Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1 (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)

Enkel de bevoegde personen bedoeld in artikel 3, 1°, 1°/1, 2° en 7°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg kunnen door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep worden gemachtigd om de procedure die in dit besluit wordt geregeld, toe te passen.

De wegcontroleurs bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 februari 2023 betreffende de wegcontrole kunnen ook door de procureur-generaal bij het hof van beroep worden gemachtigd voor het toepassen van de procedure die in dit besluit wordt geregeld, en dit binnen de grenzen van hun bevoegdheden.

Artikel 1 (Vlaams Gewest)

Enkel de bevoegde personen bedoeld in artikel 3, 1°, 1°/1, 2° en 7°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg kunnen door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep worden gemachtigd om de procedure die in dit besluit wordt geregeld, toe te passen.

Voor de toepassing van de procedure, vermeld in dit besluit, zijn ook de wegeninspecteurs, vermeld in artikel 16 van het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport, bevoegd.

Artikel 1 (Waals Gewest)

Enkel de bevoegde personen bedoeld in artikel 3, 1°, 1°/1, 2° en 7°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg kunnen door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep worden gemachtigd om de procedure die in dit besluit wordt geregeld, toe te passen.

Artikel 2

Onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 65 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 en hierna “wet betreffende de politie over het wegverkeer” genoemd:

kunnen de overtredingen bedoeld in het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen uitgevaardigd op grond van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, per overtreding, aanleiding geven tot de inning van een som van:

a) 116 euro voor de overtredingen van de tweede graad;

b) 174 euro voor de overtredingen van de derde graad;

c) 473 euro voor de overtredingen van de vierde graad.

kan het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid bepaald in de reglementen uitgevaardigd op grond van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, per overtreding, aanleiding geven tot de inning van de volgende som:

a) voor de eerste 10 kilometer per uur boven de toegelaten maximumsnelheid bedraagt de som 53 euro;

b) binnen de bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, woonerf en erf wordt boven de eerste 10 kilometer per uur boven de toegelaten maximumsnelheid de som van 53 euro met telkens 11 euro vermeerderd voor elke bijkomende kilometer per uur waarmee de toegelaten maximumsnelheid wordt overschreden;

c) in alle andere gevallen wordt boven de eerste 10 kilometer per uur boven de toegelaten maximumsnelheid de som van 53 euro vermeerderd met telkens 6 euro voor elke bijkomende kilometer per uur waarmee de toegelaten maximumsnelheid wordt over-schreden.

kunnen de overige overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van de wet betreffende de politie over het wegverkeer aanleiding geven tot de inning van een som van 58 euro per overtreding.

kan een overtreding van artikel 34, § 1, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer aanleiding geven tot de onmiddellijke inning van 179 euro.

Een overtreding van artikel 34, § 2, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer kan, indien de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram en minder dan 0,44 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet, aanleiding geven tot de onmiddellijke inning van 420 euro.

Een overtreding van artikel 34, § 2, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer kan, indien de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,44 milligram en minder dan 0,50 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet, aanleiding geven tot de onmiddellijke inning van 578 euro.

Een overtreding van artikel 34, § 2, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer kan, indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,50 milligram en minder dan 0,65 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet, aanleiding geven tot de onmiddellijke inning van 1260 euro.

Een overtreding van artikel 34, § 3, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer geeft aanleiding tot de onmiddellijke inning van 105 euro indien de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,09 milligram en minder dan 0,22 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet, en kan aanleiding geven tot de onmiddellijke inning van 179 euro indien de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet.

5° (enkel Vlaams Gewest) kunnen de overtredingen inzake de ladingzekering aanleiding geven tot de inning per inbreuk van de sommen, vermeld in bijlage 2.

Artikel 3

De inning en de consignatie zijn uitgesloten:

indien de overtreder minder dan 18 jaar oud is;

indien meerdere overtredingen gelijktijdig zijn vastgesteld en één van de overtredingen geen aanleiding kan geven tot deze procedure.

Artikel 4

De som die het voorwerp uitmaakt van een inning of een consignatie wordt steeds uitgedrukt in euro.

Artikel 5

Elke overtreder kan slechts van één enkele betalingswijze gebruik maken, zoals voorzien door de artikelen 9, 12, 16 en 22 van dit besluit.

Artikel 6

Alle bescheiden betreffende de inning en de consignatie van een som, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 2 en in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit, worden gedurende vijf jaar bewaard in de bureaus waartoe het in artikel 1 bedoelde personeel behoort.

Hoofdstuk 2 – Overtredingen begaan door een persoon met een woonplaats of vaste verblijfplaats in België

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 7 (Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Waals Gewest)

De inning is uitgesloten:

a) wanneer de totale som van de inning meer bedraagt dan 347 euro. De overtreding bedoeld in artikel 2, 4°, van dit besluit wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde maximumsom. Of

b) wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 40 kilometer per uur wordt overtreden. Of

c) wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 30 kilometer per uur wordt overtreden binnen de bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, woonerf en erf. Of

d) wanneer een overtreding van de derde graad tegelijkertijd wordt vastgesteld met een andere overtreding. Of

e) wanneer een overtreding van de vierde graad wordt vastgesteld.

Artikel 7 (Vlaams Gewest)

De inning is uitgesloten:

a) wanneer de totale som van de inning meer bedraagt dan 347 euro. De overtreding bedoeld in artikel 2, 4° en 5°, van dit besluit wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde maximumsom. Of

b) wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 40 kilometer per uur wordt overtreden. Of

c) wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 30 kilometer per uur wordt overtreden binnen de bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, woonerf en erf. Of

d) wanneer een overtreding van de derde graad, met uitzondering van de overtreding, vermeld in artikel 2, 5°, tegelijkertijd wordt vastgesteld met een andere overtreding. Of

e) wanneer een overtreding van de vierde graad wordt vastgesteld. Of

f) als de totale som van de inning meer bedraagt dan 2000 euro voor overtredingen als vermeld in artikel 2, 5°.

Afdeling 2. In geval van onderschepping van de overtreder

Artikel 8

Voor de onmiddellijke inning van een som wordt gebruik gemaakt van genummerde formulieren, die zijn samengevoegd in genummerde boekjes en die overeenstemmen met het model van bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg.

Voor de toepassing van de procedure van inning mag dit formulier worden vervangen door een proces-verbaal wanneer de som niet wordt geïnd op het ogenblik van de vaststelling van de overtreding.

Artikel 9

De betaling kan op de volgende manieren gebeuren:

1. Betaling met bank- of kredietkaart via een mobiele betaalterminal.

De bevoegde persoon vult de stroken A, B en C van het formulier in, waarvan:

a) strook A binnen een termijn van vijf dagen wordt verzonden aan het openbaar ministerie bij de bevoegde politierechtbank;

b) strook B aan het boekje gehecht blijft;

c) strook C aan de overtreder wordt overhandigd.

2. Betaling met overschrijving.

2.1. De bevoegde persoon vervult de formaliteiten bedoeld in 1.

2.2. Een verklarend document waarin de verschillende modaliteiten voor de betaling zijn opgenomen, wordt aan de overtreder tegelijkertijd met strook C van het formulier overhandigd of wordt tegelijkertijd met of na het afschrift van het proces-verbaal verstuurd.

2.3. De betaling met overschrijving wordt uitgevoerd binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de in 2.2 bedoelde afgifte of de verzending van het document.

2.4. De datum van betaling door de bankinstelling dient als bewijs van de datum van betaling.

3. Betaling met bank- of kredietkaart op internet.

De minister bevoegd voor Justitie bepaalt de datum van inwerkingtreding en de praktische modaliteiten van deze betalingswijze.

4. De betaling kan niet in geld gebeuren.

Artikel 10

Wanneer een formulier overeenkomstig het model van bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, ongeldig moet worden gemaakt, stelt de agent, die er houder van is, het ongeldig maken vast door middel van een gedagtekende en ondertekende vermelding op alle stroken van het formulier.

Afdeling 3. In geval de overtreder niet wordt onderschept

Artikel 11

Voor de inning van een som wordt een verklarend document waarin de verschillende modaliteiten voor de betaling zijn opgenomen, naar de vermoedelijke of aangeduide overtreder gestuurd, overeenkomstig de artikelen 67bis en 67ter van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, tegelijkertijd met het afschrift van het proces-verbaal bedoeld in artikel 62, achtste lid, van dezelfde wet.

Artikel 12

De betaling kan op de volgende manieren gebeuren :

1. Betaling met overschrijving.

1.1. De betaling met overschrijving wordt uitgevoerd binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de verzending van de documenten bedoeld in artikel 11 van dit besluit.

1.2. De datum van betaling door de bankinstelling dient als bewijs van de datum van betaling.

2. Betaling met bank- of kredietkaart op internet.

De minister bevoegd voor Justitie bepaalt de datum van inwerkingtreding en de praktische modaliteiten van deze betalingswijze.

Afdeling 4. In geval van gelijktijdig begane overtredingen door dezelfde overtreder

Artikel 13

Wanneer er meerdere overtredingen gelijktijdig worden vastgesteld ten laste van eenzelfde overtreder, moeten deze worden vermeld in hetzelfde formulier in geval van onderschepping of in hetzelfde proces-verbaal in geval van niet-onderschepping.

Hoofdstuk 3 – Overtredingen begaan door een persoon zonder woonplaats of vaste verblijfplaats in België

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 14 (Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Waals Gewest)

Indien meerdere overtredingen tegelijkertijd ten laste van eenzelfde overtreder worden vastgesteld, mag de geïnde som niet hoger zijn dan 866 euro. De overtredingen bedoeld in artikel 2, 4°, van dit besluit worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde maximumsommen.

Artikel 14 (Vlaams Gewest)

Indien meerdere overtredingen tegelijkertijd ten laste van eenzelfde overtreder worden vastgesteld, mag de geïnde som niet hoger zijn dan 866 euro. De overtredingen bedoeld in artikel 2, 4° en 5°, van dit besluit worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde maximumsommen.

Als tegelijkertijd meerdere overtredingen, als vermeld in artikel 2, 5°, ten laste van eenzelfde overtreder worden vastgesteld, mag de som die voor die overtredingen wordt geïnd niet hoger zijn dan 2000 euro.

Afdeling 2. In geval van onderschepping van de overtreder

Artikel 15

Voor de onmiddellijke inning van een som wordt gebruik gemaakt van genummerde formulieren, die zijn samengevoegd in genummerde boekjes en die overeenstemmen met het model van bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg.

Artikel 16

De betaling kan op de volgende manieren gebeuren:

1. Betaling in geld.

1.1. Voor die betaling vervult de bevoegde persoon de formaliteiten bepaald in artikel 9.1.

1.2. De som wordt betaald in euro met bankbiljetten en, in voorkomend geval, met munten van 1 of 2 euro of 50 cent.

2. Betaling met bank- of kredietkaart via een mobiele betaalterminal.

Voor die betaling vervult de bevoegde persoon de formaliteiten bepaald in artikel 9.1.

Artikel 17

§ 1. Wanneer de overtreder de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt is de in consignatie te geven som gelijk aan de totale som die zou kunnen worden geïnd, zoals bepaald in de artikelen 2 en 14 van dit besluit.

Overeenkomstig artikel 65, § 3, tweede lid, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, geven de volgende overtredingen aanleiding tot een in consignatie te geven som van 1260 euro, zelfs indien het feit schade aan derden heeft veroorzaakt:

1° een overtreding van artikel 34, § 2, 1°, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, indien de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,50 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet;

2° een overtreding van artikel 34, § 2, 3°, van dezelfde wet;

3° een overtreding van artikel 37bis, § 1, 1° en 5°, van dezelfde wet;

4° als bestuurder bij een speekseltest zoals bedoeld in artikel 61ter, § 1, 1°, van dezelfde wet;

5° bij een bloedproef zoals bedoeld in artikel 63, § 1, 1°, 2° en 4°, van dezelfde wet;

6° bij een bloedproef zoals bedoeld in artikel 63, § 1, 5°, van dezelfde wet, indien de gestandaardiseerde checklist bedoeld in artikel 61bis, § 2, 1°, van dezelfde wet een indicatie geeft van tekenen van recent gebruik van een van de stoffen bedoeld in artikel 37bis, § 1, 1°, van dezelfde wet.

§ 2. In geval van consignatie van een som wordt gebruik gemaakt van genummerde formulieren, die zijn samengevoegd in genummerde boekjes en die overeenstemmen met het model van bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg.

Voor die betaling vervult de bevoegde persoon de formaliteiten bepaald in artikel 9.1.

Artikel 18

De sommen, die in geld zijn geïnd of in consignatie gegeven overeenkomstig de artikelen 16.1 en 17, worden op regelmatige tijdstippen gestort, na aftrekking van de kosten, op de postrekening van een rekenplichtige van de Administratie die bij de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd is voor de niet-fiscale invordering.

Artikel 19

Wanneer een formulier overeenkomstig het model van bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, ongeldig moet worden gemaakt, stelt de agent, die er houder van is, het ongeldig maken vast door middel van een gedagtekende en ondertekende vermelding op alle stroken van het formulier.

Afdeling 3. In geval de overtreder niet wordt onderschept

Artikel 20

Deze afdeling zet de richtlijn 2011/82/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen gedeeltelijk om.

De in deze afdeling voorziene procedure is eveneens van toepassing op alle gevallen waarin de overtreder van één of meerdere overtredingen betreffende het wegverkeer geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en niet wordt onderschept.

Artikel 21

Voor de inning van een som worden de hieronder opgesomde documenten naar de vermoedelijke of aangeduide overtreder gestuurd, overeenkomstig de artikelen 67bis en 67ter van de wet betreffende de politie over het wegverkeer:

een informatiebrief, met minstens de volgende elementen:

a) de aard van de overtreding of de overtredingen;

b) plaats, datum en tijdstip van de overtreding of de overtredingen;

c) in voorkomend geval de aanwezige verkeerstekens op de dag van de feiten;

d) het opschrift van de wettelijke of reglementaire teksten die de geschonden bepalingen bevatten;

e) het bedrag van de inning, bepaald overeenkomstig de artikelen 2 en 14 van dit besluit;

f) in voorkomend geval de informatie betreffende de apparatuur waarmee de overtreding is vastgesteld.

De informatiebrief wordt opgesteld in de taal die wordt gebruikt in het inschrijvingsdocument, als dat beschikbaar is, of in een van de officiële talen van de lidstaat van inschrijving.

een verklarend document waarin de verschillende modaliteiten voor de betaling zijn opgenomen.

Artikel 22

De betalingswijzen, bepaald in artikel 12 van dit besluit, zijn van toepassing.

Afdeling 4. In geval van gelijktijdig begane overtredingen door dezelfde overtreder

Artikel 23

Wanneer er meerdere overtredingen gelijktijdig worden vastgesteld ten laste van eenzelfde overtreder, moeten deze worden vermeld in hetzelfde formulier in geval van onderschepping of in dezelfde informatiebrief in geval van niet-onderschepping.

Hoofdstuk 4 – Opheffingsbepalingen

Artikel 24

Het koninklijk besluit van 10 juni 1985 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2003, wordt opgeheven.

Artikel 25

Het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten, gewijzigd bij besluiten van 30 september 2005, 27 maart 2006, 1 september 2006, 9 oktober 2009, 27 februari 2013 en 28 maart 2013, wordt opgeheven.

Hoofdstuk 5 – Overgangsbepalingen (Opgeheven)

Artikel 26 (Opgeheven)

Hoofdstuk 6 – Slotbepalingen

Artikel 27

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Artikel 28

De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor de Financiën en de minister bevoegd voor het Wegverkeer zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 2. Lijst van de te innen sommen voor overtredingen inzake ladingzekering (enkel Vlaams Gewest)