verschuldigd en stelt de bedragen vast, en de wijze waarop de retributie moet worden voldaan.
Het vervoer met een langere en zwaardere sleep is enkel mogelijk op het basisnetwerk of op goedgekeurde aantakkingstrajecten.
De Vlaamse Regering bepaalt:
1° het basisnetwerk;
2° de toetsingscriteria en de procedure om de aantakkingstrajecten goed te keuren en te schorsen;
3° de voorwaarden waaronder van de trajecten mag worden afgeweken in geval van overmacht of een onverwachte hindernis.
Het basisnetwerk en de toetsingscriteria voor de aantakkingstrajecten worden bepaald met het oog op het verzekeren van de verkeersveiligheid, het veilig en vlot laten verlopen van het verkeer met de langere en zwaardere slepen, en het voorkomen van beschadigingen van de openbare weg en van aanhorigheden van de openbare weg, de erin liggende kunstwerken en de aanpalende eigendommen.
De Vlaamse Regering kan het maximum aantal aantakkingstrajecten dat in het kader van een proefproject kan worden goedgekeurd, bepalen.
De Vlaamse Regering bepaalt, met het oog op het afleveren van een vergunning:
1° de inhoud van de vergunning. De vergunning vermeldt minstens de maatregelen om schade aan de verkeersinfrastructuur te voorkomen;
2° de procedure voor de aanvraag en de afgifte van de vergunning.
De Vlaamse Regering kan voor het uitreiken van de vergunning en het gebruik van de verkeersinfrastructuur voor vervoer met langere en zwaardere slepen een vergoeding bepalen.
Elk proefproject wordt jaarlijks geëvalueerd. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de evaluatie van het project.
§ 1. Het is verboden een uitzonderlijk vervoer op de openbare weg uit te voeren zonder voorafgaande schriftelijke vergunning of zonder de vergunningsvoorwaarden na te leven.
§ 2. Er is geen vergunning vereist voor het uitzonderlijk vervoer dat uitgevoerd wordt door of in opdracht van het leger, de politiediensten, de wegbeheerder, de civiele bescherming of de brandweer en voor het uitzonderlijk vervoer dat georganiseerd wordt door de overheid naar aanleiding van rampenbestrijding.
Er is evenmin een vergunning vereist voor het uitzonderlijk vervoer dat uitgevoerd wordt door voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor folkloristische manifestaties en slechts bij uitzondering op de openbare weg komen ofwel ter gelegenheid van een door de gemeente toegelaten folkloristische manifestatie, of op de weg er naartoe ofwel voor proefritten met het oog op die manifestatie, en voor zover zij niet meer dan 25 km per uur rijden.
§ 3. De Vlaamse Regering kan bij het vaststellen van de verordeningen voor het verkeer van havenvoertuigen tussen de laad- en loskaaien, de opslagplaatsen, de hangars en de magazijnen die binnen het havengebied liggen, vermeld in artikel 14bis van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, afwijken van de toepassing van de bepalingen van dit decreet.
§ 4. In de gevallen, vermeld in de paragrafen 2 en 3, vindt het uitzonderlijk vervoer plaats onder leiding van de overheid, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, die het uitzonderlijk vervoer uitvoert.
De overheid, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, vermeld in het vorige lid, neemt alle maatregelen die vereist zijn om beschadiging van de openbare weg, van zijn aanhorigheden, van de erin liggende kunstwerken en van de aanpalende eigendommen te voorkomen.
De vergunning vermeldt de maatregelen die genomen moeten worden om beschadigingen van de openbare weg, van zijn aanhorigheden, van de erin liggende kunstwerken en van de aanpalende eigendommen te voorkomen.
De vergunning vermeldt de te volgen reisweg en voorschriften inzake hoogte, lengte, breedte, massa, aslasten en asafstanden.
De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze de vergunning wordt aangevraagd en uitgereikt.
De Vlaamse Regering kan voor het uitreiken van de vergunning en het gebruik van de verkeersinfrastructuur voor een uitzonderlijk vervoer een vergoeding bepalen.
De Vlaamse Regering kan het uitzonderlijk vervoer verbieden op bepaalde tijdstippen, plaatsen of in bepaalde omstandigheden, of het onderwerpen aan bepaalde voorwaarden.
De Vlaamse Regering kan de regels bepalen voor de toekenning, weigering, verlenging, schorsing en intrekking van de erkenning van de bestuurder van het uitzonderlijk voertuig, alsook van de begeleidingsonderneming, de verkeerscoördinator en de begeleiders die het uitzonderlijk vervoer begeleiden.
Aan elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die een erkenningsaanvraag indient, kan voor de behandeling van de erkenningsaanvraag een retributie worden gevraagd. Dezelfde retributie kan worden gevraagd voor de uitoefening van het toezicht op de erkenningsvoorwaarden. De Vlaamse Regering bepaalt voor welke erkenningsaanvragen of toezichtverplichtingen een retributie is verschuldigd en stelt de bedragen vast, alsook de wijze waarop de retributie moet worden voldaan.
Als er voor de doortocht van het uitzonderlijk vervoer hindernissen verwijderd moeten worden, wordt de beheerder daarvan op de hoogte gebracht ten minste acht werkdagen vóór de doortocht.
De te nemen maatregelen worden dan in gemeenschappelijk overleg bepaald met de beheerder. De kosten zijn ten laste van de vergunninghouder.
De Vlaamse Regering kan bepalen dat de dienst van de Vlaams administratie die ze aanwijst op de hoogte gebracht moet worden van het tijdstip, de gevolgde reisweg en de voertuigen van het vervoer. De Vlaamse Regering bepaalt in dat geval ook de wijze waarop dat gebeurt en de eventuele uitzonderingen.
In geval van overmacht of van een onverwachte hindernis mag er van de opgelegde reisweg afgeweken worden onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.
Art. 13/1. Het vervoer met fietsen met een breedte van meer dan 0,75 meter of fietsaanhangwagens met een breedte van meer dan 1 meter is alleen mogelijk in het kader van een pilootproject voor het goederenvervoer met brede fietsen en brede fietsaanhangwagens.
Art. 13/2. De Vlaamse Regering bepaalt de volgende aspecten van het pilootproject, vermeld in artikel 13/1:
1° de start- en einddatum;
2° de toegelaten fietsen en fietsaanhangwagens;
3° de technische voorwaarden van de fietsen en de fietsaanhangwagens;
4° de aard en de afmetingen van de lading die met de fietsen of fietsaanhangwagens vervoerd mogen worden.
De Vlaamse Regering kan het maximum aantal vergunningen bepalen dat in het kader van het pilootproject kan worden uitgereikt.
Art. 13/3. De Vlaamse Regering kan in het kader van een pilootproject als vermeld in artikel 13/1 het vervoer met een fiets met een breedte van meer dan 0,75 meter of met een fietsaanhangwagen met een breedte van meer dan 1 meter beperken tot de trajecten die ze bepaalt.
De Vlaamse Regering kan in het kader van een pilootproject als vermeld in artikel 13/1 het vervoer met een fiets met een breedte van meer dan 0,75 meter of met een fietsaanhangwagen met een breedte van meer dan 1 meter verbieden op bepaalde tijdstippen, plaatsen of in bepaalde omstandigheden, of het onderwerpen aan bepaalde voorwaarden.
Art. 13/4. Met het oog op het uitreiken van een vergunning in het kader van een pilootproject als vermeld in artikel 13/1 bepaalt de Vlaamse Regering de volgende elementen:
1° de inhoud van de vergunning. De vergunning vermeldt minstens de maatregelen om schade aan de verkeersinfrastructuur te voorkomen en om het vervoer veilig te laten verlopen;
2° de procedure voor de aanvraag en de afgifte van de vergunning.
De Vlaamse Regering kan voor het uitreiken van de vergunning, vermeld in het eerste lid, en het gebruik van de verkeersinfrastructuur voor vervoer met fietsen met een breedte van meer dan 0,75 meter of met fietsaanhangwagens met een breedte van meer dan 1 meter een vergoeding bepalen.
Art. 13/5. In het kader van een pilootproject als vermeld in artikel 13/1 kan de Vlaamse Regering bepalen dat de dienst van de Vlaamse administratie die ze aanwijst op de hoogte gebracht wordt van het tijdstip en de gevolgde reisweg en de voertuigen van het vervoer. De Vlaamse Regering bepaalt in dat geval ook de wijze waarop dat gebeurt en de eventuele uitzonderingen.
Art. 13/6. Elk pilootproject als vermeld in artikel 13/1 wordt geëvalueerd. De Vlaamse Regering bepaalt de frequentie van evaluatie en de procedure voor de evaluatie van het project.
Art. 13/7. Het milieuvriendelijk uitzonderlijk vervoer is alleen mogelijk in het kader van een door de Vlaamse Regering opgezet pilootproject en onder de volgende voorwaarden:
1° de voertuigen of combinaties van voertuigen voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) de lengte van de sleep bedraagt niet meer dan 22 meter;
b) de hoogte van het voertuig bedraagt niet meer dan 4,30 meter;
c) de voertuigen en de combinaties van voertuigen voldoen, op het vlak van massa’s, aan de bepalingen van het technisch reglement;
2° er wordt, in de vergunningsaanvraag, aangetoond dat het laadvolume van het voertuig of de sleep niet hoger is dan het laadvolume van een vergelijkbaar klassiek aangedreven voertuig of een vergelijkbare klassiek aangedreven combinatie.
Art. 13/8. De Vlaamse Regering bepaalt de volgende aspecten van het pilootproject, vermeld in artikel 13/7:
1° de start- en einddatum;
2° de toegelaten voertuigen of voertuigcombinaties;
3° de technische voorwaarden van de voertuigen en combinaties van voertuigen;
4° de aard van de lading die vervoerd mag worden.
De Vlaamse Regering kan het maximum aantal vergunningen bepalen dat in het kader van het pilootproject kan worden uitgereikt.
Art. 13/9. De Vlaamse Regering kan in het kader van het pilootproject, vermeld in artikel 13/7, het milieuvriendelijk uitzonderlijk vervoer beperken tot de trajecten of gebieden die ze bepaalt.
De Vlaamse Regering kan in het kader van het pilootproject, vermeld in artikel 13/7, het milieuvriendelijk uitzonderlijk vervoer verbieden op bepaalde tijdstippen, plaatsen of in bepaalde omstandigheden, of het onderwerpen aan bepaalde voorwaarden.
Art. 13/10. Met het oog op het uitreiken van een vergunning in het kader van het pilootproject, vermeld in artikel 13/7, bepaalt de Vlaamse Regering de volgende elementen:
1° de inhoud van de vergunning. De vergunning vermeldt minstens de maatregelen om schade aan de verkeersinfrastructuur te voorkomen en om het milieuvriendelijk uitzonderlijk vervoer veilig te laten verlopen;
2° de procedure voor de aanvraag en de afgifte van de vergunning.
De Vlaamse Regering kan voor het uitreiken van de vergunning, vermeld in het eerste lid, en het gebruik van de verkeersinfrastructuur voor milieuvriendelijk uitzonderlijk vervoer een vergoeding bepalen.
Art. 13/11. In het kader van het pilootproject, vermeld in artikel 13/7, kan de Vlaamse Regering bepalen dat de dienst van de Vlaamse administratie die ze aanwijst op de hoogte gebracht wordt van het tijdstip en de gevolgde reisweg en de voertuigen van het milieuvriendelijk uitzonderlijk vervoer. De Vlaamse Regering bepaalt in dat geval ook de wijze waarop dat gebeurt en de eventuele uitzonderingen.
Art. 13/12. Het pilootproject, vermeld in artikel 13/7, wordt geëvalueerd. De Vlaamse Regering bepaalt de frequentie van evaluatie en de procedure voor de evaluatie van het project.
§ 1. Inbreuken op dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan worden, onverminderd een eventuele schadevergoeding, bestraft als volgt :
1° met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 50 euro tot 5000 euro of met één van die straffen alleen als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de erin liggende kunstwerken;
2° inbreuken op de maximaal toegestane afmetingen worden, als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de erin liggende kunstwerken bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en een progressieve geldboete of met één van die straffen.
De geldboete bedraagt :
a) 10 euro tot 1.000 euro bij overschrijding van de maximaal toegestane afmetingen met minder dan 20 cm;
b) 50 euro tot 5.000 euro bij overschrijding van de maximaal toegestane afmetingen met 20 cm tot minder dan 50 cm;
c) 100 euro tot 10.000 euro bij overschrijding van de maximaal toegestane afmetingen met 50 cm en meer;
3° met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 200 euro tot 20.000 euro of met één van die straffen alleen als er, ten gevolge van de inbreuk, andere schade dan de schade, vermeld in artikel 3, tweede lid, ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de erin liggende kunstwerken.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 worden inbreuken op artikel 3, tweede lid, bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een progressieve geldboete of met één van die straffen alleen. De geldboete bedraagt :
1° 50 euro tot 5.000 euro bij een overlading met minder dan 500 kg;
2° 100 euro tot 10.000 euro bij een overlading met 500 kg tot minder dan 1000 kg;
3° 175 euro tot 20.000 euro bij een overlading met 1000 kg tot minder dan 1500 kg;
4° 250 euro tot 30.000 euro bij een overlading met 1500 kg tot minder dan 2000 kg;
5° 350 euro tot 40.000 euro bij een overlading met 2000 kg tot minder dan 2500 kg;
6° 500 euro tot 50.000 euro bij een overlading met 2500 kg tot minder dan 3000 kg;
7° 750 euro tot 75.000 euro bij een overlading met 3000 kg en meer.
§ 3. De opdrachtgever en de verlader worden, overeenkomstig de strafbepalingen, vermeld in de §§ 1 en 2, gestraft als ze instructies hebben gegeven of daden hebben gesteld die hebben geleid tot een inbreuk op dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan.
Bij een veroordeling voor een inbreuk die gepleegd is op gewestwegen, bestraft overeenkomstig artikel 14, § 1, 3°, en § 2, spreekt de rechter bovendien de verplichting uit om een forfaitair bedrag te betalen als bijdrage tot financiering van het Vlaams Infrastructuurfonds. Voor inbreuken, bestraft overeenkomstig artikel 14, § 1, 3°, wordt dat bedrag vastgesteld op 100 euro. Voor inbreuken, bestraft overeenkomstig artikel 14, § 2, wordt dat bedrag vastgesteld als volgt :
1° 25 euro bij een overlading met minder dan 500 kg;
2° 50 euro bij een overlading met 500 kg tot minder dan 1000 kg;
3° 87,5 euro bij een overlading met 1000 kg tot minder dan 1500 kg;
4° 125 euro bij een overlading met 1500 kg tot minder dan 2000 kg;
5° 175 euro bij een overlading met 2000 kg tot minder dan 2500 kg;
6° 250 euro bij een overlading met 2500 kg tot minder dan 3000 kg;
7° 375 euro bij een overlading met 3000 kg en meer.
De bedragen, vermeld in het tweede en het derde lid, zijn onderworpen aan de verhoging, vermeld in de bepalingen over de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboetes.
De bijdragen, vermeld in het eerste lid, worden ingevorderd door de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen volgens de regels die van toepassing zijn op de invordering van de strafrechtelijke geldboetes. De ingevorderde bedragen worden driemaandelijks door die administratie overgemaakt aan het Vlaams Infrastructuurfonds.
De onderneming is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de solidariteitsbijdrage waartoe de personen voor wie ze overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is, veroordeeld worden.
Onverminderd de bevoegdheid van andere personen houden de wegeninspecteurs die de Vlaamse Regering aanwijst, toezicht op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de kentekens van hun functie.
De wegeninspecteurs kunnen in het kader van de uitoefening van hun opdracht :
1° bevelen geven aan de bestuurders;
2° inlichtingen inwinnen en controle uitoefenen door personen te ondervragen en inzage te nemen van documenten en andere informatiedragers;
3° het vastgestelde overtollige gewicht en/of de te hoge, te brede of te lange lading doen afladen of herverdelen;
4° de bijstand van de politie vorderen;
5° de vergunning, bedoeld in artikel 4, eerste lid, of artikel 7, § 1, inhouden totdat de overtreding ophoudt te bestaan.
De wegeninspecteurs zijn bovendien bevoegd om inbreuken op dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan vast te stellen bij proces-verbaal met bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel. Binnen veertien dagen na de vaststelling van de inbreuk wordt een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder en, in voorkomend geval, aan de onderneming toegestuurd.
De onderneming verklaart, binnen acht dagen na de ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal aan de wegeninspecteur-controleur of ze, overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek, burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de overtreder.
Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de wegeninspecteurs beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het zesde tot en met het veertiende lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het vijfde lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de wegeninspecteurs, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De persoonsgegevens, vermeld in het vijfde lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het vijfde lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het vijfde lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het vijfde lid, tijdens de periode, vermeld in het zesde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het vijfde lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de wegeninspecteurs zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het twaalfde lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het vijfde lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
§ 1. Voor inbreuken op dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan kunnen de door de Vlaamse Regering aangewezen wegeninspecteurs-controleurs en de Vlaamse Regering in graad van beroep een administratieve geldboete opleggen overeenkomstig de hierna bepaalde regels.
§ 2. Het tarief van de administratieve geldboete is gelijk aan de minimumgeldboete, vermeld in artikel 14, verhoogd met de opdeciemen.
In afwijking van het eerste lid is het tarief van de administratieve geldboete voor de inbreuken die de Vlaamse Regering bepaalt, gelijk aan een bedrag dat de Vlaamse Regering bepaalt, verhoogd met de opdeciemen. Het voormelde bedrag ligt hoger dan de minimumgeldboete, vermeld in artikel 14, en is hoogstens gelijk is aan de maximumgeldboete, vermeld in artikel 14.
Als een overtreder binnen de positieve referentieperiode opnieuw een inbreuk op dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan pleegt, kan de administratieve geldboete bepaald worden op het dubbel van de administratieve geldboete, vermeld in het eerste of het tweede lid.
In het derde lid wordt verstaan onder positieve referentieperiode : de periode van drie jaar die volgt op de datum waarop een definitieve administratieve geldboete of een definitieve strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens een inbreuk op dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan.
Als er verzachtende omstandigheden zijn, kan de wegeninspecteur-controleur of de Vlaamse Regering een administratieve geldboete onder de betreffende minimumbedragen opleggen.
§ 3. Als de administratieve geldboete niet onmiddellijk werd geïnd, brengen de wegeninspecteurs binnen de vijfendertig dagen na de vaststelling van de inbreuk, de procureur des Konings en de wegeninspecteur-controleur op de hoogte van de door hen vastgestelde inbreuken en, in voorkomend geval, van de consignaties, vermeld in paragraaf 6.
De procureur des Konings beschikt vervolgens over een vervaltermijn van zestig dagen om zijn voornemen om al dan niet strafvervolging in te stellen mee te delen aan de wegeninspecteur-controleur. De termijn gaat in de derde werkdag na verzending van de kennisgeving bedoeld in het vorige lid.
Als de procureur des Konings tijdig beslist om strafvervolging in te stellen, vervalt de mogelijkheid om een administratieve geldboete op te leggen.
Als de procureur des Konings beslist om geen strafvervolging in te stellen, kan een administratieve geldboete worden opgelegd.
Als de procureur des Konings zijn beslissing niet tijdig meedeelt, vervalt de mogelijkheid om strafvervolging in te stellen en kan een administratieve geldboete worden opgelegd.
§ 4. De andere bevoegde personen dan de personen, vermeld in paragraaf 3, brengen de procureur des Konings op de hoogte van de door hen vastgestelde inbreuken en, in voorkomend geval, van de onmiddellijke inningen of consignaties, vermeld in paragraaf 6.
Als de procureur des Konings beslist om geen strafvervolging in te stellen, brengt hij de wegeninspecteurcontroleur daarvan op de hoogte. De wegeninspecteur-controleur kan vervolgens een administratieve geldboete opleggen.
§ 5. De onderneming is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete, opgelegd aan haar organen en aan de personen voor wie ze overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is.
§ 6. De bevoegde personen, vermeld in paragraaf 3 en 4, kunnen de administratieve geldboete onmiddellijk innen als de overtreder daarmee instemt.
De onmiddellijke inning doet de strafvordering vervallen. De sommen komen ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds.
Als de overtreder en de onderneming geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben en niet instemmen met een onmiddellijke inning van de administratieve geldboete, wordt de administratieve geldboete door de bevoegde personen, vermeld in de paragrafen 3 en 4, verplicht geïnd en in consignatie gegeven.
De consignatie doet de strafvordering niet vervallen.
De nadere regels voor de onmiddellijke inning en de consignatie van de administratieve geldboete worden vastgesteld door de Vlaamse Regering.
§ 7. Als de overtreder en de onderneming geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben, wordt het door de overtreder bestuurde voertuig op zijn kosten en risico ingehouden tot het bedrag, vermeld in paragraaf 6, derde lid, in consignatie gegeven is en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn.
Als het bedrag, vermeld in paragraaf 6, derde lid, binnen een termijn van vier werkdagen vanaf de vaststelling van de overtreding, niet in consignatie gegeven is, mag de inbeslagneming van het voertuig bevolen worden door het Openbaar Ministerie.
Een bericht van inbeslagneming wordt binnen twee werkdagen naar de overtreder en, in voorkomend geval, naar de onderneming, alsook naar de eigenaar van het voertuig gestuurd.
Het risico en de kosten voor het voertuig blijven tijdens de duur van het beslag ten laste van de overtreder of, in voorkomend geval, van de onderneming.
Het beslag wordt opgeheven nadat het bewijs geleverd is dat het bedrag, vermeld in paragraaf 6, derde lid, in consignatie gegeven is en de eventuele bewaringskosten van het voertuig zijn betaald.
§ 1. De wegeninspecteur-controleur kan geheel of gedeeltelijk uitstel van de tenuitvoerlegging van de betaling van de administratieve geldboete toekennen.
§ 2. Het uitstel is alleen mogelijk als in de negatieve referentieperiode geen andere administratieve geldboete werd opgelegd aan de overtreder en als er geen strafrechtelijke veroordeling is geweest op basis van dit decreet.
In het eerste lid wordt verstaan onder negatieve referentieperiode : de periode van drie jaar die voorafgaat aan de datum waarop een inbreuk gepleegd wordt die achteraf aanleiding geeft tot het opleggen van een administratieve geldboete waarin uitstel wordt toegekend.
§ 3. Het uitstel geldt voor een proefperiode die ingaat vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete. De wegeninspecteur-controleur kan de duur van de proefperiode vaststellen. De duur van de proefperiode mag niet minder dan één jaar en niet meer dan drie jaar bedragen.
§ 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen als een nieuwe inbreuk op dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan wordt gepleegd gedurende de proefperiode en die nieuwe inbreuk leidt tot een administratieve geldboete of een strafrechtelijke veroordeling.
§ 5. Het bedrag van de administratieve geldboete moet betaald worden binnen dertig dagen na de herroeping van het uitstel.
§ 6. In geval van beroep tegen de beslissing van de wegeninspecteur-controleur heeft de Vlaamse Regering dezelfde bevoegdheden als de wegeninspecteur-controleur wat betreft het uitstel.
§ 1. Als de strafvordering niet vervallen is en het opleggen van een administratieve geldboete overeenkomstig artikel 17 mogelijk is, brengt de wegeninspecteur-controleur, binnen negentig dagen na de ontvangst van de beslissing van de procureur des Konings om geen strafvervolging in te stellen of na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 17, § 3, tweede lid, zijn beslissing om een administratieve geldboete op te leggen ter kennis van de overtreder en, in voorkomend geval, van de onderneming. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud en de vorm van deze beslissing. De kennisgeving van de beslissing doet de strafvordering vervallen.
Als de wegeninspecteur-controleur zijn beslissing niet tijdig meedeelt aan de overtreder, vervalt de mogelijkheid om een administratieve geldboete op te leggen.
Als de administratieve geldboete niet in consignatie werd gegeven, moet ze voor het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, betaald worden. Als de administratieve geldboete in consignatie werd gegeven, wordt ze na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds.
Als de strafvordering vervallen is of als de wegeninspecteur-controleur zijn beslissing niet tijdig verstuurt, vervalt de mogelijkheid om een administratieve geldboete op te leggen en wordt de geconsigneerde administratieve geldboete, in voorkomend geval, teruggestort.
§ 2. Tegen de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan onder de voorwaarden en binnen de vervaltermijn, bepaald door de Vlaamse Regering, bezwaar worden aangetekend bij de wegeninspecteur-controleur. Het bezwaar schorst de bestreden beslissing.
Als geen tijdig of ontvankelijk bezwaar werd aangetekend, wordt de administratieve geldboete geacht definitief en onherroepelijk te zijn opgelegd of te zijn vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds.
De wegeninspecteur-controleur brengt de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming ervan op de hoogte als het bezwaarschrift onontvankelijk is, binnen een termijn bepaald door de Vlaamse Regering. De overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming kan onder de voorwaarden en binnen de termijn, bepaald door de Vlaamse Regering, vragen om gehoord te worden over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
Als wel tijdig en ontvankelijk bezwaar werd aangetekend of als de overtreder, in voorkomend geval, de onderneming vraagt om gehoord te worden over de ontvankelijkheid, wordt de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming uitgenodigd op een hoorzitting. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de hoorzitting.
Na de hoorzitting, ongeacht of die werd bijgewoond, neemt de wegeninspecteur-controleur de zaak onmiddellijk in beraad. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud en de vorm van de beslissing in bezwaar.
De beslissing van de wegeninspecteur-controleur moet binnen dertig dagen na de hoorzitting ter kennis worden gebracht van de overtreder en, in voorkomend geval, van de onderneming. Zo niet vervalt de administratieve geldboete stilzwijgend en wordt de geconsigneerde administratieve geldboete, in voorkomend geval, teruggestort.
Als de administratieve geldboete niet in consignatie werd gegeven, moet ze voor het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, betaald worden. Als de administratieve geldboete in consignatie werd gegeven, wordt ze na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds, ten bedrage van de administratieve geldboete die opgelegd is na het bezwaar. Het verschil tussen de geconsigneerde administratieve geldboete en het bedrag dat opgelegd is na het bezwaar, wordt teruggestort.
§ 3. Tegen de beslissing, vermeld in paragraaf 2, zesde lid, kan onder de voorwaarden en binnen de vervaltermijn, bepaald door de Vlaamse Regering, beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering. Het beroep schorst de bestreden beslissing.
Als geen tijdig en ontvankelijk beroep werd aangetekend, wordt de administratieve geldboete geacht definitief en onherroepelijk te zijn opgelegd of te zijn vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds, ten bedrage van de administratieve geldboete die opgelegd is na het bezwaar. Het verschil tussen de geconsigneerde administratieve geldboete en het bedrag dat opgelegd is na het bezwaar, wordt teruggestort.
De Vlaamse Regering of de ambtenaar die aangewezen is overeenkomstig paragraaf 4, brengt de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming ervan op de hoogte als het beroepschrift onontvankelijk is, binnen een termijn die de Vlaamse Regering heeft bepaald. De overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming kan onder de voorwaarden en binnen de termijn, bepaald door de Vlaamse Regering, vragen om gehoord te worden over de ontvankelijkheid van het beroep.
Als wel tijdig en ontvankelijk beroep werd aangetekend of als de overtreder, in voorkomend geval, de onderneming vraagt om gehoord te worden over de ontvankelijkheid, wordt de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming uitgenodigd op een hoorzitting. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de hoorzitting.
Na de hoorzitting, ongeacht of die werd bijgewoond, neemt de Vlaamse Regering of de ambtenaar die aangewezen is overeenkomstig paragraaf 4 de zaak onmiddellijk in beraad. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud en de vorm van de beslissing in beroep.
De beslissing van de Vlaamse Regering of van de ambtenaar die aangewezen is overeenkomstig paragraaf 4, moet binnen een termijn van vier maanden nadat de Vlaamse Regering of de ambtenaar die aangewezen is overeenkomstig paragraaf 4, het beroep ontvangen heeft, ter kennis worden gebracht van de overtreder en, in voorkomend geval, van de onderneming. Zo niet vervalt de administratieve geldboete stilzwijgend en wordt de geconsigneerde administratieve geldboete, in voorkomend geval, teruggestort. Als de overtreder of de onderneming geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, wordt die termijn verlengd tot vijf maanden.
Als de administratieve geldboete niet in consignatie werd gegeven, moet ze betaald worden binnen een termijn, bepaald door de Vlaamse Regering.
Als de administratieve geldboete in consignatie werd gegeven, wordt ze vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds, ten bedrage van de administratieve geldboete die opgelegd is na het beroep. Het verschil tussen de geconsigneerde administratieve geldboete en het bedrag dat opgelegd is na het beroep, wordt teruggestort.
§ 4. De Vlaamse Regering kan een of meer ambtenaren aanwijzen die de overtreder en de onderneming op de hoogte brengen van de eventuele onontvankelijkheid van het beroep, die de overtreder, de onderneming of de raadsman zullen horen en het beroep zullen uitspreken. Deze ambtenaren mogen niet betrokken geweest zijn bij eerdere stappen van de procedure.
De Vlaamse Regering kan een vergoeding voor dossierkosten instellen voor de beroepsprocedure. In dat geval is het beroep pas ontvankelijk nadat het bewijs is geleverd dat de vergoeding werd betaald. De vergoeding zal altijd worden terugbetaald als de administratieve boete volledig vervalt nadat het beroep is ingesteld.
§ 5. Als de overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming in gebreke blijft de administratieve geldboete te betalen, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De dwangbevelen worden betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling.
De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die ermee belast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren.
§ 6. Als het voertuig in beslag genomen is en de administratieve geldboete en de bewaringskosten niet betaald zijn binnen zestig dagen na het verstrijken van de bezwaar- of beroepstermijn, als geen bezwaar of beroep is ingediend, of binnen zestig dagen na de verzending van de beslissing, als beroep is ingediend, wordt de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen belast met de verkoop van het voertuig. Na aftrek van de administratieve geldboete en de bewaringskosten wordt het eventuele overschot van de opbrengst terugbetaald.
Als de administratieve geldboete al dan niet stilzwijgend vervalt, wordt het in beslag genomen voertuig teruggegeven aan de overtreder of de onderneming.
Als de strafvervolging tot een veroordeling van de betrokkene leidt :
1° wordt de geconsigneerde administratieve geldboete toegerekend op de verschuldigde gerechtskosten, op de bijdrage tot financiering van het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, op de solidariteitsbijdrage en op de uitgesproken geldboete. Het eventuele overschot wordt terugbetaald;
2° wordt, als het voertuig in beslag genomen werd, bij het vonnis bevolen dat de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen het voertuig moet verkopen als de geldboete, de solidariteitsbijdrage, de gerechtskosten en de bijdrage tot financiering van het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders niet betaald zijn en het bewijs niet is geleverd dat de bewaringskosten zijn betaald binnen een termijn van zestig dagen vanaf de uitspraak van het vonnis. De opbrengst van de verkoop wordt toegerekend op de verschuldigde gerechtskosten, op de bijdrage tot financiering van het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, op de solidariteitsbijdrage, op de uitgesproken geldboete en op de eventuele bewaringskosten van het voertuig. Het eventuele overschot wordt terugbetaald.
Indien en in zoverre de strafvordering leidt tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling of tot een veroordeling met uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf, al dan niet met probatie, wordt artikel 20 toegepast met uitzondering van wat is bepaald over de uitgesproken geldboete.
Als de strafvervolging tot een vrijspraak leidt, wordt de geconsigneerde administratieve geldboete of het in beslag genomen voertuig teruggegeven.
In het algemeen reglement van de politie op het wegverkeer wordt artikel 48 opgeheven.
In het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, het laatst gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt hoofdstuk XIV, dat bestaat uit artikel 55bis tot en met artikel 62, opgeheven.
Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum en uiterlijk op 1 juli 2014.