Artikel 1. Het inschrijvingsgeld voor de cursussen ter voorbereiding van het examen van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 12 van de wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg, hierna genoemd “de wet”, met inbegrip van de handboeken, bedraagt ten hoogste 1.875 euro.
Onverminderd het bepaalde in het derde en het vierde lid, moet het inschrijvingsgeld bedoeld in het eerste lid worden overgeschreven op de rekening van een op grond van artikel 12 van de wet erkende opleidingsinstelling; die overschrijving moet bij de ontvangst van de door deze opleidingsinstelling toegezonden factuur gebeuren en is slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht, ten belope van 60 procent.
Het inschrijvingsgeld bedoeld in het eerste lid wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de volgende formule : basisinschrijvingsgeld vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
Voor de toepassing van het derde lid wordt onder “basisinschrijvingsgeld” verstaan het bedrag van het inschrijvingsgeld bedoeld in het eerste lid, onder “nieuw indexcijfer” het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing van het inschrijvingsgeld voorafgaat en onder ”aanvangsindexcijfer”, het gezondheidsindexcijfer van de maand december 2013.
Art. 2. De examencommissie bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet bestaat uit een voorzitter en een ondervoorzitter, beiden magistraat of professor van het hoger onderwijs of ambtenaar van ten minste rang A4, alsmede uit ten minste vier assessoren, die aangewezen worden wegens hun bijzondere bekwaamheid.
De ondervoorzitter vervangt de voorzitter bij verhindering van deze laatste.
Een ambtenaar van het bestuur dat bevoegd is voor het vervoer over de weg wordt tot secretaris van de examencommissie aangesteld door de leidend ambtenaar van dit bestuur. De secretaris heeft raadgevende stem.
Van de examencommissie kunnen geen lid zijn :
1° de personen die het beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg of van tussenpersoon in het goederenvervoer uitoefenen, de personen die tewerkgesteld zijn in een onderneming die een van deze beroepen uitoefent en zij die er een mandaat uitoefenen;
2° de personeelsleden van de beroepsorganisaties van de in 1° bedoelde sectoren.
Art. 3. § 1. De voorzitter van de examencommissie bepaalt voor elk onderwerp of elke groep van onderwerpen de duur van de schriftelijke proef van het examen.
§ 2. De leden van de examencommissie die in plenaire zitting samenkomen, beraadslagen slechts rechtsgeldig indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.
De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter of de ondervoorzitter van de examencommissie of, bij hun afwezigheid, door een assessor aangesteld door de aanwezige leden.
De beslissingen van de examencommissie worden genomen bij meerderheid van stemmen; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering doorslaggevend.
Art. 4. De weging van de punten tussen de verschillende onderdelen van het examen wordt als volgt vastgesteld :
1° voor het onderdeel van de schriftelijke proef dat uit vragen over de theorie bestaat : 30 % van het totaal van de toe te kennen punten;
2° voor het onderdeel van de schriftelijke proef dat uit oefeningen betreffende casestudies bestaat : 30 % van het totaal van de toe te kennen punten;
3° voor de mondelinge proef : 40 % van het totaal van de toe te kennen punten.
Art. 5. De examenzittingen vinden plaats volgens de noodwendigheden en ten minste eenmaal per jaar.
Art. 6. De examenzittingen worden minstens één maand vóór de datum waarop ze zullen plaatsvinden aangekondigd in het Belgisch Staatsblad.
Art. 7. § 1. De kandidaten zenden een aanvraag tot inschrijving aan de VZW Instituut wegTransport en Logistiek België. Deze aanvraag dient binnen de in de examenaankondiging gestelde termijn te gebeuren door middel van een formulier dat wordt afgegeven door de secretaris van de examencommissie.
Het inschrijvingsgeld voor het examen bedraagt 345 euro. Onverminderd het bepaalde in het derde en het vierde lid moet dit bedrag worden overgeschreven op de rekening van de VZW Instituut wegTransport en Logistiek België bij ontvangst van de door deze instelling toegezonden factuur en is dit bedrag slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht, ten belope van 85 procent.
Het inschrijvingsgeld bedoeld in het tweede lid wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de volgende formule : basisinschrijvingsgeld vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
Voor de toepassing van het derde lid wordt onder “basisinschrijvingsgeld” verstaan het bedrag van het inschrijvingsgeld bedoeld in het tweede lid, onder ”nieuw indexcijfer” het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing van het inschrijvingsgeld voorafgaat en onder ”aanvangsindexcijfer”, het gezondheidsindexcijfer van de maand december 2013.
§ 2. De houders van de in de tabel van bijlage 1 vermelde erkende kwalificaties van het hoger of technisch onderwijs worden vrijgesteld van het examen over de in de bijlage I, deel I, van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 bedoelde onderwerpen die in de tabel worden aangegeven.
De kandidaten die een vrijstelling van examen zoals bedoeld in het eerste lid inroepen, voegen een afschrift van hun diploma bij hun aanvraag.
Art. 8. Bij het verstrijken van de termijn bepaald voor het indienen van de aanvragen tot inschrijving, sluit de secretaris van de examencommissie de lijst van de kandidaten af en roept hen op voor het examen. Bij de oproepingsbrief wordt een exemplaar van het door de examencommissie aangenomen examenreglement gevoegd.
Art. 9. Na bij de leden van de examencommissie elk nuttig advies te hebben ingewonnen, stelt de voorzitter van de examencommissie de vragen van de schriftelijke proef vast en bepaalt, rekening houdend met de bepalingen van artikel 4, het respectieve belang van zowel de schriftelijke als de mondelinge onderwerpen of groepen van onderwerpen.
Art. 10. Zo laat mogelijk vóór de schriftelijke proef wordt de vragenlijst, door toedoen van de secretaris van de examencommissie, afgedrukt op het aantal nodig geachte exemplaren. De exemplaren worden onder verzegelde omslag geplaatst en veilig weggeborgen.
De examens worden afgenomen in het Nederlands, in het Frans of in het Duits, volgens de taal die de kandidaat in zijn aanvraag heeft vermeld.
De kandidaat die geslaagd is voor de schriftelijke proef van een examenzitting en die zich niet aanmeldt voor de mondelinge proef van dezelfde zitting of die voor deze mondelinge proef niet slaagt, wordt enkel voor de volgende twee zittingen van de schriftelijke proef vrijgesteld en dat op schriftelijke aanvraag gericht aan de secretaris van de examencommissie.
Art. 11. Het toezicht tijdens de examenzittingen wordt uitgeoefend door de voorzitter van de examencommissie of door de personen die hij daartoe aanwijst.
Art. 12. § 1. De kandidaten die zich aanmelden voor de schriftelijke proef moeten de genummerde plaats innemen die hen in de oproepingsbrief werd aangewezen.
Een surveillant vergelijkt de oproepingsbrief met de identiteitskaart van de kandidaat.
Iedere kandidaat ontvangt examenbundels waarop het nummer staat dat hem werd toegekend in de oproepingsbrief.
§ 2. De omslag met de exemplaren van de vragenlijst wordt geopend door de secretaris van de examencommissie of door een surveillant die hij daartoe aanwijst, in het bijzijn van twee getuigen die niet tot de examencommissie behoren.
§ 3. De surveillanten staan in voor de orde in de examenzaal. Zij mogen geen uitleg aan de kandidaten geven. Wanneer hen daarom wordt gevraagd, waarschuwen zij de secretaris van de examencommissie of zijn vertegenwoordiger.
§ 4. De kandidaten die de orde verstoren, bedrog plegen of trachten te plegen, worden door de secretaris van de examencommissie of zijn vertegenwoordiger uitgesloten.
De kandidaten mogen tijdens het examen, op straffe van onmiddellijke uitsluiting, geen ander dan het hun gegeven papier gebruiken, niet met elkaar of met de buitenwereld communiceren en geen nota’s, boeken of elektronische gegevensdragers raadplegen buiten de eventueel toegelaten documentatie.
Wie nota’s, boeken, informatica- of telecommunicatieapparatuur bij zich heeft, moet die voor de aanvang van het examen overhandigen aan de secretaris van de examencommissie of aan zijn vertegenwoordiger.
§ 5. De kandidaten mogen de examenzaal slechts verlaten na het in de oproepingsbrief vermelde tijdstip.
Vanaf dat ogenblik mag geen enkele kandidaat nog tot de examenzaal worden toegelaten.
§ 6. De kandidaten mogen de examenzaal slechts verlaten na overhandiging van hun examenbundels aan de hiertoe aangewezen surveillant.
De oproepingsbrief of een ander passend document wordt dan afgestempeld.
§ 7. Als de schriftelijke proef afgelopen is, worden de examenbundels van de kandidaten onder verzegelde omslag geplaatst door een surveillant of door de secretaris van de examencommissie en door deze laatste veilig weggeborgen.
§ 8. De bepalingen van dit artikel gelden voor de schriftelijke proef.
Art. 13. Voor de mondelinge proef worden de kandidaten gegroepeerd volgens de taal van het examen en worden zij opgeroepen in de volgorde bepaald door de voorzitter van de examencommissie.
Art. 14. § 1. De beide onderdelen van de schriftelijke proef worden elk beoordeeld op 60 punten.
De mondelinge proef wordt beoordeeld op 80 punten.
Voor elk onderwerp of elke groep van onderwerpen wordt het beoordelingscijfer uitgedrukt in een geheel getal van 0 tot 20.
§ 2. Wat de schriftelijke proef betreft, noteren de verbeteraars op de examenbundels, in de marge naast de antwoorden, het toegekende cijfer gevolgd door hun paraaf.
§ 3. Voor een onderwerp dat deel uitmaakt van de schriftelijke proef waarvoor vrijstelling van examen bekomen werd, wordt een beoordelingscijfer van 14 op 20 toegekend.
Indien de schriftelijke proef over een onderwerp waarvoor vrijstelling van examen werd bekomen uit twee onderdelen bestaat overeenkomstig bijlage I, deel II, eerste lid, a), van de Verordening (EG) nr. 1071/2009, wordt voor elk onderdeel 70 % van het maximaal aantal te behalen punten toegekend.
§ 4. Wat de mondelinge proef betreft, worden de examinatoren in het bezit gesteld van een lijst van de kandidaten.
Naast de naam van elke kandidaat duiden zij het toegekende cijfer aan en ondertekenen zij de lijst.
§ 5. De cijfers worden meegedeeld aan de secretaris van de examencommissie, die ze voorlegt aan de voorzitter van de examencommissie met het oog op de deliberatie van deze commissie.
§ 6. Het proces-verbaal met de naam van de kandidaten en de behaalde cijfers wordt opgemaakt door de secretaris van de examencommissie en ondertekend door de voorzitter van de examencommissie.
Art. 15. De kandidaten worden door de secretaris van de examencommissie schriftelijk ingelicht over de cijfers die zij behaald hebben voor de beide onderdelen van de schriftelijke proef en voor de mondelinge proef. De kandidaten worden door de voormelde secretaris tegelijkertijd ingelicht over de cijfers die zij behaalden voor elk onderwerp of voor elke groep van onderwerpen waarover zij werden ondervraagd en over het percentage van de voor het geheel van de onderwerpen behaalde cijfers.
De in het eerste lid bedoelde mededeling maakt tevens melding van de beroepsmogelijkheid tegen de beslissing van de examencommissie.
Art. 16. De hoofdelijke borgtocht bedoeld in artikel 13, § 1, van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 betreffende het goederenvervoer over de weg, hierna genoemd “het koninklijk besluit”, wordt aangetoond door middel van bewijzen van borgstelling opgesteld overeenkomstig de modellen die verkrijgbaar zijn bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be
De borgstellingbewijzen bedoeld in het eerste lid moeten worden ondertekend door de gevolmachtigde(n) van de borg en worden gezonden naar de in het eerste lid bedoelde dienst.
Art. 17. De onderneming die een nieuwe vervoersmanager aanwijst nadat één van de gebeurtenissen bepaald in artikel 11, §§ 1, 3 en 4, van het koninklijk besluit heeft plaatsgevonden, doet dat door middel van het formulier dat verkrijgbaar is bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be. Het formulier wordt, vergezeld van de erin vermelde documenten of bewijsstukken, gezonden naar de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg.
Het in het eerste lid bedoelde formulier moet worden ondertekend door de vervoerondernemer of door het bevoegde orgaan van de rechtspersoon, alsook door de nieuwe vervoersmanager.
Art. 18. De nationale en communautaire vergunningen bedoeld in de artikelen 18, 19 en 20 van de wet moeten worden aangevraagd, of worden heraangevraagd na intrekking, door middel van het formulier dat verkrijgbaar is bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be. Het formulier wordt, vergezeld van de erin vermelde documenten of bewijsstukken, gezonden naar de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg.
Het in het eerste lid bedoelde formulier moet worden ondertekend door de vervoerondernemer of door het bevoegde orgaan van de rechtspersoon, alsook door de vervoersmanager.
Art. 19. De nationale vergunning stemt overeen met het model bepaald in bijlage 2.
Art. 20. De aanvraag tot het verkrijgen van een bijkomend voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een nationale of communautaire vergunning moet vergezeld gaan van het bewijs van hoofdelijke borgtocht bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit.
Art. 21. § 1. De onderneming die houdster is van een nationale of communautaire vergunning moet onmiddellijk bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg de vervanging vragen van het origineel en van elk voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze vergunning dat beschadigd is of waarvan de vermeldingen onleesbaar zijn geworden of onjuist zijn geworden tengevolge van een wijziging van de naam, de rechtsvorm of het adres van de onderneming.
Behoudens in geval van beschadiging of onleesbaarheid, wordt de in het eerste lid bedoelde vervanging aangevraagd door middel van het formulier dat verkrijgbaar is bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be. Dit formulier moet worden ondertekend door de vervoersmanager van de onderneming en moet worden ingezonden samen met de erin vermelde documenten en bewijsstukken.
§ 2. Wanneer de vermeldingen op het origineel of op één of meer voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van één van de in paragraaf 1 bedoelde vergunningen onjuist zijn geworden, moet de aanvraag om vervanging ervan de betrokken wijziging vermelden.
Art. 22. In geval van verlies of diefstal van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een nationale of communautaire vergunning, kan de onderneming een duplicaat van dat origineel of van dat afschrift aanvragen bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg.
De aanvraag tot het verkrijgen van een duplicaat van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een in het eerste lid bedoelde vergunning moet vergezeld gaan van een attest van de bevoegde politiedienst als bewijs van aangifte van verlies of diefstal van het origineel of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de vergunning.
Art. 23. De door de houders van een nationale of communautaire vergunning verschuldigde retributie bedoeld in artikel 28 van het koninklijk besluit dient te worden overgeschreven op de rekening van de VZW Instituut wegTransport en Logistiek België binnen een termijn van dertig dagen na de uitgifte van het desbetreffende verzoek tot betaling.
Art. 24. De vergunning internationaal vervoer wordt afgegeven overeenkomstig de bilaterale of multilaterale akkoorden betreffende het vervoer van goederen over de weg waarbij België of de Europese Unie en de Staat van inschrijving van het betrokken voertuig contracterende partijen zijn.
Bij ontstentenis van een akkoord zoals bedoeld in het eerste lid, moet iedere onderneming die om de afgifte van een vergunning internationaal vervoer verzoekt, een schriftelijke aanvraag richten tot de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg.
Art. 25. De vergunning internationaal vervoer afgegeven overeenkomstig de bilaterale of multilaterale akkoorden bedoeld in artikel 24, eerste lid, stemt overeen met het model bepaald in het kader van deze akkoorden.
De vergunning internationaal vervoer afgegeven bij gebrek aan een akkoord zoals bedoeld in artikel 24, eerste lid, stemt overeen met :
1° het model bepaald in bijlage 3 als het om een ritvergunning gaat;
2° het model bepaald in bijlage 4 als het om een termijnvergunning gaat.
Art. 26. De cabotagevergunning bedoeld in artikel 26 van de wet en afgegeven overeenkomstig de bilaterale of multilaterale akkoorden stemt overeen met het model bepaald in het kader van deze akkoorden.
Art. 27. Het bestuurdersattest bedoeld in artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg moet worden aangevraagd door middel van het formulier dat te verkrijgen is bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be. De aanvraag wordt gericht aan de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg.
Het in het eerste lid bedoelde formulier moet worden ondertekend door de vervoerondernemer, door het bevoegde orgaan van de rechtspersoon of door de vervoersmanager en moet worden ingezonden samen met de erin vermelde documenten of bewijsstukken.
Art. 28. De aanvraag tot het verkrijgen van een bestuurdersattest moet vergezeld gaan van :
1° een fotokopie van het identiteitsdocument van de betrokken bestuurder;
2° een fotokopie van de arbeidskaart van de betrokken bestuurder of, in voorkomend geval, een bewijs van vrijstelling van arbeidskaart;
3° een fotokopie van het rijbewijs van de betrokken bestuurder.
Art. 29. De onderneming die houdster is van een bestuurdersattest moet onmiddellijk bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg de vervanging ervan aanvragen wanneer het document beschadigd is of wanneer de erop voorkomende vermeldingen onleesbaar of onjuist zijn geworden. Deze aanvraag moet geschieden door middel van het formulier dat te verkrijgen is bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be. De aanvraag om vervanging moet vergezeld gaan van het te vervangen bestuurdersattest en, in voorkomend geval, van een of meer van de in artikel 28 bedoelde bewijsstukken, die gewag maken van de wijziging.
Het in het eerste lid bedoelde formulier moet worden ondertekend door de vervoerondernemer, door het bevoegde orgaan van de rechtspersoon of door de vervoersmanager en moet worden ingezonden samen met de erin vermelde documenten of bewijsstukken.
Art. 30. In geval van verlies of diefstal van een bestuurdersattest kan de onderneming een duplicaat ervan aanvragen bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het goederenvervoer over de weg.
De aanvraag tot het verkrijgen van een duplicaat van een bestuurdersattest moet vergezeld gaan van een attest van de bevoegde politiedienst als bewijs van de aangifte van het verlies of de diefstal van het bestuurdersattest.
Art. 31. § 1. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 2, wordt de zogenaamde "CMR"-vrachtbrief bedoeld in artikel 29, § 1, van de wet afgegeven, op kosten van de aanvrager, door de volgende instellingen :
1° Koninklijke Federatie van Belgische Transporteurs en Logistieke Dienstverleners (FEBETRA), Stapelhuisstraat 5A, 1020 Brussel;
2° Transport en Logistiek Vlaanderen, Land van Rodelaan 20, 9050 Gent;
3° Unie van Professionele Transporteurs en Logistieke ondernemers (UPTR), Zoning industriel des Hauts Sarts, rue de l’Abbaye 138, 4040 Herstal.
De voornoemde instellingen zijn verplicht de CMR-vrachtbrieven af te geven, zelfs aan ondernemingen die geen lid zijn van deze instellingen.
De CMR-vrachtbrief kan ook rechtstreeks worden afgegeven door een erkende drukker.
De drukkers die wensen te worden erkend voor het drukken van CMR-vrachtbrieven moeten hiertoe een verzoekschrift indienen bij de Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen – Centrale diensten – Managementondersteuning – Vergunningen – North Galaxy – Toren A, Koning Albert II-laan 33, bus 28, te 1030 Brussel. Zij moeten een borgtocht stellen van 2.500 euro.
§ 2. Voor iedere levering wordt door de uitreikende instelling een borderel opgemaakt, waarop de datum van afgifte, de naam en het adres van de geadresseerde, alsmede het aantal en de nummering van de vrachtbrieven aangegeven zijn.
Dit borderel dient gedurende ten minste vijf jaar na de datum van afgifte door de uitreikende instelling op een zodanige wijze te worden bewaard dat inzage door de minister of zijn gemachtigde gemakkelijk kan geschieden; op verzoek van de minister of zijn gemachtigde moet hem een fotokopie van het borderel worden overgezonden.
Iedere levering wordt ter kennis gebracht van het hoofd van de controle van de belasting over de toegevoegde waarde van het ambtsgebied waaronder de belastingplichtige op wiens naam de CMR-vrachtbrieven worden afgedrukt, ressorteert.
Iedere mededeling aan voormelde dienst vermeldt de naam en het adres van de aanvrager, zijn BTW-identificatienummer en het aantal en de nummering van de vrachtbrieven.
§ 3. De vrachtbrieven moeten in de rechterbovenhoek voorzien zijn van een gedrukt nummer voorafgegaan door de letter B; de nummering moet doorlopend zijn en alle exemplaren van eenzelfde vrachtbrief moeten hetzelfde nummer dragen.
Art. 32. De CMR-vrachtbrief dient in ten minste drie originele exemplaren, overeenkomstig het model bepaald in bijlage 5, te worden opgemaakt.
Art. 33. § 1. Het eerste exemplaar van de CMR-vrachtbrief is bestemd voor de afzender, het tweede exemplaar voor de geadresseerde en het derde exemplaar voor de vervoerder.
Het tweede en derde exemplaar van de CMR-vrachtbrief dienen in het voertuig aanwezig te zijn en de goederen te vergezellen; deze exemplaren dienen te worden vertoond op elk verzoek van de met de controle belaste ambtenaren.
Het derde exemplaar van de CMR-vrachtbrief dient gedurende ten minste vijf jaar na de datum van het vervoer door de onderneming te worden bewaard en chronologisch te worden gerangschikt, op een zodanige wijze dat inzage door de ambtenaren belast met het toezicht op de toepassing van de wet en haar uitvoeringsbesluiten gemakkelijk kan geschieden; dit exemplaar kan, voor zover de inzage en de afdruk van het volledige document gemakkelijk kunnen geschieden, op elke andere informatiedrager bewaard worden.
§ 2. Vóór de aanvang van het vervoer dienen op alle exemplaren van de CMR-vrachtbrief alle rubrieken, uitgezonderd die met het nummer 16, te worden ingevuld.
Na de beëindiging van het vervoer dienen op het derde exemplaar van de CMR-vrachtbrief alle rubrieken te worden ingevuld.
In afwijking van het eerste en het tweede lid, dienen de rubrieken nrs. 6, 7, 8, 9, 11 en 13 slechts te worden ingevuld wanneer het geval zich voordoet.
De bij het vervoer betrokken partijen mogen op de CMR-vrachtbrief alle andere inlichtingen vermelden die zij nodig achten.
Art. 34. § 1. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 1, mogen de ondernemingen voor verhuizingen gebruik maken van hetzij de CMR-vrachtbrief, hetzij de "verhuisvrachtbrief".
De verhuisvrachtbrief wordt aan de betrokken ondernemingen, op hun aanvraag en hun kosten, afgegeven door de Belgische Kamer der Verhuizers (BKV), Stroobantsstraat 48A, 1140 Evere.
De verhuisvrachtbrief kan ook rechtstreeks worden afgegeven door een erkende drukker. De drukkers die wensen te worden erkend voor het drukken van verhuisvrachtbrieven moeten hiertoe een verzoekschrift indienen bij de Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen – Centrale diensten – Managementondersteuning – Vergunningen – North Galaxy – Toren A, Koning Albert II-laan 33, bus 28, te 1030 Brussel. Zij moeten een borgtocht stellen van 2.500 euro.
De bepalingen van de paragrafen 2 en 3 van artikel 31 zijn van toepassing op de verhuisvrachtbrieven.
§ 2. De verhuisvrachtbrief moet in ten minste twee originele exemplaren worden opgemaakt overeenkomstig het model bepaald in bijlage 6.
§ 3. Het eerste exemplaar van de verhuisvrachtbrief is bestemd voor de klant, het tweede voor de verhuizer.
Beide exemplaren van de verhuisvrachtbrief dienen in het voertuig aanwezig te zijn en de verhuisboedel te vergezellen; ze dienen op elk verzoek van de met de controle belaste ambtenaren te worden voorgelegd.
Het tweede exemplaar van de verhuisvrachtbrief dient, gedurende ten minste vijf jaar na de datum van het vervoer, door de onderneming te worden bewaard en chronologisch te worden gerangschikt, op een zodanige wijze dat inzage door de ambtenaren belast met het toezicht op de toepassing van de wet en haar uitvoeringsbesluiten, gemakkelijk kan geschieden; dit exemplaar kan, voor zover de inzage en de afdruk van het volledige document gemakkelijk kunnen geschieden, op elke andere informatiedrager bewaard worden.
Art. 35. § 1. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 1, mogen de ondernemingen voor vervoer verricht binnen de grenzen van België eveneens gebruik maken van :
1° de "vrachtbrief voor het vervoer over korte afstand (50 km en minder)", zoals bepaald in bijlage 7, voor zover de afgelegde afstand tussen de eerste laadplaats en de laatste losplaats geen 50 km per zending overschrijdt;
2° een vrachtbrief voor elke zending of een lijst van verscheidene zendingen, in beide gevallen minstens met opgave van de vermeldingen die worden opgesomd in artikel 6, punt 1 en punt 2, c, van het CMR-Verdrag, bedoeld in artikel 29, § 1, van de wet :
a) bij afhaling of bestelling van goederen aan huis, voorafgaand aan of aansluitend bij een vervoer per spoor;
b) bij ophaling of distributie van goederen, voor zover er meer dan vier laadplaatsen of meer dan vier losplaatsen per dag zijn;
c) bij vervoer van goederen in opdracht van een groot- of detailhandelsonderneming van de distributiesector, voor zover de laad- en losplaatsen behoren tot diezelfde onderneming of tot een groot- of detailhandelsonderneming die met deze laatste verbonden is, zoals bepaald in artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, of in het kader van een permanent economisch samenwerkingsverband.
§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde vrachtbrieven moeten in ten minste drie originele exemplaren worden opgemaakt.
Het eerste exemplaar van de vrachtbrief is bestemd voor de afzender, het tweede exemplaar voor de geadresseerde en het derde exemplaar voor de vervoerder.
Het tweede en derde exemplaar van de vrachtbrief dienen in het voertuig aanwezig te zijn en de goederen te vergezellen; deze exemplaren dienen te worden voorgelegd op elk verzoek van de met de controle belaste ambtenaren.
Het derde exemplaar van de vrachtbrief dient gedurende ten minste vijf jaar na de datum van het vervoer door de onderneming te worden bewaard en chronologisch te worden gerangschikt, op een zodanige wijze dat inzage door de ambtenaren belast met de opsporing en de vaststelling van de inbreuken op de wet en haar uitvoeringsbesluiten gemakkelijk kan geschieden; dit exemplaar kan, voor zover de inzage en de afdruk van het volledige document gemakkelijk kunnen geschieden, op elke andere informatiedrager worden bewaard.
Art. 36. De voorzitter van het Overlegcomité goederenvervoer over de weg bedoeld in artikel 52 van de wet is de leidend ambtenaar van het bestuur dat bevoegd is voor het vervoer over de weg.
Art. 37. De voorzitter roept het Overlegcomité goederenvervoer over de weg bijeen, stelt de agenda vast en leidt de werkzaamheden.
De voorzitter kan elke persoon wiens advies hij wenst in te winnen, raadplegen, voor de vergaderingen van het Overlegcomité goederenvervoer over de weg oproepen of bij zijn werkzaamheden betrekken.
Art. 38. Het secretariaat van het Overlegcomité goederenvervoer over de weg wordt verzekerd door het bestuur dat bevoegd is voor het vervoer over de weg.
Art. 39. De deelneming aan de werkzaamheden van het Overlegcomité goederenvervoer over de weg wordt niet vergoed.
Art. 40. Het ministerieel besluit van 8 mei 2002 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 7 mei 2002 betreffende het vervoer van zaken over de weg wordt opgeheven.
Art. 41. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2014.
KWALIFICATIES | ONDERWERPEN | |||||||
A | B | C | D | E | F | G | H | |
Bachelor/master in de rechten | x | x | x | x | ||||
Bachelor/master in de economische wetenschappen, de toegepaste economische wetenschappen, de handelswetenschappen of handelsingenieur | x | x | x | x | ||||
Master in de economie, het recht en de bedrijfskunde | x | x | x | x | x | |||
Bachelor in het bedrijfsmanagement/accountancy en fiscaliteit | x | x | x | x | x | |||
Bachelor in het bedrijfsmanagement/rechtspraktijk | x | x | x | x | ||||
Master of science in de accountancy en het revisoraat | x | x | x | x | x | |||
Gegradueerde in het boekhouden | x | x | x | x | x | |||
Gegradueerde in de fiscale wetenschappen | x | x | x | x | x | |||
3de graad BSO vrachtwagenchauffeur / vrachtwagenchauffeur bijzonder transport | x | |||||||
Certificaat Se-n-Se Internationaal transport en goederenvervoer | x |