HOOFDSTUK 1. — Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

1° Agentschap Wegen en Verkeer: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid dat is opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap Wegen en Verkeer;

2° algemene verordening gegevensbescherming: de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);

3° beroep: het beroep, vermeld in artikel 19, § 3, van het decreet van 3 mei 2013;

4° beslissing na beroep: de beslissing, vermeld in artikel 19, § 3, zesde lid, van het decreet van 3 mei 2013;

5° beslissing na bezwaar: de beslissing, vermeld in artikel 19, § 2, zesde lid, van het decreet van 3 mei 2013;

6° bezwaar: het bezwaar, vermeld in artikel 19, § 2, van het decreet van 3 mei 2013;

7° decreet van 3 mei 2013: het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport;

8° eerste beslissing: de beslissing, vermeld in artikel 19, § 1, eerste lid, van het decreet van 3 mei 2013;

9° Vlaamse Belastingdienst: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid dat is opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst.

HOOFDSTUK 2. — Wegeninspecteurs

Art. 2. Het hoofd van de Vlaamse Belastingdienst wijst de wegeninspecteurs aan onder de personeelsleden van de Vlaamse Belastingdienst.

De aanstelling als wegeninspecteur, vermeld in het eerste lid, blijkt uit een legitimatiekaart als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 betreffende de legitimatiekaarten van de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid die belast zijn met inspectie- of controlebevoegdheden.

Art. 3. De wegeninspecteurs dragen tijdens de uitoefening van hun functie het uniform, waarvan het hoofd van de Vlaamse Belastingdienst het model bepaalt, en maken zich bekend met het legitimatiebewijs, vermeld in artikel 2, tweede lid.

Art. 4. De wegeninspecteurs verplaatsen zich in een dienstvoertuig, voorzien van de kentekens en uitgerust met de geluids- en lichtinstallatie, waarvan het hoofd van de Vlaamse Belastingdienst het model bepaalt.

HOOFDSTUK 3. — Onmiddellijke inning

Afdeling 1. — Onmiddellijke inning en consignatie

Art. 4/1. Het tarief van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 17, § 2, tweede lid, van het decreet van 3 mei 2013, voor de inbreuken, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, is opgenomen in de voormelde bijlage.

Art. 5. De onmiddellijke inning is uitgesloten in de volgende gevallen:

1° de som van de administratieve geldboetes voor inbreuken op het decreet van 3 mei 2013 of de uitvoeringsbesluiten ervan die tijdens eenzelfde controle zijn vastgesteld, bedraagt meer dan 1100 euro, verhoogd met de opdeciemen;

2° door de inbreuk is andere schade dan de schade die is veroorzaakt op de wijze, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet, ontstaan aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen.

Art. 6. § 1. Als de overtreder de administratieve geldboete conform artikel 17, § 6, van het decreet van 3 mei 2013 onmiddellijk betaald heeft, kan de wegeninspecteur in plaats van een proces-verbaal een verslag van vaststelling opmaken.

Het verslag van vaststelling bevat minstens al de volgende informatie:

1° de identiteit van de overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming;

2° de plaats, de datum en het tijdstip van de inbreuk;

3° de geschonden decretale of reglementaire bepalingen;

4° het bedrag van de onmiddellijke inning.

§ 2. De wegeninspecteur bezorgt een afschrift van het verslag van vaststelling aan de overtreder en aan de wegeninspecteur-controleur.

§ 3. Als de administratieve geldboete in consignatie is gegeven, noteert de verbalisant het bedrag van de consignatie in het proces-verbaal.

Afdeling 2. — Wijze waarop de onmiddellijke inning gebeurt

Art. 7. § 1. De onmiddellijke inning of de consignatie, vermeld in afdeling 1, gebeurt met een betaalterminal.

De wegeninspecteur of de verbalisant kan in bijzondere omstandigheden andere wijzen van betaling dan de betaalterminal, vermeld in het eerste lid, toestaan. Hij noteert in voorkomend geval de redenen daarvoor in het verslag van vaststelling of in het proces-verbaal.

§ 2. Als de onmiddellijke inning conform artikel 5 mogelijk is en de administratieve geldboete niet onmiddellijk is geïnd of de administratieve geldboete in consignatie is gegeven, kan de verbalisant, binnen veertien dagen na de dag waarop de inbreuk is vastgesteld, samen met het afschrift van het proces-verbaal, een voorstel tot onmiddellijke inning aan de overtreder of, in voorkomend geval, aan de onderneming bezorgen.

Het voorstel tot onmiddellijke inning bevat al de volgende gegevens:

1° het bedrag van de administratieve geldboete;

2° de vereiste betalingsgegevens;

3° de gevolgen in geval van niet-tijdige betaling.

De overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming beschikt over een vervaltermijn van tien dagen na de dag waarop de verbalisant het voorstel tot onmiddellijke inning heeft verzonden conform het eerste lid, om de administratieve geldboete te betalen.

HOOFDSTUK 4. — Administratieve procedure

Afdeling 1. — Wegeninspecteur-controleur

Art. 8. Het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer wijst de wegeninspecteurs-controleurs aan onder de personeelsleden van het Agentschap Wegen en Verkeer.

De aanstelling als wegeninspecteurs-controleurs als vermeld in het eerste lid, blijkt uit een legitimatiekaart als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 betreffende de legitimatiekaarten van de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid die belast zijn met inspectie- of controlebevoegdheden.

Afdeling 2. — Eerste beslissing

Art. 9. De eerste beslissing wordt verzonden met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs.

De eerste beslissing bevat al de volgende gegevens:

1° het bedrag van de administratieve geldboete;

2° de termijn waarin en de wijze waarop bezwaar kan worden aangetekend tegen de beslissing;

3° het adres waar het bezwaar kan worden aangetekend.

Afdeling 3. — Bezwaar

Art. 10. § 1. Het bezwaar wordt elektronisch ingediend door de overtreder of, in voorkomend geval, door de onderneming binnen dertig dagen na de dag waarop de overtreder of de onderneming de eerste beslissing heeft ontvangen.

Het bezwaar vermeldt duidelijk het elektronische adres waarop de overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming de uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing na bezwaar, of in voorkomend geval de kennisgeving, vermeld in artikel 19, § 2, derde lid, van het decreet van 3 mei 2013 wil ontvangen. Als het bezwaar dat adres niet vermeldt, is het bezwaar onontvankelijk.

In afwijking van het tweede lid kan de overtreder of de onderneming verzoeken om de uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing na bezwaar met de post te ontvangen.

Als de overtreder of de onderneming geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en er, conform het derde lid, voor kiest om de uitnodiging en de beslissing met de post te ontvangen, kiest hij een woonplaats in België.

Als in dat geval het bezwaar geen woonplaatskeuze vermeldt, is het bezwaar onontvankelijk.

§ 2. Binnen dertig dagen nadat het bezwaar is ingediend conform paragraaf 1, nodigt de wegeninspecteurcontroleur de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming via elektronische weg uit op een hoorzitting.

Als de overtreder of de onderneming conform paragraaf 1, derde lid, ervoor kiest om de uitnodiging voor de hoorzitting met de post te ontvangen, wordt de uitnodiging met de post verstuurd, in afwijking van het eerste lid.

De hoorzitting vindt op zijn vroegst dertig dagen na de verzending van de uitnodiging, vermeld in het eerste en tweede lid plaats. De hoorzitting kan elektronisch plaats vinden.

De uitnodiging vermeldt de wijze waarop de hoorzitting plaatsvindt, evenals de dag en uur van de hoorzitting en de plaats of de elektronische link naar de hoorzitting en vermeldt de mogelijkheid om een elektronisch afschrift van het dossier op te vragen.

Als de wegeninspecteur-controleur ervoor kiest de hoorzitting elektronisch te laten plaatsvinden, kan de overtreder of de onderneming alsnog verzoeken dat de hoorzitting fysiek plaatsvindt. In voorkomend geval deelt de wegeninspecteur-controleur de plaats, de datum en het uur van de hoorzitting mee.

De overtreder en de onderneming kan op de hoorzitting, of voorafgaandelijk als de overtreder of de onderneming de hoorzitting niet wil bijwonen, een nota indienen. De overtreder of de onderneming brengt de wegeninspecteurcontroleur in voorkomend geval op de hoogte van zijn of haar afwezigheid. De overtreder of de onderneming mag zich laten bijstaan of vertegenwoordigen. Van de hoorzitting wordt een verslag opgemaakt.

Als de hoorzitting elektronisch plaatsvindt, moet de overtreder, in voorkomend geval de onderneming of de vertegenwoordiger zich elektronisch identificeren. Er worden geen opnames van de elektronische hoorzitting gemaakt of bijgehouden. De overtreder, de onderneming of de vertegenwoordiger hebben de keuze om al dan niet in beeld te verschijnen.

§ 3. De beslissing na bezwaar wordt via elektronische weg verzonden.

Als de overtreder of de onderneming de mogelijkheid, vermeld in paragraaf 1, derde lid, gebruikt, wordt de beslissing na bezwaar, in afwijking van het eerste lid, aan hem met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs verzonden.

De beslissing na bezwaar bevat al de volgende gegevens:

1° het bedrag van de administratieve geldboete;

2° de termijn waarin en de wijze waarop beroep kan worden aangetekend tegen de beslissing;

3° het adres waar het beroep kan worden aangetekend.

§ 4. In deze paragraaf wordt verstaan onder hoorzitting na onontvankelijk bezwaar: de hoorzitting die volgt op het verzoek, vermeld in artikel 19, § 2, derde lid, van het decreet van 3 mei 2013.

Als geen tijdig of ontvankelijk bezwaar werd aangetekend, brengt de wegeninspecteur-controleur de overtreder, of in voorkomend geval de onderneming hiervan elektronisch op de hoogte binnen de tien dagen na ontvangst van het onontvankelijk bezwaar.

Als de overtreder of de onderneming conform paragraaf 1, derde lid, ervoor kiest om de kennisgeving met de post te ontvangen of heeft nagelaten een elektronisch adres te vermelden waarop hij de kennisgeving wil ontvangen, wordt de kennisgeving met de post verstuurd, in afwijking van het eerste lid.

Het verzoek om een hoorzitting na onontvankelijk bezwaar wordt elektronisch ingediend door de overtreder of, in voorkomend geval, door de onderneming binnen tien dagen nadat de overtreder, respectievelijk de onderneming de kennisgeving, vermeld in artikel 19, § 2, derde lid, van het voormelde decreet, heeft ontvangen.

De overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming vermeldt duidelijk het elektronische adres waarnaar de uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing over de ontvankelijkheid gestuurd moet worden. Als het verzoek dat adres niet vermeldt, is het onontvankelijk.

Binnen dertig dagen nadat de wegeninspecteur-controleur het verzoek om gehoord te worden over de ontvankelijkheid heeft ontvangen, nodigt hij de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming via elektronische weg uit op een hoorzitting na onontvankelijk bezwaar.

De bepalingen van paragraaf 2, derde tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de hoorzitting na onontvankelijk bezwaar.

Afdeling 4. — Beroep

Art. 11. Het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer heeft de volgende opdrachten:

1° de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming op de hoogte brengen van de onontvankelijkheid van het beroep;

2° de overtreder, de onderneming of de raadsman horen in het kader van het beroep;

3° het beroep uitspreken.

Art. 12. § 1. Het beroep wordt elektronisch ingediend door de overtreder of, in voorkomend geval, door de onderneming binnen dertig dagen na de dag waarop de overtreder, respectievelijk de onderneming de beslissing na bezwaar heeft ontvangen.

Het beroep vermeldt duidelijk het elektronische adres waarop de overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming de uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing na beroep, en in voorkomend geval de kennisgeving, vermeld in artikel 19, § 3, derde lid, van het decreet van 3 mei 2013 wil ontvangen. Als het beroep dat adres niet vermeldt, is het onontvankelijk.

In afwijking van het tweede lid kan de overtreder of de onderneming verzoeken om de uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing na beroep met de post te ontvangen.

Als de overtreder of de onderneming geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en, conform het derde lid, ervoor kiest om de uitnodiging en de beslissing met de post te ontvangen, kiest hij een woonplaats in België. Als het beroep in dat geval geen woonplaatskeuze vermeldt, is het onontvankelijk.

De vergoeding voor dossierkosten voor de beroepsprocedure, vermeld in artikel 19, § 4, tweede lid, van het decreet van 3 mei 2013, bedraagt 75 euro.

§ 2. Binnen dertig dagen nadat het beroep is ingesteld conform paragraaf 1, nodigt het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming via elektronische weg uit op een hoorzitting.

Als de overtreder of de onderneming conform paragraaf 1, derde lid, ervoor kiest om de uitnodiging voor de hoorzitting met de post te ontvangen, wordt de uitnodiging, in afwijking van het eerste lid, met de post verstuurd.

De hoorzitting vindt op zijn vroegst dertig dagen na de verzending van de uitnodiging, vermeld in het eerste en tweede lid plaats. De hoorzitting kan elektronisch plaats vinden.

De uitnodiging vermeldt de wijze waarop de hoorzitting plaatsvindt, evenals de dag en uur van de hoorzitting en de plaats of de elektronische link naar de hoorzitting en vermeldt de mogelijkheid om een elektronisch afschrift van het dossier op te vragen.

Als het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer ervoor kiest de hoorzitting elektronisch te laten plaatsvinden, kan de overtreder of de onderneming alsnog verzoeken dat de hoorzitting fysiek plaatsvindt. In voorkomend geval deelt het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer de plaats, de datum en het uur van de hoorzitting mee.

De overtreder en de onderneming kan op de hoorzitting, of voorafgaandelijk als de overtreder of de onderneming de hoorzitting niet wil bijwonen, een nota indienen. De overtreder of de onderneming brengt het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer in voorkomend geval op de hoogte van zijn of haar afwezigheid. De overtreder of de onderneming mag zich laten bijstaan of vertegenwoordigen. Van de hoorzitting wordt een verslag opgemaakt.

Als de hoorzitting elektronisch plaatsvindt, moet de overtreder, in voorkomend geval de onderneming of de vertegenwoordiger zich elektronisch identificeren. Er worden geen opnames van de elektronische hoorzitting gemaakt of bijgehouden. De overtreder, de onderneming of de vertegenwoordiger hebben de keuze om al dan niet in beeld te verschijnen.

§ 3. De beslissing na beroep wordt via elektronische weg verzonden.

Als de overtreder of de onderneming de mogelijkheid, vermeld in paragraaf 1, derde lid, gebruikt, wordt de beslissing na beroep, in afwijking van het eerste lid, aan hem met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs verzonden.

De beslissing na beroep vermeldt minstens het bedrag van de administratieve geldboete.

§ 4. In deze paragraaf wordt verstaan onder hoorzitting na onontvankelijk beroep: de hoorzitting die volgt op het verzoek, vermeld in artikel 19, § 3, derde lid, van het decreet van 3 mei 2013.

Als geen tijdig of ontvankelijk bezwaar werd aangetekend, brengt het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer de overtreder, of in voorkomend geval de onderneming hiervan elektronisch op de hoogte binnen de tien dagen na ontvangst van het onontvankelijk beroep.

Als de overtreder of de onderneming conform paragraaf 1, derde lid, ervoor kiest om de kennisgeving met de post te ontvangen of heeft nagelaten een elektronisch adres te vermelden waarop hij de kennisgeving wil ontvangen, wordt de kennisgeving met de post verstuurd, in afwijking van het eerste lid.

Het verzoek om een hoorzitting na onontvankelijk beroep wordt elektronisch ingediend door de overtreder of, in voorkomend geval, door de onderneming binnen tien dagen nadat de overtreder, respectievelijk de onderneming de kennisgeving, vermeld in artikel 19, § 3, derde lid, van het voormelde decreet, heeft ontvangen.

De overtreder of, in voorkomend geval, de onderneming vermeldt duidelijk het elektronische adres waarnaar de uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing over de ontvankelijkheid gestuurd moet worden. Als het verzoek dat adres niet vermeldt, is het onontvankelijk.

Binnen dertig dagen nadat het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer het verzoek om gehoord te worden over de ontvankelijkheid heeft ontvangen, nodigt hij de overtreder en, in voorkomend geval, de onderneming via elektronische weg uit op een hoorzitting na onontvankelijk beroep.

De bepalingen van paragraaf 2, derde tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de hoorzitting na onontvankelijk beroep.

Afdeling 5. — Dwangbevel

Art. 13. Ter uitvoering van artikel 19, § 5, tweede lid, van het decreet van 3 mei 2013 kunnen het hoofd van het

Agentschap Wegen en Verkeer en de wegeninspecteur-controleur dwangbevelen geven en uitvoerbaar verklaren.

Afdeling 6. — Delegatie

Art. 14. Het hoofd van het Agentschap Wegen en Verkeer kan de opdrachten, vermeld in artikel 11, 1° en 2°, verder delegeren aan personeelsleden van zijn entiteit die onder zijn hiërarchische gezag staan.

HOOFDSTUK 5. — Gegevensverwerking

Art. 15. § 1. De gegevensbank van de Vlaamse Belastingdienst bevat al de volgende gegevens:

1° het proces-verbaal, vermeld in artikel 16, derde lid, van het decreet van 3 mei 2013;

2° het verslag van vaststelling, vermeld in artikel 6 van dit besluit;

3° het bewijs van de verzending van een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder of, in voorkomend geval, aan de onderneming als vermeld in artikel 16, derde lid, van het voormelde decreet;

4° het voorstel tot onmiddellijke inning, vermeld in artikel 7, § 2, van dit besluit.

§ 2. De Vlaamse Belastingdienst is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 3. De gegevens worden verzameld en verwerkt voor:

1° het toezicht op de naleving van het decreet van 3 mei 2013 en de uitvoeringsbesluiten ervan;

2° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door de Vlaamse Belastingdienst met het oog op onderzoek en evaluatie van de beleidsmaatregel.

§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden tien jaar bijgehouden nadat de administratieve geldboete definitief en onherroepelijk werd opgelegd.

Art. 16. § 1. De gegevensbank van het Agentschap Wegen en Verkeer bevat al de volgende gegevens:

1° een kopie van het proces-verbaal, vermeld in artikel 16, derde lid, van het decreet van 3 mei 2013;

2° een kopie van het verslag van vaststelling, vermeld in artikel 6 van dit besluit;

3° het bewijs van de verzending van een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder of, in voorkomend geval, aan de onderneming als vermeld in artikel 16, derde lid, van het voormelde decreet;

4° het voorstel tot onmiddellijke inning, vermeld in artikel 7, § 2, van dit besluit;

5° de kennisgeving aan de procureur des Konings, vermeld in artikel 17, § 3, tweede lid, van het voormelde decreet;

6° de beslissing van de procureur des Konings, vermeld in artikel 17, § 3, derde lid, van het voormelde decreet;

7° de eerste beslissing en het bewijs van verzending;

8° het bezwaarschrift, vermeld in artikel 19, § 2, eerste lid, van het voormelde decreet;

9° het elektronisch adres, vermeld in artikel 10, § 1, tweede lid, en artikel 12, § 1, tweede lid van dit besluit;

10° de gekozen woonplaats in België, vermeld in artikel 10, § 1, vierde lid en artikel 12, § 1, vierde lid van dit besluit;

11° de kennisgeving van de onontvankelijkheid, vermeld in artikel 19, § 2, derde lid, van het voormelde decreet, en het bewijs van verzending;

12° het verzoek om gehoord te worden over de onontvankelijkheid, vermeld in artikel 19, § 2, derde lid, van het voormelde decreet;

13° de uitnodiging voor de hoorzitting, vermeld in artikel 19, § 2, vierde lid, van het voormelde decreet, en het bewijs van verzending;

14° het verslag van de hoorzitting, vermeld in artikel 10, § 2, zesde lid, van dit besluit;

15° de naam van de vertegenwoordiger of raadsman, vermeld in artikel 10, § 2, zesde lid, artikel 11, 2° en artikel 12, § 2, zesde lid van dit besluit;

16° de beslissing na bezwaar en het bewijs van verzending;

17° het beroepschrift, vermeld in artikel 19, § 3, eerste lid, van het voormelde decreet;

18° de kennisgeving van de onontvankelijkheid, vermeld in artikel 19, § 3, derde lid, van het voormelde decreet, en het bewijs van verzending;

19° het verzoek om gehoord te worden over de onontvankelijkheid, vermeld in artikel 19, § 3, derde lid, van het voormelde decreet;

20° de uitnodiging voor de hoorzitting, vermeld in artikel 19, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, en het bewijs van verzending;

21° het verslag van de hoorzitting, vermeld in artikel 12, § 2, zesde lid, van dit besluit;

22° de beslissing na beroep en het bewijs van verzending;

23° het dwangbevel, vermeld in artikel 19, § 5, tweede lid, van het voormelde decreet.

§ 2. Het Agentschap Wegen en Verkeer is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 3. De gegevens worden verzameld en verwerkt voor:

1° het opleggen van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 17, § 2, van het decreet van 3 mei 2013;

2° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het Agentschap Wegen en Verkeer met het oog op onderzoek en evaluatie van de beleidsmaatregel.

§ 4. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden tien jaar bijgehouden nadat de administratieve geldboete definitief en onherroepelijk werd opgelegd.

HOOFDSTUK 6. — Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst

Art. 17. Aan artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap

Vlaamse Belastingdienst, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014, wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt:

“8° het uitoefenen van de toezichts-, opsporings- en handhavingstaken die toegewezen zijn aan de wegeninspecteurs, vermeld in artikel 16 van het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport.”.

HOOFDSTUK 7. — Slotbepalingen

Art. 18. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende handhaving inzake de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 en 25 januari 2019, wordt opgeheven.

Art. 19. Artikel 1 tot en met 4 en artikel 8 tot en met 20 treden in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 20. De Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage. Inbreuken en tarieven voor administratieve geldboetes als vermeld in artikel 4/1

inbreuk wettelijke basis administratieve geldboete
1° zich met een voertuig of sleep, waarvan de lengte het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede lid, of artikel 7, § 1, van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overschrijding van 3 meter tot minder dan 5 meter   250 euro
- bij een overschrijding van 5 meter en meer   500 euro
2° zich met een voertuig of sleep, waarvan de lengte het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede lid, of artikel 7, § 1, van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overschrijding tot minder dan 3 meter   400 euro
- bij een overschrijding van 3 meter tot minder dan 5 meter   1000 euro
- bij een overschrijding van 5 meter en meer   2000 euro
3° zich met een voertuig of sleep, waarvan de breedte het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede lid, of artikel 7, § 1, van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overschrijding van 1 meter tot minder dan 2 meter   250 euro
- bij een overschrijding van 2 meter tot minder dan 2,5 meter   500 euro
- bij een overschrijding van 2,5 meter en meer   750 euro
4° zich met een voertuig of sleep, waarvan de breedte het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede lid, of artikel 7, § 1, van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overschrijding tot minder dan 1 meter   400 euro
- bij een overschrijding van 1 meter tot minder dan 2 meter   1000 euro
- bij een overschrijding van 2 meter tot minder dan 2,5 meter   2000 euro
- bij een overschrijding van 2,5 meter en meer   3000 euro
5° zich met een voertuig of sleep, waarvan de hoogte het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede lid, of artikel 7, § 1, van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overschrijding van 0,5 meter tot minder dan 0,8 meter   250 euro
- bij een overschrijding van 0,8 meter en meer   750 euro
6° zich met een voertuig of sleep, waarvan de hoogte het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede lid, of artikel 7, § 1, van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overschrijding tot minder dan 0,8 meter   1000 euro
- bij een overschrijding van 0,8 meter en meer   3000 euro
7° zich met een voertuig of sleep met een maximaal toegelaten massa van maximum 3.500 kg en waarvan de totale massa het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, of artikel 7, § 1 van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading van 15 procent tot minder dan 22,5 procent   100 euro
- bij een overlading van 22,5 procent tot minder dan 30 procent   175 euro
- bij een overlading van 30 procent tot minder dan 37,5 procent   250 euro
- bij een overlading van 37,5 procent tot minder dan 45 procent   350 euro
- bij een overlading van 45 procent en meer   500 euro
8° zich met een voertuig of sleep met een maximaal toegelaten massa van maximum 3.500 kg en waarvan de totale massa het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, of artikel 7, § 1 van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading van 15 procent tot minder dan 22,5 procent   400 euro
- bij een overlading van 22,5 procent tot minder dan 30 procent   700 euro
- bij een overlading van 30 procent tot minder dan 37,5 procent   1000 euro
- bij een overlading van 37,5 procent tot minder dan 45 procent   1400 euro
- bij een overlading van 45 procent en meer   2000 euro
9° zich met een tweeassig voertuig met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3.500 kg of met een sleep of een ander dan een tweeassig motorvoertuig met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3.500 kg en maximum 19.000 kg, waarvan de totale massa het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, of artikel 7, § 1 van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading van 5 procent tot minder dan 10 procent   100 euro
- bij een overlading van 10 procent tot minder dan 15 procent   175 euro
- bij een overlading van 15 procent tot minder dan 20 procent   250 euro
- bij een overlading van 20 procent tot minder dan 25 procent   350 euro
- bij een overlading van 25 procent tot minder dan 30 procent   500 euro
- bij een overlading van 30 procent en meer   750 euro
10° zich met een tweeassig voertuig met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3.500 kg of met een sleep of een ander dan een tweeassig motorvoertuig met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3.500 kg en maximum 19.000 kg, waarvan de totale massa het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, of artikel 7, § 1 van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading van 5 procent tot minder dan 10 procent   400 euro
- bij een overlading van 10 procent tot minder dan 15 procent   700 euro
- bij een overlading van 15 procent tot minder dan 20 procent   1000 euro
- bij een overlading van 20 procent tot minder dan 25 procent   1400 euro
- bij een overlading van 25 procent tot minder dan 30 procent   2000 euro
- bij een overlading van 30 procent en meer   3000 euro
11° zich met een ander voertuig of een andere sleep dan de voertuigen en slepen vermeld in 7° en 9°, waarvan de totale massa het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, of artikel 7, § 1 van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading van 2,5 procent tot minder dan 5 procent   100 euro
- bij een overlading van 5 procent tot minder dan 7,5 procent   175 euro
- bij een overlading van 7,5 procent tot minder dan 10 procent   250 euro
- bij een overlading van 10 procent tot minder dan 12,5 procent   350 euro
- bij een overlading van 12,5 procent tot minder dan 15 procent   500 euro
- bij een overlading van 15 procent en meer   750 euro
12° zich met een ander voertuig of een andere sleep dan de voertuigen en slepen vermeld in 8° en 10°, waarvan de totale massa het toegestane maximum overschrijdt, op de openbare weg bevinden als er, ten gevolge van de inbreuk, schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 3, eerste lid, of artikel 7, § 1 van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading van 2,5 procent tot minder dan 5 procent   400 euro
- bij een overlading van 5 procent tot minder dan 7,5 procent   700 euro
- bij een overlading van 7,5 procent tot minder dan 10 procent   1000 euro
- bij een overlading van 10 procent tot minder dan 12,5 procent   1400 euro
- bij een overlading van 12,5 procent tot minder dan 15 procent   2000 euro
- bij een overlading van 15 procent en meer   3000 euro
13° zich met een langere en zwaardere sleep op de openbare weg bevinden zonder zich, op het vlak van de totale massa aan de vergunningsvoorwaarden te houden als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 4, tweede lid van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading tot minder dan 5 procent   375 euro
- bij een overlading van 5 procent en meer   750 euro
14° zich met een langere en zwaardere sleep op de openbare weg bevinden zonder zich, op het vlak van de totale massa aan de vergunningsvoorwaarden te houden als er, ten gevolge van de inbreuk, schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 4, tweede lid van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading van minder dan 5 procent   1400 euro
- bij een overlading van 5 procent en meer   3000 euro
15° een uitzonderlijk vervoer uitvoeren met een voertuig of een sleep waarvan de eigen massa of de massa in beladen toestand de maxima overschrijden die zijn bepaald in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en in het technisch reglement zonder zich, op het vlak van de totale massa aan de vergunningsvoorwaarden te houden als er, ten gevolge van de inbreuk, geen schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 7, § 1, van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading tot minder dan 5 procent   375 euro
- bij een overlading van 5 procent en meer   750 euro
16° een uitzonderlijk vervoer uitvoeren met een voertuig of een sleep waarvan de eigen massa of de massa in beladen toestand de maxima overschrijden die zijn bepaald in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en in het technisch reglement zonder zich, op het vlak van de totale massa aan de vergunningsvoorwaarden te houden als er, ten gevolge van de inbreuk, schade ontstaan is aan de openbare weg, zijn aanhorigheden en de kunstwerken die erin liggen: artikel 7, § 1, van het decreet van 3 mei 2013  
- bij een overlading tot minder dan 5 procent   1400 euro
- bij een overlading van 5 procent en meer   3000 euro