Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder:
1° bestuurder: elke natuurlijke persoon die een voertuig bestuurt waarmee diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verricht;
2° bestuurderspas: de pas uitgereikt overeenkomstig artikel 18, § 1;
3° bevoegde college: het college van burgemeester en schepenen van de gemeente die bevoegd is om de vergunning af te geven, vermeld in artikel 6, § 2;
4° bezoldigd personenvervoer: het vervoer van personen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd die hoger is dan de vervoersonkosten;
5° diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer: de diensten voor bezoldigd personenvervoer met voertuigen met een bestuurder die aan al de volgende eisen voldoen:
a) het voertuig is, naar constructie en uitrusting, geschikt voor het vervoer van ten hoogste negen personen, de bestuurder inbegrepen, en is daartoe bestemd;
b) het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek, waarbij de volgende categorieën van terbeschikkingstelling worden onderscheiden:
i) straattaxi: het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek op de openbare weg, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg of op elke andere niet voor het openbaar verkeer opengestelde plaats waarover de exploitant beschikt;
ii) standplaatstaxi: het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek op een standplaats op de openbare weg die voorbehouden is voor diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer;
iii) ceremonieel vervoer: het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek voor ceremonies op basis van een schriftelijke overeenkomst;
iv) OV-taxi: het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek via de Mobiliteitscentrale in het kader van collectief aangeboden openbaar personenvervoer waarbij wordt ingespeeld op specifieke individuele mobiliteitsvragen van personen;
c) de terbeschikkingstelling kan betrekking hebben op het voertuig of op elk van de plaatsen ervan;
d) de bestemming wordt door de klant of door de vervoerde persoon bepaald;
6° exploitant: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer exploiteert;
7° exploitatiezetel: elke vestiging met enige standvastigheid van waaruit diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden georganiseerd en van waaruit de opdrachten en instructies worden gegeven;
8° machtiging: de machtiging voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer vanaf een standplaats op de openbare weg die daarvoor voorbehouden is, vermeld in artikel 12, § 1;
9° de Mobiliteitscentrale is een orgaan dat: informatie verzamelt en verschaft over alle openbaarvervoerdiensten; vervoersvragen en mobiliteitsmogelijkheden van de gebruiker analyseert en desgevallend doorverwijst; vervoersaanvragen voor ritten verzamelt, efficiënt plant en vervolgens uitzet bij een of meerdere vervoerders of vervoerdiensten of via collectieve beschikbaar gestelde verplaatsingsmiddelen; ritprijzen factureert; klachten van gebruikers behandelt;
10° tussenpersoon: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op eender welke wijze tegen betaling bemiddelt bij het aanbieden van diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer op de markt, promotie maakt voor diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer op de markt of diensten aanbiedt via dewelke exploitanten en kandidaat-klanten rechtstreeks met elkaar in contact kunnen treden;
11° vergunning: de vergunning voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer, vermeld in artikel 6, § 1;
12° verordening (EU) 2016/679: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Art. 3. De Vlaamse Regering stelt de vervoersonkosten, vermeld in artikel 2, 4°, vast.
Art. 4. De diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verstrekt voor het openbaar nut, met uitzondering van ceremonieel vervoer.
Art. 5. Dit decreet is niet van toepassing op diensten voor niet-dringend liggend ziekenvervoer.
Art. 6. §1. Zonder vergunning mag niemand een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer exploiteren van op de openbare weg of op elke andere niet voor het openbaar verkeer opengestelde plaats die zich op het grondgebied van het Vlaamse Gewest bevindt.
§ 2. De vergunning wordt afgegeven door de gemeente waar de kandidaat-vergunninghouder zijn exploitatiezetel heeft of zijn exploitatiezetel zal vestigen na verlening van de vergunning en ten laatste op het ogenblik dat de vergunninghouder begint met de exploitatie van de vergunde dienst.
Wanneer een kandidaat-exploitant over meerdere exploitatiezetels beschikt, dan is de gemeente waar men de eerste keer een vergunningsaanvraag indient bevoegd.
De vergunning is geldig op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.
Per exploitant kan de gemeente, vermeld in het eerste lid, maar één vergunning afgeven.
§ 3. De Vlaamse Regering kan de regels bepalen met betrekking tot de ritten die zich uitstrekken over het grondgebied van het Vlaamse Gewest, uitgevoerd door diensten vergund in een ander gewest.
Art. 7. §1. De vergunning wordt afgegeven door het bevoegde college van de gemeente, vermeld in artikel 6, § 2.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure waarbinnen het bevoegde college de vergunning kan afgeven.
§ 2. De vergunning vermeldt het aantal voertuigen waarvoor ze is afgegeven en, in voorkomend geval, het aantal reservevoertuigen waarover de exploitant mag beschikken.
De Vlaamse Regering legt de vorm van de vergunning vast, alsook de vermeldingen die erop moeten voorkomen.
§ 3. De houder van een vergunning kan het bevoegde college altijd verzoeken het aantal voertuigen dat het voorwerp uitmaakt van zijn vergunning, te verhogen of te verlagen.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de beslissingen van het bevoegde college die worden genomen met toepassing van het eerste lid.
Art. 8. §1. De vergunningen die uitgereikt worden voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer geven in de gemeente waar de exploitatiezetel is gevestigd aanleiding tot een jaarlijkse gemeenteretributie ten laste van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van de vergunning.
§ 2. Het basisbedrag van de retributie voor vergunningen bedraagt 350 euro per jaar en per in de akte van de vergunning vermeld voertuig. De Vlaamse Regering kan dit basisbedrag differentiëren naar beneden tot minimaal 250 euro, op basis van de parameters bepaald door de Vlaamse Regering.
§ 3. De retributie, vermeld in paragraaf 2, is verschuldigd voor het hele jaar, onafhankelijk van het moment waarop de vergunning wordt afgegeven. De vergunninghouder is de eerste jaarlijkse retributie verschuldigd op het ogenblik van de afgifte van de vergunning en nadien telkens op 1 januari van het kalenderjaar.
De vermindering van het aantal voertuigen of de opschorting van de exploitatie met een of meer voertuigen geeft geen aanleiding tot een retributieteruggave. Dit geldt eveneens voor de schorsing of de intrekking van een vergunning of het buiten werking stellen van een of meer voertuigen voor welke reden dan ook.
§ 4. Het bedrag, vermeld in paragraaf 2, wordt aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze aanpassing gebeurt door middel van de coëfficiënt die wordt bekomen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar te delen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet.
§ 5. De Vlaamse Regering kan de innings- en bezwaarprocedure van de in dit artikel vermelde retributies nader bepalen.
Art. 9. §1. De vergunning is vijf jaar geldig.
§ 2. De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar.
Na een voorafgaande toelating van het bevoegde college mag de echtgeno(o)t(e) of de duurzaam samenwonende partner of mogen bloed- of aanverwanten tot de tweede graad bij overlijden of permanente arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, onder dezelfde voorwaarden de exploitatie van de dienst voortzetten tot het einde van de in de vergunning gestelde termijn.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de vrijwillige stopzetting door de exploitant van de dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer.
Art. 10. Bij beslissing van het bevoegde college kan de vergunning ingetrokken worden of voor een bepaalde duur geschorst worden.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de intrekking of schorsing van de vergunning bij niet-naleving van de exploitatievoorwaarden, vermeld in artikel 21, § 2.
Art. 11. Tegen de op basis van deze afdeling genomen weigeringsbeslissingen of beslissingen over de intrekking of de schorsing van een vergunning, of in voorkomend geval bij ontstentenis van beslissing binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn, kan beroep ingesteld worden bij de door de Vlaamse Regering aangewezen beroepsinstantie, die bij beslissing uitspraak doet binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Bij gebrek aan beslissing met betrekking tot het beroepschrift binnen drie maanden na ontvangst ervan, wordt de weigering, de intrekking of schorsing van de vergunning geacht te worden bevestigd.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen en het behandelen van het beroep.
Art. 12. §1. Niemand mag een standplaatstaxi stationeren op een daartoe voorbehouden standplaats op de openbare weg op het grondgebied van een gemeente in het Vlaamse Gewest, zonder machtiging van die gemeente.
Alleen de houders van een vergunning kunnen een machtiging aanvragen.
§ 2. De machtiging wordt afgegeven door de gemeente en is geldig voor eender welke standplaats op haar grondgebied.
In afwijking van het eerste lid kunnen de gemeenten de toegang tot de standplaatsen die bestemd zijn voor zero-emissievoertuigen, beperken tot die categorie van voertuigen.
De gemeente legt de wijze van afgifte, de vorm en de voorwaarden van de machtigingen vast in een gemeentelijk reglement.
Art. 13. §1. De gemeente kan het aantal machtigingen voor standplaatsen op de openbare weg op haar grondgebied beperken.
De wegbeheerder zorgt voor voldoende en geschikte standplaatsen op de gemeente- en gewestwegen, in verhouding tot het aantal machtigingen die uitgereikt zijn aan voertuigen die mogen gebruikmaken van standplaatsen op de openbare weg.
Als de wegbeheerder op de openbare weg in een bepaalde gemeente standplaatsen creëert, wijzigt of afschaft, overlegt hij daarover voorafgaand met de exploitanten die een machtiging hebben van de gemeente in kwestie.
§ 2. Het aantal voertuigen dat aanwezig is op een bepaalde standplaats op de openbare weg, mag in geen geval het aantal beschikbare plaatsen overschrijden.
De gemeente neemt de nodige maatregelen om de beschikbaarheid van de standplaatsen te garanderen.
Art. 14. §1. De gemeente bepaalt de duur van de machtiging en de overdraagbaarheid ervan.
De machtiging is persoonlijk.
§ 2. De duur van de machtiging kan de duur van de vergunning niet overstijgen.
De intrekking, schorsing of stopzetting van de vergunning heeft de intrekking, schorsing of stopzetting van de machtiging tot gevolg.
Art. 15. De gemeente bepaalt de gevallen waarin de machtiging kan worden ingetrokken of geschorst, alsook de procedure ervan.
Art. 16. De gemeente bepaalt of en op welke wijze tegen de op basis van deze afdeling genomen weigeringsbeslissingen of beslissingen over de intrekking of de schorsing een bestuurlijk beroep kan worden ingesteld.
Art. 17. Elke bestuurder die diensten van individueel bezoldigd personenvervoer aanbiedt, dient in het bezit te zijn van een bestuurderspas.
De bestuurderspas wordt afgeleverd tegen de betaling van een retributie en heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.
De bestuurderspas is persoonlijk en onoverdraagbaar.
Art. 18. §1. De bestuurderspas wordt afgegeven door de gemeente waar de aanvrager gedomicilieerd is en is geldig voor het grondgebied van het Vlaamse Gewest.
Aanvragers die niet gedomicilieerd zijn in het Vlaamse Gewest, wenden zich tot een Vlaamse gemeente naar keuze.
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de vereisten en verplichtingen over de zedelijkheid en de beroepsbekwaamheid van de bestuurders, en de procedure voor het afleveren van de bestuurderspas, met inbegrip van de hoogte van de verschuldigde retributie, de vorm en de wijze van afgifte van de bestuurderspas.
Art. 19. Bij beslissing van het college van de gemeente, vermeld in artikel 18, § 1, kan een bestuurderspas ingetrokken worden of voor een bepaalde duur geschorst worden.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de intrekking of schorsing van de bestuurderspas bij niet-naleving van de vereisten die gesteld worden aan de bestuurder, of de voorwaarden inzake zedelijkheid of beroepsbekwaamheid.
Art. 20. Tegen de op basis van deze afdeling genomen weigeringsbeslissingen of beslissingen over de intrekking of de schorsing van een bestuurderspas, of in voorkomend geval bij ontstentenis van beslissing binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn, kan beroep ingesteld worden bij de door de Vlaamse Regering aangewezen beroepsinstantie, die bij beslissing uitspraak doet binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Bij gebrek aan beslissing met betrekking tot het beroepschrift binnen drie maanden na ontvangst ervan, wordt de weigering, de intrekking of schorsing van de bestuurderspas geacht te worden bevestigd.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen en het behandelen van het beroep.
Art. 21. §1. De vergunning wordt afgegeven na een onderzoek door de gemeente van de voorwaarden voor het exploiteren van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer.
Als de vergunning aan een rechtspersoon wordt afgegeven, moet de statutaire instelling van de rechtspersoon die belast is met het dagelijks beheer, voldoen aan de voorwaarden die gelden voor een natuurlijke persoon om houder te worden van de vergunning, en dat gedurende de hele duur van de exploitatie.
§ 2. De Vlaamse Regering kan de exploitatievoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bepalen. Die exploitatievoorwaarden kunnen verschillen voor de straattaxi, de standplaatstaxi, het ceremonieel vervoer en de OV-taxi, en ze hebben betrekking op:
1° de vereisten en verplichtingen over de zedelijkheid, de beroepsbekwaamheid en de solvabiliteit van de exploitanten van diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer;
2° de vereisten voor de inrichting, de uitrusting, de herkenbaarheid, de duurzaamheid met inbegrip van de milieuvriendelijkheid, de toegankelijkheid en het privégebruik van de voertuigen waarmee de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verricht;
3° de wijze waarop wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de regels die worden bepaald krachtens punt 1° en 2°;
4° de gegevens van de dienst en de ritten en de daaraan te stellen vereisten;
5° de aanwezigheid, het gebruik, de keuring en de installatie van apparatuur en voorzieningen ter registratie van ritten, tarieven en arbeids- en rusttijden;
6° de dienstverlening tegenover de klanten en de vervoerde personen en de daaraan te stellen vereisten;
7° de administratie die de exploitant voert voor een doelmatige controle op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de afstandsperimeter rondom standplaatsen of belangrijke attractiepolen en de wijze waarop die gerespecteerd dient te worden.
Art. 22. §1. De vergunning wordt alleen afgegeven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die eigenaar is van het voertuig of de voertuigen, of erover beschikt door een contract van aankoop op afbetaling, van huurfinanciering of van huurkoop.
§ 2. De exploitanten mogen ertoe gemachtigd worden door de vergunningverlenende gemeente om voor de exploitatie van hun diensten over reservevoertuigen te beschikken waarvan ze eigenaar zijn of waarover ze beschikken door een contract van verkoop op afbetaling, van huurfinanciering of van huurkoop.
De reservevoertuigen moeten ten minste uitgerust zijn om een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer te verzekeren onder dezelfde voorwaarden als het voertuig dat tijdelijk niet beschikbaar is.
§ 3. Het is de exploitant verboden om het voertuig of het reservevoertuig te verhuren, onder welke vorm dan ook, aan een persoon die het voertuig of het reservevoertuig zelf bestuurt of laat besturen.
§ 4. De vergunninghouder van wie een voertuig tijdelijk niet beschikbaar is door een ongeval, een ernstig mechanisch defect, brand of diefstal, kan, in afwijking van paragraaf 1, op zijn verzoek, toegelaten worden zijn dienst te verrichten met een vervangingsvoertuig dat hij niet in eigendom heeft en waarvoor hij evenmin een contract van aankoop op afbetaling of een contract van huurfinanciering of van huurkoop kan voorleggen.
De Vlaamse Regering bepaalt de vereisten waaraan het vervangingsvoertuig moet voldoen, de procedure voor de aanvraag en de maximale periode dat het vervangingsvoertuig mag worden ingezet.
Art. 23. §1. De tarieven moeten op een transparante manier kenbaar worden gemaakt aan de kandidaat-klant voorafgaand aan aanvragen of het bestellen van de rit.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor die transparantie. Die voorwaarden kunnen verschillen voor de straattaxi, de standplaatstaxi, het ceremonieel vervoer en de OV-taxi. Die voorwaarden hebben betrekking op:
1° de affichering van de tarieven;
2° de wijze waarop het tarief is opgebouwd;
3° de verplichting om de tariefopbouw toe te passen;
4° de verplichting om voorafgaand aan de rit of de bestelling een prijsindicatie van het eindbedrag mee te delen.
§ 2. De Vlaamse Regering kan minimum- en maximumtarieven vastleggen voor de diensten voor het individueel bezoldigd personenvervoer, die kunnen verschillen voor de straattaxi, de standplaatstaxi, het ceremonieel vervoer en de OV-taxi.
Art. 24. De gemeente die de machtiging afgeeft, kan voor standplaatstaxi’s, naast de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, bijkomende voorwaarden opleggen voor:
1° de vereisten en verplichtingen voor de beroepsbekwaamheid van de bestuurders van een voertuig waarmee het vervoer wordt verricht;
2° de vereisten voor de inrichting, de uitrusting, de herkenbaarheid, de duurzaamheid met inbegrip van de milieuvriendelijkheid, de toegankelijkheid en het privégebruik van de voertuigen waarmee de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verricht;
3° de wijze waarop wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de regels die worden bepaald krachtens punt 1° en 2°;
4° de dienstverlening tegenover de klanten en de vervoerde personen en de daaraan te stellen vereisten;
5° de minimale beschikbaarheid van de diensten voor het publiek;
6° de gegevens van de dienst en de ritten en de daaraan te stellen vereisten;
7° de tarieven die worden gehanteerd door de exploitant en de betaalmethode.
Art. 25. De Mobiliteitscentrale kan voor OV-taxi’s, naast de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, bijkomende voorwaarden toepassen ten aanzien van:
1° de vereisten en verplichtingen voor de beroepsbekwaamheid van de bestuurders van een voertuig waarmee het vervoer wordt verricht;
2° de vereisten voor de inrichting, de uitrusting, de herkenbaarheid, de duurzaamheid met inbegrip van de milieuvriendelijkheid en de toegankelijkheid en over het privégebruik van de voertuigen waarmee de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verricht;
3° de wijze waarop wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de regels die worden bepaald met toepassing van punt 1° en 2°;
4° de dienstverlening tegenover de klanten en de vervoerde personen en de daaraan te stellen vereisten;
5° de minimale beschikbaarheid van de diensten voor het publiek;
6° de snelheid en de kwaliteit van de uitvoering van de diensten;
7° de gegevens van de dienst en de ritten en de daaraan te stellen vereisten;
8° de tarieven die worden gehanteerd door de exploitant, de affichering ervan en de betaalmethode.
De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de werking van de Mobiliteitscentrale.
Art. 26. De Vlaamse Regering bepaalt het model van de schriftelijke overeenkomst, vermeld in artikel 2, 5°, b), 3).
Art. 27. Onder de vigerende regelgeving met betrekking tot het goederenvervoer voor derden kunnen exploitanten colli vervoeren.
Het vervoer van colli is ondergeschikt aan het vervoer van personen.
Art. 28. De exploitant brengt de klanten of vervoerde personen op de hoogte van de wijze waarop klachten over het verrichten van de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden behandeld.
De Vlaamse Regering legt de regels vast voor de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, die kunnen verschillen voor de straattaxi, de standplaatstaxi, het ceremonieel vervoer en de OV-taxi.
Art. 29. §1. Met behoud van de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de politie en de personen, vermeld in artikel 34, die de Vlaamse Regering aanwijst of bij de vergunningverlenende gemeente, dan wel bij de machtigingverlenende gemeente, kan een klant of een vervoerde persoon die klachten heeft over de exploitant, de bestuurder, de tussenpersoon, het vervoer of de dienstverlening een verzoek tot behandeling van de klacht indienen bij het klachtenorgaan. Hij richt daarvoor een klacht aan het secretariaat van het klachtenorgaan, met een beschrijving van de feiten en een motivering.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en de werking van het klachtenorgaan.
Er kan alleen een klacht worden ingediend bij het klachtenorgaan als de klacht eerst is voorgelegd aan de vergunningverlenende gemeente, dan wel de machtigingverlenende gemeente en zonder genoegdoening voor de klant of de vervoerde persoon is behandeld.
Als de vergunningverlenende gemeente, dan wel de machtigingverlenende gemeente de klacht niet binnen dertig dagen na indiening ervan heeft behandeld, wordt de klacht geacht zonder genoegdoening voor de klant of de vervoerde persoon te zijn behandeld.
§ 2. Het klachtenorgaan bespreekt de klacht en geeft, als dat nodig is, formele aanbevelingen om verdere klachten in de toekomst te voorkomen. De aanbevelingen worden schriftelijk aan de betrokken exploitant, aan de gemeente die de vergunning heeft afgegeven, en in voorkomend geval aan de gemeente die de machtiging heeft afgegeven, bezorgd.
Het klachtenorgaan brengt de klant of de vervoerde persoon op de hoogte van de aanbevelingen die zijn gegeven naar aanleiding van zijn klacht.
Het klachtenorgaan verwijst, overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, een klacht door naar de procureur des Konings.
Art. 30. In afwijking van artikel 28 en 29 bepaalt de Mobiliteitscentrale de wijze van klachtenbehandeling voor de OV-taxi’s.
Art. 31. §1. Er wordt een gegevensbank ter beschikking gesteld die de volgende gegevens over de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer kan bevatten:
1° alle informatie over de uitgereikte vergunningen, machtigingen en bestuurderspassen, alsook de gegevens van de aan de vergunning en machtiging verbonden voertuigen;
2° de geweigerde vergunnings- en machtigingsaanvragen en de geweigerde bestuurderspassen, alsook de reden van weigering, met inbegrip van strafrechtelijke veroordelingen en medische ongeschiktheid als vermeld in artikel 44 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
3° de geschorste vergunningen, machtigingen en bestuurderspassen, de duur van de schorsing en de reden ervan, met inbegrip van strafrechtelijke veroordelingen en medische ongeschiktheid als vermeld in artikel 44 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
4° de ingetrokken vergunningen, machtigingen en bestuurderspassen, de datum waarop de beslissing tot intrekking is genomen en de reden ervan, met inbegrip van strafrechtelijke veroordelingen en medische ongeschiktheid als vermeld in artikel 44 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
5° de beroepen tegen de schorsingen en de intrekkingen, alsook de beslissingen die genomen zijn over die beroepen;
6° de klachten en aanbevelingen van het klachtenorgaan, vermeld in artikel 29, § 2.
7° per uitgevoerde rit:
a) de identificatie van de exploitant;
b) de identificatie van de bestuurder;
c) de kentekenplaat van het voertuig;
d) de datum;
e) de starten aankomstplaats;
f) de start- en aankomsttijd;
g) het unieke ritnummer;
h) de eindprijs van de rit;
i) de afstand van de rit;
8° per bestelde rit:
a) de vastgelegde datum, het vastgelegde tijdstip en de start- en aankomstplaats van de bestelde rit;
b) het tijdstip van de bestelling;
c) de prijsafspraak bij bestelling;
9° per dienst:
a) het aantal uitgevoerde ritten sinds het begin van de dienst;
b) de totale afgelegde afstand;
c) de afgelegde beladen afstand;
d) de uren van de effectief genomen rustpauze;
e) de datum en het uur van de effectieve beëindiging van de dienst.
De strafrechtelijke veroordelingen, vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, betreffen de inbreuken op de vereisten en verplichtingen over de zedelijkheid van de exploitant of de bestuurder, vermeld in artikel 21, § 2, 1° en 2°, en de inbreuken, vermeld in artikel 33, § 1 en § 2. De gegevensbank beperkt zich tot een weergave of de persoon al dan niet het voorwerp is geweest van een strafrechtelijke veroordeling, zonder vermelding van de inbreuk.
De gegevensbank beperkt zich tot een weergave van het al dan niet medisch geschikt zijn van de persoon, vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, zonder informatie over de eventuele aandoening.
De Vlaamse Regering kan de gegevensbank verfijnen met uitsluitend technische gegevens.
§ 2. De gegevens worden verzameld en verwerkt om:
1° het administratieve beheer van het vergunningensysteem door de Vlaamse steden en gemeenten te vergemakkelijken;
2° de controle en handhaving op de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan te verhogen door de gegevensdeling tussen gemeenten en de bevoegde Vlaamse en federale diensten, de politie, het klachtenorgaan en de gemeenten onderling;
3° statistische doeleinden te realiseren voor het personenvervoer, het multimodale personenvervoer en het globale mobiliteitsbeleid, waaronder de opvolging van de evolutie van de prijzen.
§ 3. De gemeenten voeren de gegevens, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 6°, in de gegevensbank in. De vergunninghouders of hun tussenpersonen bezorgen de gegevens, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 7° tot en met 9°, bij de eventuele reservatie van een rit, bij de start van een rit en bij het einde van een rit.
Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken en de gemeenten kwalificeren als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4(7) van de verordening (EU) 2016/679 en zullen voldoen aan de verplichtingen vervat in artikel 26 van de verordening (EU) 2016/679 die in dat verband op hen rusten.
De Vlaamse Regering bepaalt tot welke gegevens uit de gegevensbank de gemeenten, de exploitanten, de beroepsinstantie, de politie, het klachtenorgaan, de federale overheidsdiensten en de overheidsdiensten die belast zijn met het administratieve beheer of de controle van de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer, toegang hebben.
De gegevensbank is onderworpen aan een strikt gebruikers- en toegangsbeheer, waarbij toegang beperkt wordt tot die gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, rekening houdend met de rol die iedere toegangsgerechtigde vervult.
§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de gegevensbank, de gegevensinvoer en -verwerking en de passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen.
§ 5. Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken maakt de lijst met vergunde exploitanten openbaar via zijn website, waarbij de volgende vergunningsgegevens worden vermeld:
1° de vergunningverlenende gemeente;
2° de naam of benaming van de exploitant;
3° het adres van de exploitatiezetel;
4° de identificatiecode van de voertuigen;
5° de kentekenplaat van de voertuigen;
6° of de exploitant beschikt over aangepaste voertuigen;
7° de geldigheidsduur van de vergunning.
De in het eerste lid vermelde gegevens worden openbaar gemaakt om de controle op de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbepalingen te verhogen en de klachtenbehandeling, vermeld in afdeling 5, te bevorderen.
De Vlaamse Regering bepaalt de regels met betrekking tot het openbaar maken van de lijst met vergunde exploitanten, alsook op welke wijze zij openbaar worden gemaakt.
§ 6. De gegevens worden na stopzetting van de exploitatie voor zeven jaar in de gegevensbank bijgehouden.
Art. 32. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens de gemeente, de tussenpersonen en de sector van individueel bezoldigd personenvervoer haar moeten verstrekken over de exploitatie, alsook de frequentie van de mededeling.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, zijn vertrouwelijk en alleen bestemd voor statistische doeleinden voor het personenvervoer, multimodaal personenvervoer en het globale mobiliteitsbeleid. Zij hebben geen betrekking op persoonsgegevens.
Art. 33. §1. Worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 500 euro tot 10.000 euro, of met een van die straffen alleen, de personen die:
1° zonder vergunning een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer exploiteren;
2° zonder een vergunning individueel bezoldigd personenvervoer uitvoeren;
3° met een vergunning maar zonder machtiging een standplaats bezetten;
4° de door de Vlaamse Regering vastgelegde minimum- en maximumtarieven voor de diensten voor het individueel bezoldigd personenvervoer niet respecteren;
5° de door de gemeente vastgelegde tarieven voor standplaatstaxi’s niet respecteren;
6° geen gevolg geven aan het schriftelijke verzoek, vermeld in artikel 36, om de gegevens van de exploitant waarvoor hij bemiddelt of promotie maakt, mee te delen;
7° het oneigenlijk gebruikmaken op het grondgebied van het Vlaamse Gewest van een vergunning voor taxidiensten of diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder afgeleverd door een ander gewest. Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan het onwettig ronselen van klanten.
§ 2. Degene die een andere inbreuk pleegt op de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, die andere inbreuken zijn dan de inbreuken, vermeld in paragraaf 1, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 26 euro tot 10.000 euro, of met een van die straffen alleen.
Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 worden personen ook gestraft met de straffen, vermeld in het eerste lid, als ze bij herhaling de bepalingen overtreden van de vergunning.
§ 3. De politierechtbanken nemen kennis van de inbreuken, vermeld in dit artikel.
De rechter mag een voertuig waarmee de inbreuk is gepleegd verbeurdverklaren. Als het voertuig het bezit is van een andere persoon dan de veroordeelde, wordt de verbeurdverklaring alleen uitgesproken nadat de eigenaar van het goed gedagvaard is en de kans heeft gekregen om zijn verweermiddelen te doen gelden.
Art. 34. §1. Met behoud van de bevoegdheden die toevertrouwd worden aan de andere officieren of agenten van gerechtelijke politie en aan de leden van het operationeel kader van de lokale en federale politie, houden de personen die de Vlaamse Regering aanwijst, toezicht op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De Vlaamse Regering bepaalt de kentekens van hun functie.
§ 2. In het kader van de uitoefening van hun opdracht kunnen de personen, vermeld in paragraaf 1:
1° bevelen geven aan de bestuurders;
2° inlichtingen inwinnen en controle uitoefenen door personen te ondervragen en documenten en andere informatiedragers in te kijken;
3° de bijstand van de lokale en federale politie vorderen;
4° de vergunning inhouden totdat de inbreuk ophoudt te bestaan;
5° toegang verkrijgen tot de voertuigen die voor diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden gebruikt, en hun garages.
§ 3. De personen, vermeld in paragraaf 1, zijn bevoegd om de inbreuken vast te stellen bij proces-verbaal met bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen veertien dagen na vaststelling van de inbreuk naar de overtreder gestuurd en, in voorkomend geval, naar de exploitant toegestuurd.
De exploitant verklaart, binnen acht dagen na de ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal aan de personen, vermeld in paragraaf 1, of hij, conform artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek, burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de overtreder.
§ 4. Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 kunnen de personen die de Vlaamse Regering aanwijst, vermeld in paragraaf 1, beslissen de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de personen die de Vlaamse Regering aanwijst, vermeld in paragraaf 1, en op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast.
De persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming als vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen de termijn van een maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De informatie over de weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt als de verstrekking daarvan de decretale en reglementaire opdrachten van de personen die de Vlaamse Regering aanwijst, vermeld in paragraaf 1, zou ondermijnen, met behoud van het achtste lid. Als dit nodig is, kan die termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voornoemde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening, opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid bevat, is verzonden naar het Openbaar Ministerie en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
Art. 35. §1. De personen, vermeld in artikel 34, § 1, en de andere officieren of agenten van gerechtelijke politie en de leden van het operationeel kader van de lokale en federale politie die een inbreuk op artikel 33, § 2, vaststellen, kunnen, met de instemming van de overtreder, onmiddellijk een geldsom innen.
Door betaling van de geldsom, vermeld in het eerste lid, vervalt de strafvordering, tenzij het Openbaar Ministerie binnen een maand vanaf de dag van de betaling, de overtreder met een beveiligde zending op de hoogte brengt van zijn voornemen die vordering in te stellen.
§ 2. Als artikel 33, § 2, overtreden wordt en de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt of weigert te betalen, geeft hij een som in consignatie die gelijk is aan het totaalbedrag van de onmiddellijke inningen die per inbreuk verschuldigd zijn.
Als de in consignatie te geven som niet betaald wordt, kan het voertuig ingehouden worden gedurende maximaal 96 uren vanaf de vaststelling van de inbreuk.
Als na afloop van de periode, vermeld in het tweede lid, nog altijd niet betaald is, kan het voertuig in beslag genomen worden. Het beslag wordt opgeheven na betaling van de vereiste geldsom en de eventuele bewaringskosten van het voertuig.
§ 3. Als de strafvordering tot een veroordeling leidt:
1° wordt de onmiddellijk geïnde som toegerekend op de gerechtskosten en de uitgesproken geldboete, en wordt het eventuele overschot terugbetaald;
2° wordt het voertuig verkocht als de geldboete en de gerechtskosten niet binnen veertig dagen na de uitspraak betaald worden. De opbrengst van de verkoop dient voor de dekking van de geldboete, de gerechtskosten en de eventuele bewaringskosten van het voertuig. Het eventuele overschot wordt aan de betrokkene terugbetaald.
§ 4. Als de strafvordering tot een vrijspraak leidt:
1° wordt de onmiddellijk geïnde som teruggegeven;
2° wordt de in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig teruggegeven.
§ 5. Als de strafvordering tot een voorwaardelijke veroordeling leidt:
1° wordt de onmiddellijk geïnde som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten;
2° wordt de in consignatie gegeven som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten. Het in beslag genomen voertuig wordt teruggegeven nadat de gerechtskosten betaald zijn en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn.
§ 6. In geval van de toepassing van een minnelijke schikking als vermeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering, wordt de onmiddellijk geïnde som of wordt de in consignatie gegeven som op de door het Openbaar Ministerie vastgestelde som toegerekend en wordt het eventuele overschot terugbetaald.
§ 7. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de inning en het bedrag en de indexering van de onmiddellijk geïnde som.
Art. 36. De tussenpersonen, vermeld in artikel 2, 10°, moeten voor de exploitanten met een vergunning, vermeld in artikel 6, § 1, waarvoor ze bemiddelen of promotie maken, op schriftelijk verzoek, de gegevens meedelen aan de agenten van de federale en lokale politie en aan de gemachtigde personen, vermeld in artikel 34, § 1. Deze gegevens kunnen worden opgevraagd in het kader van een steekproef, bij twijfel of de exploitant voldoet aan de voorwaarden van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, of in het kader van een klacht over de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer.
De Vlaamse Regering bepaalt de gegevens die de tussenpersonen dienen te verstrekken en de daaraan te stellen vereisten.
Art. 37. In artikel 2 van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, worden punt 4° en 5° opgeheven.
Art. 38. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden punt 1° en 3° opgeheven.
Art. 39. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, worden hoofdstuk V, dat bestaat uit artikel 25 tot en met 40, en hoofdstuk VI, dat bestaat uit artikel 41 tot en met 52, opgeheven.
Art. 40. In artikel 63, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 8 mei 2009, worden punt 5° tot en met 10° opgeheven.
Art. 41. In artikel 70 van hetzelfde decreet wordt punt 19° opgeheven.
Art. 42. In hoofdstuk IX, afdeling 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 februari 2004, worden onderafdeling B, die bestaat uit artikel 73 tot en met 76, en onderafdeling C, die bestaat uit artikel 77, opgeheven.
Art. 43. De houders van vergunningen voor een taxidienst of voor een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, die afgegeven zijn krachtens het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet, worden ertoe gemachtigd hun diensten te blijven exploiteren conform de bepalingen van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, zoals van kracht op 31 december 2019 en gedurende de resterende duurtijd van de lopende vergunning.
Art. 44. Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum en uiterlijk op 1 januari 2020.