Aan de Voorzitsters en Voorzitters van de hulpverlenings (pre)zones
Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs
Mevrouw de Voorzitster,
Mijnheer de Voorzitter,
Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur,
De aandacht van de hulpverleningszones en van de brandweerdiensten wordt gevestigd op het feit dat het dragen van de veiligheidsgordel in de prioritaire voertuigen verplicht geworden is behalve in uitzonderlijke gevallen.
Het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, voorziet voortaan, in artikel 35.2.1, 3° :
« (...) worden evenwel vrijgesteld van het verplicht verbruik van de veiligheidsgordel en van het kinderbeveiligingssysteem: (...)
3° De bestuurder van een prioritair voertuig, bedoeld in artikel 37, wanneer hij personen vervoert die een potentiële bedreiging vormen of in de onmiddellijke omgeving van de plaats van de interventie.
De passagiers van een prioritair voertuig, bedoeld in artikel 37, wanneer een persoon die een potentiële bedreiging vormt, wordt vervoerd of in de onmiddellijke omgeving van de plaats van de interventie of wanneer ze de persoon verzorgen die wordt vervoerd».
Deze wijziging is van kracht sinds 1 maart 2014 volgens het Koninklijk Besluit van 29 januari 2014 - “Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs”.
Vroeger waren de bestuurders en passagiers van de prioritaire voertuigen vrijgesteld van het verplicht gebruik van de veiligheidsgordel wanneer de aard van hun opdracht dit rechtvaardigde.
De logica is voortaan omgekeerd. Het dragen van de gordel is nu verplicht behalve in de volgende uitzonderlijke gevallen:
1. Wanneer de vervoerde personen een potentiële bedreiging vormen. Deze situatie betreft voornamelijk de politie.
2. In de onmiddellijke omgeving van de interventieplaats. Het doel is om de brandweerlieden toe te laten om hun gordel los te maken wanneer ze de interventieplaats naderen zodat ze zo snel mogelijk kunnen interveniëren op de plaats zelf.
3. Wanneer de brandweerlieden een vervoerde persoon verzorgen.
Er wordt bijgevolg gevraagd aan de hulpverleningszones en aan de brandweerdiensten om erop toe te zien dat de bestuurder en de passagier(s) van een prioritair voertuig voorzien van veiligheidsgordels deze ook effectief dragen bij elk vertrek uit de kazerne. Het gaat immers om hun veiligheid.
In dit opzicht wordt eraan herinnerd dat het sluitingssysteem van het ademhalingstoestel niet beschouwd mag worden als een veiligheidsgordel. Dit systeem werd niet getest voor deze functie en verzekert niet dat een persoon bij een ongeval in de zetel gehouden blijft, zoals de gordel wel doet.
Om het vertrek van de interventieploeg niet te vertragen moeten bovendien de zwarte gordels van het harnas van het ademhalingstoestel aangetrokken kunnen worden (vastgegespt) nadat de brandweerman in interventiekledij de bij voorkeur rood of oranje gekleurde veiligheidsgordel heeft vastgemaakt.
De gordel moet dus lang genoeg zijn voor een brandweerman in interventiekledij.
Om deze reden is het belangrijk dat de huidige driepuntsgordels van de zetels in de dubbele cabine en van de zetel(s) voor de passagier(s) vooraan in de cabine voldoende lang zijn:
a) Voor de zetels in de dubbele cabine:
Gezien de afmetingen van de zitplaatsen zijn vastgelegd in de EN1846-2 kan op eenvoudige wijze worden nagegaan of de gordels voldoen aan de volgende minimale vereisten.
Wanneer de gordel evenwijdig met de rijrichting en in de vorm van een gelijkbenige driehoek volledig wordt uitgetrokken dan moet de horizontale afstand van de gesp tot aan de voorkant van de respectievelijke zitting minimaal 0,75 m bedragen, ongeacht waar de gordelverankeringspunten zich bevinden.
De gordelsluiting ( C ) dient zich bij een gezeten persoon bij voorkeur ongeveer op heuphoogte te bevinden.
b) Voor de zetel(s) voor de passagier(s) vooraan in de cabine:
Opmerking: De tweepuntsgordels blijven onveranderd. Ze veroorzaken geen probleem voor het vastgespen van het ademhalingstoestel. Het veranderen van tweepuntsgordels naar driepuntsgordels betekent een re-homologatie van de voertuigen. Aangezien er nu driepuntsgordels worden gespecificeerd voor alle zitplaatsen zullen de tweepuntsgordels geleidelijk met de jaren verdwijnen.
Het is aan de hulpverleningszones en aan de brandweerdiensten om de lengte van de gordels en het comfortabel gebruik ervan (lees: gemakkelijk omgorden en inklikken) in de verschillende voertuigen te controleren en zo nodig aan de leveranciers de nodige aanpassingen te vragen. Aangezien dat het hier gaat over een belangrijk veiligheidsaspect wordt verwacht dat deze controle en de eventueel nodige aanpassingen zo vlug mogelijk gebeuren en dit ten laatste binnen zes maanden na de datum van publicatie van deze omzendbrief.
Vanzelfsprekend dient elke aanpassing te voldoen aan de geldende reglementeringen, zijnde VN/ECE R14 voor wat de gordelverankeringspunten betreft en VN/ECE R16 voor wat de veiligheidsgordels betreft. De gordels dienen van een geldig CE label te zijn voorzien.
Met de meeste hoogachting,
Minister van Binnenlandse Zaken,
J. JAMBON