Inhoud

Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder:

1° LEZ: een lage-emissiezone als vermeld in artikel 3, §1;

2° LEZ-toezichthouder: de persoon die overeenkomstig artikel 8, §1, van dit decreet van een bevoegde instantie de opdracht heeft gekregen om toezicht uit te oefenen op de naleving van de LEZ-reglementering;

3° beveiligde zending: betekeningswijze als vermeld in artikel 1.1.2, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Art. 3. § 1. Een lage-emissiezone is een zone waarin voor de leefbaarheid, in het bijzonder ter beperking van milieu- en gezondheidshinder door een slechte luchtkwaliteit, een selectief toelatingsbeleid voor motorvoertuigen wordt gehanteerd in relatie tot de door die voertuigen veroorzaakte milieuhinder.

§ 2. Een gemeente kan met een gemeentelijk reglement een LEZ invoeren op de gemeente- en de gewestwegen die zich op haar grondgebied bevinden, met uitzondering van de autosnelwegen.

§ 3. Het plaatsen van de verkeersborden betreffende de LEZ, meer bepaald de verkeersborden F 117 en F 118, vermeld in artikel 71.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gebeurt conform de bepalingen van het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens.

Als de verkeersborden betreffende de LEZ die ingevoerd werd door de gemeente overeenkomstig paragraaf 2 geplaatst moeten worden op een gewestweg, is artikel 4 van het voormelde decreet altijd van toepassing.

Art. 4. § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de motorvoertuigen waarvoor de toegang tot een LEZ zonder meer toegelaten is, met in voorkomend geval een registratie bij een gemeente die een LEZ op haar grondgebied invoert.

De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de registratie, vermeld in het eerste lid, verplicht is.

§ 2. Voor de motorvoertuigen die niet onder toepassing van paragraaf 1 vallen, onderwerpt de gemeente die op haar grondgebied een LEZ invoert, de toegang tot de LEZ aan een verbod of aan voorwaarden die van dien aard zijn dat zij het gebruik van de LEZ door voertuigen die milieuhinder veroorzaken, afremmen.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de voorwaarden en het verbod, vermeld in het eerste lid.

Art. 5. Met het oog op het toezicht op de LEZ-reglementering door de gemeente worden de relevante gegevens in een databank verzameld. De door de Vlaamse Regering gemachtigde dienst beheert die databank overeenkomstig titel III, hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Die gemachtigde dienst vraagt daarvoor digitaal bij de bevoegde instanties, zoals de instantie die belast is met de inschrijving van de voertuigen en de lokale besturen die een LEZ op hun grondgebied invoeren, de noodzakelijke gegevens over de voertuigen op.

Het opvragen van deze gegevens, het beheer van de databank en de ontsluiting naar de gemeente van bepaalde gegevens uit de databank gebeuren in overeenstemming met de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden omtrent de inhoud en de werking van de databank bepalen.

Art. 6. Voor de motorvoertuigen, vermeld in artikel 4, § 2, kan een gemeente de toegang tot een LEZ verbinden aan de betaling van een geldsom, daarbij gebruikmakend van de haar beschikbare financieringstechnieken. Deze geldsom komt voor rekening van de titularis van de nummerplaat, van de bestuurder van het betrokken voertuig of in voorkomend geval van de aanvrager van de toegang tot de LEZ. Deze zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de geldsom.

De mogelijkheden tot invordering en handhaving die in dit decreet worden bepaald, sluiten niet uit dat de gemeente in de gevallen, vermeld in het eerste lid, gebruikmaakt van de toepasselijke invorderings- en handhavingsmogelijkheden, zoals onder meer vermeld in artikel 94 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en artikel 5 en 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

Art. 7. §1. Met behoud van toepassing van artikel 8, §4, gebeuren de toepassing van en het toezicht op de LEZ-reglementering, alsook de vaststelling van overtredingen van die reglementering, aan de hand van nummerplaatherkenning, al dan niet met automatisch werkende toestellen.

§2. De toestellen met het oog op de automatische nummerplaatherkenning kunnen:

1° vast op een plaats worden opgesteld;

2° voor een beperkte tijd vast op een plaats worden opgesteld;

3° tijdens de observatie worden verplaatst.

De verschillende types die noodzakelijk zijn om de LEZ-reglementering effectief uit te voeren, de plaats van de vaste toestellen en de perimeter waarin de overige toestellen verplaatst kunnen worden of kunnen bewegen, worden goedgekeurd door de gemeenteraad.

§3. De toepassing van automatische nummerplaatherkenning wordt aangekondigd op de volgende wijzen:

1° het verkeersbord F117, vermeld in artikel 71.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, aangevuld met een onderbord dat als opschrift “camera” heeft of waarop een pictogram is afgebeeld om aan te duiden dat er cameratoezicht met automatische nummerplaatherkenning is;

2° in voorkomend geval een aanduiding over de uitvoering van controle door toestellen die tijdens de observatie worden verplaatst, in de vorm van een pictogram of het opschrift “cameratoezicht LEZ”, aangebracht op het voertuig waarop het toestel is gemonteerd;

3° in voorkomend geval een ander informatiekanaal dat ingesteld is door de verwerkingsverantwoordelijke om de burgers duidelijk te informeren over de verwerking van hun persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 4.

Het model van het pictogram, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, wordt door de Vlaamse Regering bepaald.

§4. Het gebruik van intelligente automatisch werkende toestellen die gekoppeld zijn aan registers of bestanden van persoonsgegevens, is toegestaan voor de automatische nummerplaatherkenning, op voorwaarde dat de verantwoordelijke voor de verwerking die registers of bestanden verwerkt met inachtneming van de regelgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.

Art. 7/1. §1. De gegevens, die de personen, vermeld in artikel 9, eerste lid, 1° tot en met 7°, of de personeelsleden, vermeld in artikel 11/1, verzamelen of die vanuit de automatisch werkende toestellen naar hen worden doorgestuurd, worden door de personen, vermeld in artikel 9, eerste lid, 1° tot en met 7°, verwerkt.

De verwerking, vermeld in het eerste lid, heeft de toepassing van de LEZ-reglementering tot doel, met inbegrip van de volgende doelstellingen:

1° het toezicht op de LEZ-reglementering;

2° in voorkomend geval de inning van de geldsom, vermeld in artikel 6, eerste lid;

3° in voorkomend geval de inning van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 10, §1;

4° de toepassing en controle van de toegang voor bepaalde voertuigen, in voorkomend geval mits registratie als vermeld in artikel 4, §1;

5° de toepassing en controle van de voorwaarden of het verbod, vermeld in artikel 4, §2;

6° in voorkomend geval de monitoring van de impact van een LEZ, waarbij wordt onderzocht in welke mate de kenmerken van de voertuigen die in een LEZ rijden, wijzigen als gevolg van de invoering van een LEZ of een verstrenging van de toegangscriteria.

In het geval, vermeld in het tweede lid, 1°, 4° en 5°, heeft de verwerking betrekking op de identificatiegegevens, de sociale gegevens van persoonlijke aard, het rijksregisternummer, de nummerplaat, het chassisnummer en de technische gegevens over het motorvoertuig van de betrokkene.

In het geval, vermeld in het tweede lid, 2° en 3°, heeft de verwerking betrekking op de identificatiegegevens, de nummerplaat en de technische gegevens over het motorvoertuig van de betrokkene.

In het geval, vermeld in het tweede lid, 6°, worden alleen gepseudonimiseerde gegevens verwerkt, met name de technische gegevens over en de nummerplaten van de betrokken motorvoertuigen.

§2. De gemeente handelt als verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens.

De persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, worden niet langer dan één maand bewaard.

In afwijking van het tweede lid worden de gegevens die nodig zijn in het kader van een monitoringsonderzoek alleen gedurende de periode van het onderzoek bewaard en gelden de termijnen van het verval van de vordering tot voldoening van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 10, §8, als maximale bewaartermijn als de gegevens ertoe kunnen bijdragen een overtreding te bewijzen. De gegevens die verwerkt worden voor de doelstelling, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 4°, worden enkel bewaard tijdens de periode dat de LEZ-reglementering van toepassing is en de gegevens die verwerkt worden voor de doelstelling, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 5°, worden maximum 1 jaar bewaard.

Het is de gemeente toegestaan geanonimiseerde data te gebruiken of ter beschikking te stellen van derden om verkeers- en mobiliteitsstromen te analyseren en te rapporteren.

Art. 8. § 1. De volgende personen kunnen LEZ-toezichthouders zijn:

1° de personeelsleden van de gemeente die worden aangewezen door het college van burgemeester en schepenen;

2° de personeelsleden van de instanties, vermeld in artikel 11, die worden aangewezen door het orgaan dat daarvoor bevoegd is;

3° de personeelsleden van een politiezone die worden aangewezen door het orgaan dat daarvoor bevoegd is.

Om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, moet er een voorafgaand akkoord zijn van de gemeente waarin de betrokken LEZ wordt ingevoerd.

De LEZ-toezichthouders zijn ervoor bevoegd om toezicht uit te oefenen op de naleving van de LEZ-reglementering en om de overtredingen van die reglementering in een verslag van vaststelling op te nemen. De Vlaamse Regering kan nadere regels betreffende de vorm en de inhoud van het verslag van vaststelling bepalen.

§2. De LEZ-toezichthouders zijn beëdigd. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden van de eedaflegging bepalen. Bij gebrek aan andersluidende regeling leggen zij de eed af voor de instantie die hen heeft aangewezen.

§3. De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen betreffende de vereiste kwalificaties en eigenschappen waaraan de LEZ-toezichthouders moeten voldoen.

§4. De LEZ-toezichthouders zijn bij de uitvoering van hun opdrachten bevoegd om:

1° een bevel te geven aan de bestuurder om het voertuig tot stilstand te brengen;

2° inzage te hebben in en een kopie te nemen van de wettelijk voorgeschreven documenten die in het bezit moeten zijn van de bestuurder van een voertuig;

3° vaststellingen te doen met audiovisuele middelen met inachtneming van de regelgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, vermeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens;

4° bijstand van de politie in te roepen;

5° de identiteit van de vermoedelijke overtreder bij de vaststelling van een overtreding van de LEZ-reglementering te controleren.

Art. 8/1. §1. Als een overtreding van de LEZ-reglementering is begaan en de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd wordt, wordt vermoed dat de overtreding is begaan door de titularis van de nummerplaat. Dat vermoeden geldt tot het bewijs van het tegendeel, dat door alle wettelijke bewijsmiddelen kan worden geleverd.

§2. Bij betwisting van het vermoeden, vermeld in paragraaf 1, door een natuurlijke persoon is die persoon ertoe gehouden om de identiteit van de bestuurder op het ogenblik van de feiten in kwestie mee te delen, behalve als hij diefstal, fraude of overmacht kan bewijzen.

Bij betwisting van het vermoeden, vermeld in paragraaf 1, door een rechtspersoon, is de rechtspersoon of zijn de natuurlijke personen die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigen, verplicht om de identiteit mee te delen van de bestuurder op het ogenblik van de feiten in kwestie of, als ze die niet kennen, de identiteit van de persoon die het voertuig onder zich heeft, behalve bij bewijs van diefstal, fraude of overmacht. Als de persoon die het voertuig onder zich heeft niet de bestuurder is op het ogenblik van de feiten, deelt hij de identiteit mee van de bestuurder op het ogenblik van de feiten in kwestie, behalve als hij diefstal, fraude of overmacht kan bewijzen.

§3. Aan de vermoedelijke overtreder wordt een kopie van het verslag van vaststelling ter kennisgeving bezorgd binnen vijftien dagen nadat het opgesteld is, behalve als de gemeente met toepassing van artikel 10 administratieve geldboeten bepaalt.

Als de gemeente met toepassing van artikel 10 administratieve geldboeten bepaalt, wordt binnen vijftien dagen nadat het verslag van vaststelling opgesteld is, een kopie van dat verslag bezorgd aan de beboetingsambtenaar.

Art. 9. De volgende personen kunnen, al dan niet met tussenkomst van een verwerker en in overeenstemming met de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd, de gegevens, vermeld in artikel 7/1, §1, eerste lid, opvragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen, bij het Rijksregister, bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, bij de Kruispuntbank van Ondernemingen of bij de gemachtigde dienst, vermeld in artikel 5:

1° de LEZ-toezichthouders, vermeld in artikel 8, §1;

2° de personeelsleden van de gemeente en van de instanties, vermeld in artikel 11, belast met de inning van de geldsom, vermeld in artikel 6, eerste lid;

3° in voorkomend geval de financieel beheerder, vermeld in artikel 94 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en de personeelsleden, vermeld in artikel 5 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

4° de beboetingsambtenaren, vermeld in artikel 10, §2;

5° de personeelsleden van de gemeente en van de instanties, vermeld in artikel 11, belast met de registratie, vermeld in artikel 4, §1;

6° de personeelsleden van de gemeente, van een politiezone en van de instanties, vermeld in artikel 11, belast met de controle van de voorwaarden of het verbod, vermeld in artikel 4, §2;

7° de personeelsleden van de gemeente belast met de monitoring van de impact van een LEZ, vermeld in artikel 7/1, §1, tweede lid, 6°.

De personen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 7°, verwerken enkel de gegevens die strikt noodzakelijk zijn om hun respectieve taken uit te oefenen. Die gegevens zijn toereikend, ter zake dienend en niet overmatig ten opzichte van de doeleinden waarvoor ze gebruikt zullen worden zoals vermeld in artikel 7/1, §1, tweede lid.

Art. 10. § 1. De gemeenteraad kan administratieve geldboeten bepalen voor de inbreuken op zijn reglementen die in toepassing van huidig decreet werden vastgesteld. Deze administratieve geldboete komt voor rekening van de overtreder.

Het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, bedraagt minimaal 15 euro en maximaal 60 euro. Het voormelde bedrag wordt vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten.

§ 2. De administratieve geldboete, vermeld in paragraaf 1, wordt opgelegd door de beboetingsambtenaar.

De beboetingsambtenaar, vermeld in het eerste lid, wordt door de gemeenteraad aangewezen en kan niet tegelijkertijd de persoon zijn die, met toepassing van artikel 8, de inbreuken vaststelt.

§ 3. Binnen de vijftien dagen na ontvangst van het verslag van vaststelling bedoeld in artikel 8/1, §3, tweede lid, deelt de beboetingsambtenaar met een beveiligde zending aan de overtreder de gegevens over de vastgestelde feiten en de begane inbreuk mee, alsook het bedrag van de administratieve geldboete.

De administratieve geldboete moet betaald worden binnen dertig dagen na de kennisgeving ervan, tenzij de overtreder binnen deze termijn schriftelijk met een beveiligde zending zijn verweermiddelen in voorkomend geval met inbegrip van de bewijsstukken heeft bezorgd aan de beboetingsambtenaar.

§ 4. Als de titularis van de nummerplaat in zijn verweermiddelen het vermoeden, vermeld in artikel 8/1, §1, heeft weerlegd en de beboetingsambtenaar de verweermiddelen ontvankelijk en gegrond verklaart, brengt hij de titularis van de nummerplaat op de hoogte van zijn beslissing.

Als de titularis van de nummerplaat conform artikel 8/1, §2, de identiteit van de bestuurder kenbaar heeft gemaakt, deelt de beboetingsambtenaar met een beveiligde zending, binnen vijftien dagen na de gegrondverklaring van de verweermiddelen, vermeld in het eerste lid, aan de aangewezen overtreder de gegevens over de vastgestelde feiten en de begane inbreuk mee, alsook het bedrag van de administratieve geldboete. De administratieve geldboete wordt binnen dertig dagen na de kennisgeving ervan betaald, tenzij de aangewezen overtreder binnen die termijn schriftelijk met een beveiligde zending zijn verweermiddelen, in voorkomend geval met inbegrip van de bewijsstukken, heeft bezorgd aan de beboetingsambtenaar.

Als de beboetingsambtenaar de verweermiddelen niet ontvankelijk of niet gegrond verklaart, brengt hij de overtreder met een beveiligde zending op de hoogte van zijn beslissing, met vermelding van de te betalen administratieve geldboete die binnen dertig dagen na de kennisgeving van die beslissing wordt betaald. Als de beboetingsambtenaar de onontvankelijkheidsverklaring of de ongegrondverklaring van de verweermiddelen niet verzendt binnen negentig dagen nadat hij het verweerschrift heeft ontvangen, vervalt de betwiste boetebeslissing. Als de beboetingsambtenaar de verweermiddelen ontvankelijk en gegrond verklaart, brengt hij de overtreder op de hoogte van zijn beslissing.

§ 5. De overtreder kan tegen de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete, vermeld in paragraaf 4, een beroep instellen door middel van een geschreven verzoekschrift bij de politierechtbank, volgens de burgerlijke procedure, binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing, vermeld in paragraaf 4.

§ 6. De beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete heeft uitvoerbare kracht als ze definitief geworden is; dit is ofwel na het verstrijken van dertig dagen na de kennisgeving van de administratieve geldboete, vermeld in paragraaf 3 en paragraaf 4, tweede lid, zonder dat er verweermiddelen zijn ingediend, ofwel na het verstrijken van dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing, vermeld in paragraaf 5, zonder dat er beroep werd aangetekend.

§ 7. De administratieve geldboete wordt geïnd ten voordele van de gemeente, tenzij de gemeente beslist dat de administratieve geldboete ten voordele van de instanties, vermeld in artikel 11, wordt geïnd.

§ 8. De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop zij is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2244 tot en met artikel 2250, van het Burgerlijk Wetboek.

§ 9. Wanneer de overtreding begaan werd door een persoon zonder een vaste woonplaats of vaste verblijfplaats in België kunnen de LEZ-toezichthouders, vermeld in artikel 8, § 1, overgaan tot onmiddellijke inning.

De administratieve geldboete kan alleen onmiddellijk worden geïnd mits akkoordbevinding van de overtreder.

Ingeval van onmiddellijke inning bedraagt de administratieve geldboete 15 euro, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten.

De onmiddellijke inning doet de mogelijkheid vervallen om aan de overtreder een administratieve geldboete op te leggen conform de procedure bedoeld in paragraaf 2 tot en met paragraaf 6.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen betreffende de toepassing van de onmiddellijke inning en kan de gemeente machtigen om de concrete uitvoering van de onmiddellijke inning nader te regelen.

§10. Als de overtreder niet instemt met de onmiddellijke inning, vermeld in paragraaf 9, kan de LEZ-toezichthouder eisen dat een bedrag ter hoogte van de administratieve geldboete die de gemeenteraad heeft vastgelegd, met toepassing van paragraaf 1 verplicht in consignatie gegeven wordt.

Als de consignatie om welke reden ook niet mogelijk is, kan het voertuig op kosten en risico van de overtreder worden aangehaald door de LEZ-toezichthouder, al dan niet met bijstand van de politie, tot het bedrag van de administratieve geldboete in consignatie is gegeven. In het kader van die aanhaling kunnen een of meer van de volgende maatregelen worden genomen:

1° inhouding van de boorddocumenten;

2° inhouding van de vrachtbrief;

3° plaatsing van een wielklem;

4° afvoer van het voertuig in overtreding naar een stalplaats;

5° parkeren van het voertuig.

In geval van aanhaling van het voertuig als vermeld in het vorige lid, moet aan de bestuurder de mogelijkheid worden geboden om de eventuele lading over te laden in een ander voertuig. Indien de bestuurder van het voertuig geen gebruikmaakt van deze mogelijkheid, dan wordt ook de lading aangehaald op kosten en risico van de overtreder. Indien de lading zaken betreft die bederfelijk zijn, dan kan die lading worden verkocht of vernietigd op bevel van de LEZ-toezichthouder.

Van de aanhaling van het voertuig en in voorkomend geval de lading wordt door de LEZ-toezichthouder, in voorkomend geval door de politie, een verslag van vaststelling of proces-verbaal opgesteld, dat bewijskracht heeft tot bewijs van het tegendeel.

In geval van een consignatie maakt de LEZ-toezichthouder conform artikel 8, §1, een verslag van vaststelling op, dat persoonlijk overhandigd wordt aan de overtreder.

Binnen vijftien dagen na de opstelling van het verslag van vaststelling wordt een kopie van dat verslag bezorgd aan de beboetingsambtenaar, waarna de procedure, vermeld in paragraaf 3 tot en met 6, met uitzondering van de procedure, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, in werking treedt.

Na de definitieve beslissing van de beboetingsambtenaar, vermeld in paragraaf 4, wordt het geconsigneerde bedrag of worden de aangehaalde zaken teruggegeven, op voorwaarde dat het bewijs wordt geleverd dat aan alle geldelijke verplichtingen is voldaan, met inbegrip van de eventuele aanhalingskosten. Tot teruggave wordt ook overgegaan als er binnen de termijn, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, geen administratieve geldboete wordt opgelegd door de beboetingsambtenaar, als de verweermiddelen met toepassing van paragraaf 4 door de beboetingsambtenaar gegrond worden verklaard of als er binnen de termijn, vermeld in paragraaf 4, derde lid, geen onontvankelijkheidsverklaring of ongegrondverklaring van de verweermiddelen door de beboetingsambtenaar is gestuurd.

In afwijking van het zesde lid verrekent de beboetingsambtenaar in zijn definitieve beslissing het geconsigneerde bedrag met de bedragen die hij oplegt, en beveelt hij de teruggave van een eventueel batig saldo.

Als de bedragen die in de definitieve beslissing worden opgelegd, met inbegrip van eventuele aanhalingskosten, niet worden betaald binnen de betalingstermijn die daarvoor bepaald is, en de administratieve geldboete conform paragraaf 6 uitvoerbare kracht heeft gekregen, kunnen de aangehaalde zaken worden verkocht tot delging van de openstaande schuld. Onverkoopbare zaken, met inbegrip van zaken waarvan de waarde de verwachte kosten van verkoop niet overstijgt, kunnen worden vernietigd op kosten van de overtreder.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen betreffende de gevallen waarin tot consignatie kan worden overgegaan en betreffende de wijze waarop de consignatie kan worden uitgevoerd. De Vlaamse Regering kan de gemeente machtigen om de concrete uitvoering van de consignatie nader te regelen.

Art. 11. De gemeente kan aan de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, de gemeentelijke intern verzelfstandigde agentschappen, de autonome gemeentebedrijven en de autonome havenbedrijven de volgende taken geheel of gedeeltelijk toevertrouwen:

1° de tenuitvoerlegging, met inbegrip van de oplegging en de inning, van de betaling van een geldsom als vermeld in artikel 6, eerste lid;

2° het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de LEZ-reglementering en het vaststellen van overtredingen op die reglementering, vermeld in artikel 8;

style="padding-left: 30px;">3° het aanduiden van een personeelslid als beboetingsambtenaar, vermeld in artikel 10, § 2, voor zover deze aanduiding door de gemeenteraad wordt bevestigd;

4° de registratie, vermeld in artikel 4, § 1, van dit decreet;

5° de controle van de voorwaarden of het verbod, vermeld in artikel 4, § 2, van dit decreet.

De personeelsleden van deze instellingen die door de bevoegde organen worden aangewezen voor het uitvoeren van de taken, vermeld in het eerste lid, moeten beantwoorden aan dezelfde voorwaarden als de personeelsleden van de gemeente, hebben dezelfde bevoegdheden en hebben toegang tot de voor hun opdracht relevante gegevens, vermeld in artikel 9.

Art. 11/1. De gemeente kan, met het oog op de inning van de geldsom, vermeld in artikel 6, en met het oog op de uitoefening van het toezicht op de naleving van de LEZ-reglementering en de vaststelling van overtredingen op die reglementering, een beroep doen op een private concessiehouder om met audiovisuele middelen relevante gegevens te verzamelen over voertuigen die zich bevinden op het openbaar domein. Dit gebeurt met inachtneming van de regelgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, vermeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.

Als de personeelsleden van de private concessiehouder gegevens verzamelen, is het voor hen verboden betrokken personen, getuigen of verantwoordelijken op te sporen, hun identiteit te controleren, bijkomende inlichtingen in te winnen of personen te verhoren. Ze beschikken bij de uitvoering van hun opdracht over een identificatiekaart waaruit hun bevoegdheid blijkt.

De gemeente waakt erover dat de concessiehouder, vermeld in het eerste lid, voldoende waarborgen biedt voor een kwaliteitsvolle dienstverlening met respect voor de rechten en vrijheden van de burger.

Art. 12. Aan artikel 601ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 24 juni 2013 en 15 juli 2013, wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt:

"6° het beroep tegen de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete, vermeld in artikel 10, § 4, van het decreet van 27 november 2015 betreffende lage-emissiezones.".

Art. 13. Aan artikel 29, § 2, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gewijzigd bij de wet van 1 april 2006 en de wet van 20 maart 2007, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

"De overtreding van de reglementen bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op een lage-emissiezone zoals bedoeld in artikel 2.63 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, worden niet strafrechtelijk bestraft.".

Art. 14. Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.

Zie Besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 betreffende lage-emissiezones.