Artikel. 1. Richlijn 2015/413/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen wordt gedeeltelijk omgezet bij dit decreet.
Art. 2. In de zin van dit decreet wordt verstaan onder :
1o de wegverkeerswet van 16 maart 1968: de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer;
2o de wegcode : het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;
3o het technisch reglement : het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen en het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen, alsmede alle wetgeving van het gewest met betrekking tot de technische voorschriften voor voertuigen;
4o de Minister : de Minister bevoegd voor de verkeersveiligheid of diens afgevaardigde;
5o het uitzonderlijk vervoer : elke verplaatsing van een uitzonderlijk voertuig op de openbare weg;
6o uitzonderlijk voertuig : een auto, een aanhangwagen of een sleep, zoals gedefinieerd in artikel 1 van het technisch reglement, die wegens zijn constructie of zijn ondeelbare lading, de grenzen inzake massa of afmetingen overschrijdt die in de Wegcode en het technisch reglement vastliggen;
7o Het begeleidingsvoertuig : het voertuig met begeleider dat een uitzonderlijk voertuig begeleidt, met uitzondering van de voertuigen van de politiediensten
8o Het konvooi : het geheel van het uitzonderlijk voertuig en de begeleidings-, waarschuwings- of ondersteuningsvoertuigen;
9o de ondeelbare lading : een lading die voor vervoer over de weg niet kan opgedeeld worden in meerdere ladingen zonder belangrijke kosten of schaderisico’s en die wegens haar afmetingen en massa niet vervoerd kan worden door een transport waarvan de afmetingen en massa voldoen aan de Wegcode, het technisch reglement of de door de regering vastgestelde voorschriften;
10o De gebruiker : ieder natuurlijk persoon of rechtspersoon die een uitzonderlijk voertuig gebruikt in het kader van zijn activiteiten;
11o de vervoerscommissionair : elke natuurlijke of rechtspersoon die, tegen vergoeding, de verbintenis aangaat een transport van goederen te verrichten en dit transport in eigen naam door derden doet uitvoeren;
12o de commissionair-expediteur : elke natuurlijke of rechtspersoon die, tegen vergoeding, de verbintenis aangaat goederen te doen vervoeren in eigen naam maar voor rekening van zijn committent, en één of meer met dat vervoer samenhangende verrichtingen, zoals het in ontvangst nemen, het bezorgen aan derden-vervoerders, het opslaan, de verzekering en het in- of uitklaren, uit te voeren of te doen uitvoeren;
13o het gewestelijk openbaar domein : het gewestelijk openbaar domein in de zin van artikel 2, eerste lid, 1o a), van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein;
14o de beheerder : de beheerder van de openbare wegen;
15o de maximum toegelaten hoogte : de maximum toegelaten hoogte krachtens het technisch reglement, de wegcode, de Regering of de voorschriften van de vergunning voor de inverkeerstelling;
16o de maximum toegelaten breedte : de maximum toegelaten breedte krachtens het technisch reglement, de wegcode, de Regering of de voorschriften van de vergunning voor de inverkeerstelling;
17o de maximum toegelaten lengte : de maximum toegelaten lengte krachtens het technisch reglement, de wegcode, de Regering of de voorschriften van de vergunning voor de inverkeerstelling;
18o de maximale toegelaten massa per as : de maximale massa per as toegelaten door de Regering, krachtens het technisch reglement, of de voorschriften van een vergunning voor de inverkeerstelling;
19o de toegelaten totale massa : de maximale totale massa toegelaten door de Regering, krachtens het technisch reglement, of de voorschriften van een vergunning voor de inverkeerstelling;
20o de regels betreffende het vervoer via de weg van gevaarlijke goederen : de regels bedoeld in het koninklijk besluit van 28 juni 2009 betreffende het vervoer via de weg of per spoor van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen of deze bepaald door de Regering;
21o het gevaarlijk goed : een gevaarlijk goed in de zin van het Europese verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (A.D.R.) en zijn bijlagen, ondertekend te Genève op 30 september 1957 en goedgekeurd door de wet van 10 augustus 1960;
22o de maximale toegelaten snelheid : de snelheid voorzien door de wegcode of door de Regering;
23o de LZV : een langere en zwaardere voertuig zoals bepaald in het decreet van 26 mei 2016 betreffende de slepen van langere en zwaardere voertuigen ( LZV’s of ecocombi’s) in het kader van proefprojecten en zijn uitvoeringsbesluiten;
24o de werkdag : een dag van de week buiten zaterdag en zondag of een wettelijk erkende feestdag.
Art. 2bis. De Regering richt in haar diensten een eenheid op, genaamd ″Unité de Controle Routier″ (Eenheid Verkeerscontrole), bestaande uit de bevoegde personeelsleden bedoeld in artikel 14 en de adviseurs bestuurlijke vervolging bedoeld in artikel 17.
Art. 3. Het is verboden, behalve afwijking voorzien door de Regering, om een voertuig op de openbare weg te gebruiken :
1o waarvan de asmassa of de totale massa, onverminderd de toepassing van de meettolerantie van de weegapparatuur, de door de regering toegestane maximummassa, het technisch reglement, de toestemming voor het in het verkeer brengen van een uitzonderlijk voertuig, een LZV of een ander vergunningsplichtig voertuig of een vergunningsplichtige combinatie van voertuigen, overschrijdt.
2o dat beladen is en waarvan de afmetingen groter zijn dan het door de regering toegestane maximum, het technisch reglement, de wegcode, de vergunning voor het in het verkeer brengen van een uitzonderlijk voertuig, een LZV of een ander vergunningsplichtig voertuig of een vergunningsplichtige voertuigcombinatie.
Art. 4. Onverminderd de uitzonderingen die in het technisch reglement of door de regering zijn voorzien, is het verboden om op de openbare weg te rijden met een voertuig dat tot de categorieën vastgesteld door de regering behoort en dat niet voldoet aan de voorschriften van het technisch reglement of aan die welke door de regering zijn vastgesteld.
Het is verboden om te rijden zonder een keuringsbewijs van de autokeuring of enig ander document dat is voorzien in het technisch reglement of door de regering is vastgesteld, indien deze documenten voor het betrokken voertuig vereist zijn.
Art. 5. Het is verboden de openbare weg op te gaan met een voertuig dat behoort tot de categorieën vastgesteld door de regering, waarvan de lading niet is beveiligd overeenkomstig de regels van de wegcode of de regels vastgesteld door de Regering.
Art. 6. Het is verboden, tenzij de regering anders bepaalt, op de openbare weg te rijden met een voertuig dat behoort tot de categorieën bepaald door de regering, waarvan de lading niet is geïdentificeerd overeenkomstig de regels van de wegcode of de regels van de regering.
Art. 7. Het is verboden de openbare weg op te gaan met een voertuig dat gevaarlijke goederen vervoert :
1o waartoe zij geen toegang hebben krachtens de wegcode of de Regering;
2o in overtreding van de regels inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
Art. 8. § 1. Het in het verkeer brengen van een uitzonderlijk voertuig op de openbare weg kan op bepaalde trajecten worden toegestaan met voorafgaande toestemming van de door de regering aangewezen dienst.
In de vergunning worden met name de te volgen weg of het netwerk van wegen en de te nemen maatregelen voorgeschreven :
1o om de verkeersveiligheid, de vlotte doorstroming van het verkeer en het gemak waarmee het uitzonderlijke voertuig zich kan verplaatsen, te waarborgen;
2o om beschadiging van de openbare weg, de bouwwerken die erop gevestigd zijn en de aangelande eigendommen te voorkomen;
3o om de overige gebruikers en de duurzame vervoerswijzen voor negatieve effecten te behoeden.
De toestemming kan elk ogenblik ingetrokken, opgeschort of gewijzigd worden naar gelang van de doelstellingen bedoeld in het tweede lid of om andere redenen van openbaar nut, zonder dat de houder van de toestemming aanspraak op een vergoeding kan maken.
§ 2. De vergunning en de eventuele bijlagen daarbij moeten zich aan boord van het uitzonderlijke voertuig waarvoor de vergunning wordt afgegeven, bevinden.
Indien er een verkeerscoördinator is, bewaart deze de in het eerste lid bedoelde documenten aan boord van zijn begeleidend voertuig.
§ 3. De beheerder kan, voorafgaand aan de afgifte van de vergunning of op elk moment, wanneer het doorrijden van het uitzonderlijke voertuig kosten met zich mee kan brengen, het stellen van een borgtocht verlangen.
Art. 9. De bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten betreffende het uitzonderlijk vervoer gelden niet voor folkloristische voertuigen onder de voorwaarden van artikel 56 bis van de Wegcode, noch voor de uitzonderlijke voertuigen die op de openbare weg in het verkeer gebracht worden door :
1o de politiediensten;
2o de wegbeheerders voor de uitoefening van hun opdrachten;
3o de onderaannemers van wegbeheerders, wanneer zij tijdens de winterperiode worden ingezet voor sneeuwverwijderings- of verspreidingswerkzaamheden indien het uitzonderlijke karakter van het voertuig het gevolg is van de sneeuwschep of strooi-installatie;
4o de civiele bescherming;
5o de brandweer;
6o het leger;
7o de overheid om openbare rampen te bestrijden;
8o na een vordering van de overheid om rampen te bestrijden.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid, gebeurt het uitzonderlijk vervoer onder de leiding van de openbare overheid die het uitzonderlijk voertuig gebruikt. Deze overheid neemt alle nodige maatregelen om :
1o beschadiging van de openbare weg, zijn bijhorigheden, de bouwwerken die erop gevestigd zijn en de aangelande eigendommen te voorkomen;
2o de verkeersveiligheid, de veiligheid en het gemak waarmee het uitzonderlijke voertuig zich kan verplaatsen, te waarborgen.
Art. 10. De gebruiker, alsmede de bestuurder van het trekkende voertuig en, in voorkomend geval, de verkeerscoördinator en de begeleiders, bedoeld in artikel 12, zijn verantwoordelijk voor de toepassing van de bepalingen betreffende het uitzonderlijk vervoer, opgenomen in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en de voorschriften vervat in de vergunning tot inverkeerstelling.
Art. 11. § 1. De gebruiker of bestuurder van het uitzonderlijke voertuig of, indien van toepassing, de verkeerscoördinator, erkent de reisweg niet meer dan vijf dagen vóór de datum waarop het uitzonderlijke vervoer in verkeer wordt gesteld. Hij volgt niet een reisweg die hij nog niet eerder heeft herkend.
Naast de aanwezigheid van obstakels op het traject, moet de gebruiker of bestuurder van het uitzonderlijke voertuig of, in voorkomend geval, de verkeerscoördinator controleren of het vervoer van het konvooi bij het oversteken van stedelijke agglomeraties niet wordt gehinderd door een openbare demonstratie, d.w.z. een markt, een rommelmarkt, incidentele of langdurige plaatselijke festiviteiten.
Indien voor het passeren van het uitzonderlijk vervoer aanpassingen aan de infrastructuur moeten worden aangebracht of belemmeringen moeten worden weggenomen, worden de te nemen maatregelen in overleg met de beheerder vastgesteld.
Als een onverwacht hindernis tegengekomen wordt tijdens het uitzonderlijk vervoer, kan een omlegging van de opgelegde route voorzien worden onder door de diesnt bedoeld in artikel 8, § 1 te bepalen voorwaarden.
§ 2. De kosten van de in dit artikel bedoelde handelingen komen ten laste van de vergunninghouder.
Art. 12. De regering bepaalt met name op basis van de omvang, de massa in omloop of de aard van de uit te voeren manoeuvres, voor welk uitzonderlijk vervoer een begeleiding van een of meer begeleidende voertuigen, met inbegrip van een of meer begeleiders waaronder een verkeerscoördinator of een begeleiding van de politie, verplicht is.
De verkeerscoördinator en de begeleiders controleren het goede verloop van het uitzonderlijk vervoer en geven de weggebruikers de nodige instructies om :
1o de veiligheid en de vlotte doorstroming van het verkeer alsook de afwezigheid van schade aan de infrastructuur te garanderen;
2o de doorgang van het uitzonderlijke voertuig te vergemakkelijken.
Art. 13. Het is verboden :
1o op andere openbare wegen dan autosnelwegen, om de maximumsnelheid te overschrijden die in de wegcode of door de regering is vastgesteld;
2o in de omgeving van bouwplaatsen en obstakels op wegen en snelwegen om de onder de wegcode vastgestelde snelheden te overschrijden.
Art. 14. § 1. De bevoegde personeelsleden die bevoegd zijn om inbreuken op de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan op te zoeken en vast te stellen, zijn, onverminderd de bevoegdheden van het operationele, administratieve en logistieke kader van de Federale Politie en de Lokale Politie, de door de Regering aangestelde, naar behoren opgeleide personeelsleden, volgens haar voorwaarden en nadere regels.
De in lid 1 bevoegde personeelsleden hebben de hoedanigheid van agent van de gerechtelijke politie.
De Regering organiseert de opleiding van de bevoegde personeelsleden voor de toepassing van dit decreet.
§ 2. De Regering stelt het vereiste diplomaniveau van de bevoegde personeelsleden vast.
Art. 15. § 1. De bevoegde ambtenaren leggen de inbreuken vast in processen-verbaal die bewijskracht hebben tot het tegendeel bewezen is. Zij kunnen, afhankelijk van de omstandigheden die dit rechtvaardigen, ook waarschuwingen geven of een termijn vaststellen waarbinnen de overtreder zich aan de wet moet houden.
§ 2. De processen-verbaal en, meer in het algemeen, alle in dit decreet bedoelde procedure-akten kunnen, overeenkomstig de door de regering vastgestelde modaliteiten, worden opgemaakt in elektronische vorm met elektronische handtekening of door middel van een beveiligde drager, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een handgeschreven handtekening in digitale vorm.
§ 3. De processen-verbaal worden overgemaakt :
1o aan de adviseur bestuurlijke vervolging binnen vijftien dagen volgens de gevallen, hetzij :
a) van de vaststelling;
b) vanaf de identificatie van de overtreder;
c) van de weigering of niet-betaling van de in artikel 33 bedoelde verlaagde administratieve geldboete;
2o in de gevallen voorzien in artikel 30 of 31, 1o, ook aan de bevoegde procureur des Konings binnen de vijftien dagen, hetzij :
a) van de vaststelling;
b) vanaf de identificatie van de overtreder.
Hun afschrift wordt binnen dertig dagen na één van de in 1o, a), of b) of c) of, in voorkomend geval, in 2o, a), of b) bedoelde gebeurtenissen aan de overtreder overgemaakt. Na het verstrijken van deze laatste termijn voor de overmaking van het afschrift aan de overtreder worden de processen-verbaal beschouwd als louter informatief.
Het afschrift van het proces-verbaal kan worden vervangen door de kennisgevingsbrief bedoeld in artikel 5 van Richlijn 2015/413/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.
§ 4. Bij de uitvoering van hun opdrachten kunnen de bevoegde personeelsleden :
1o elke persoon van wie ernstig vermoed wordt dat hij een in dit decreet of zijn uitvoeringsbesluiten bedoelde overtreding heeft begaan, verzoeken om de overlegging van zijn identiteitskaart of van elk ander identificatiedocument;
2o de voertuigen aanhouden, bevelen geven aan bestuurders en voertuigen controleren
3o elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van hun opdracht;
3o zich elk document, met inbegrip van de voertuigdocumenten, stuk of titel die nuttig is voor de vervulling van hun opdracht laten overleggen en er een fotokopie van maken of tegen ontvangbewijs meenemen;
5o de hulp inroepen van de federale politie, de lokale politie of andere gewestelijke diensten.
§ 5. De bevoegde personeelsleden kunnen het verkeer van elk voertuig dat in het verkeer wordt gebracht in strijd met de voorschriften van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan of die van een vergunning om in het verkeer te worden gebracht, verbieden. Deze maatregel is van toepassing totdat de overtreding ophoudt te bestaan.
De bevoegde personeelsleden kunnen de bestuurder gelasten het voertuig te besturen naar een door hen aangewezen plaats om elk gevaar voor de verkeersveiligheid te vermijden of naar een plaats om het voertuig te controleren, te wegen of om een overbelasting te lossen. Deze opgelegde manoeuvres worden uitgevoerd onder de leiding van de bevoegde personeelsleden. Deze maatregel is van toepassing totdat de overtreding ophoudt te bestaan.
De bevoegde personeelsleden kunnen :
1o het voertuig tot stilstand brengen, het laten uitladen en alle maatregelen nemen om de verkeersveiligheid te garanderen;
2o de voertuigdocumenten bewaren tot de overtreding ophoudt te bestaan.
De in dit paragraaf bedoelde maatregelen worden genomen op kosten, risico en gevaar van de overtreder.
§ 6. De Regering kan de uitoefening van de taken van het bevoegde personeelslid nader omschrijven en het model voor de legitimatiekaart van het bevoegde personeelslid bepalen.
De Minister kan de kentekens en andere middelen ter identificatie van de bevoegde personeelsleden bij de uitoefening van hun functie en van hun voertuigen bepalen.
Art. 16. De vaststellingen die gebaseerd zijn op materiële bewijzen die worden geleverd door apparaten die automatisch werken in aanwezigheid van een bevoegd personeelslid, hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is, als het gaat om overtredingen van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De vaststellingen die gebaseerd zijn op materiële bewijzen die worden geleverd door apparaten die automatisch werken in afwegzigheid van een bevoegd personeelslid, hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is, als het gaat om overtredingen van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.Wanneer een overtreding wordt vastgesteld door apparaten die automatisch werken zonder dat er een bevoegd personeelslid aanwezig is, wordt dit in het proces-verbaal vermeld.
De automatische bedieningstoestellen die worden gebruikt voor de controle op de toepassing van dit decreet en de reglementen die op grond van dit decreet worden genomen, moeten, indien zij maatregelen uitvoeren, worden goedgekeurd of gehomologeerd, op kosten van de fabrikanten, invoerders of distributeurs die een typegoedkeuring of een vergunning voor gebruik aanvragen overeenkomstig :
1o het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 betreffende de goedkeuring, de ijking en de installatie van de meettoestellen gebruikt om toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2018;
2o het koninklijk besluit van 16 oktober 2009 betreffende de gebruiksvergunningen voor niet-geijkte meetsystemen;
3o of aan de door de Regering vastgestelde bepalingen, die ook bijzondere voorwaarden voor het gebruik van deze apparaten kan stellen Tot hun goedkeuring of toelating blijven de materiële bewijsstukken die door het apparaat automatisch en in aanwezigheid van een bevoegd personeelslid worden verstrekt zonder dat zij zijn goedgekeurd of gehomologeerd, louter informatief van aard in het kader van de vaststelling van de overtredingen door middel van processen-verbaal.
De Regering kan, na raadpleging van de Gegevensbeschermingsautoriteit, specifieke procedures vaststellen voor het gebruik, de raadpleging en de opslag van de door deze apparaten verstrekte gegevens.
Onverminderd de bepalingen van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 62 van de wegverkeerswet van 16 maart 1968, worden de apparatuur en de informatie die zij verstrekken gebruikt voor de bestraffing van de overtredingen op het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, die op de openbare weg worden gepleegd, die het wegverkeer regelen, die bijdragen tot de identificatie van de overtreders en voor statistische doeleinden, of voor andere doeleinden die door de regering worden bepaald na raadpleging van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Wanneer het apparaat bestemd is om als vast materieel op de openbare weg te functioneren, worden de plaats en de omstandigheden van het gebruik ervan bij afwezigheid van een bevoegd personeelslid vastgesteld in overleg tussen de bevoegde gerechtelijke, politiële en administratieve autoriteiten, met inbegrip van de adviseur bestuurlijke vervolging en de wegbeheerders. De regering stelt de specifieke modaliteiten van dit overleg vast De installatie op de openbare weg van vaste apparatuur voor apparaten die automatisch werken bij afwezigheid van een bevoegd personeelslid, wordt uitgevoerd met instemming van de wegbeheerders.
Art. 17. § 1. De in lid 1 bedoelde adviseurs bestuurlijke vervolging die bevoegd zijn om de in paragraaf 3 bedoelde acties te ondernemen zijn statutaire of contractuele personeelsleden, aangewezen door de Regering, volgens de voorwaarden en nadere regels die zij bepaalt.
De in lid 1 bedoelde adviseurs bestuurlijke vervolging hebben hetzij de hoedanigheid van agent van de gerechtelijke politie, hetzij die van officier van de gerechtelijke politie.
De Regering organiseert de opleiding van de adviseurs bestuurlijke vervolging voor de toepassing van dit decreet.
§ 2. De Regering stelt het vereiste diplomaniveau vast voor de adviseurs administratieve vervolging.
§ 3. Voor overtredingen die bestraft worden met administratieve boetes krachtens dit decreet, vervullen de adviseurs bestuurlijke vervolging de volgende opdrachten :
1o ze hebben een informatieplicht en een algemeen recht op informatie en kunnen de opdrachten uitvoeren die hen bij dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan zijn toevertrouwd;
2o zij bepalen het beleid inzake administratieve acties;
3o zij oordelen over de wenselijkheid van administratieve procedures en oriënteren de administratieve actie, of geven de redenen aan voor besluiten van seponering van de zaak die zij in dit verband nemen;
4o zij hebben het recht bevoegde personeelsleden te verzoeken alle handelingen te verrichten die nodig zijn voor de uitoefening van hun bevoegdheden.
§ 4. De Regering kan de uitoefening van de taken van de adviseur bestuurlijke vervolging nader omschrijven en het model voor de legitimatiekaart van de adviseur bestuurlijke vervolging bepalen.
De Regering kan de kentekens en andere middelen ter identificatie van de bevoegde personeelsleden bij de uitoefening van hun functie en van hun voertuigen bepalen.
Art. 18. Onverminderd de toepassing van de artikelen 23, 24, § 2, 30 tot en met 33, 35 en 36, worden overtredingen van dit decreet, van de uitvoeringsbesluiten ervan en van de voorschriften voor de toestemming voor het in het verkeer brengen van uitzonderlijke voertuigen, van LZV of van andere voertuigen of voertuigcombinaties slechts strafbaar gesteld met administratieve geldboetes, waarvan de bedragen in deze afdeling worden vastgesteld. De regering kan het bedrag ervan indexeren.
Een vermenigvuldigingscoëfficiënt van acht wordt toegepast op het bedrag van de administratieve boetes die door de ambtenaar van de administratieve overheid of in beroep bij de Politie of de Jeugdrechtbank worden opgelegd.
De administratieve actie is niet van toepassing op minderjarigen jonger dan zestien jaar.
Art. 19. Wanneer de totale massa van het voertuig of de voertuigcombinatie, onverminderd de toepassing van de meettolerantie van de weegapparatuur, de toegelaten totale massa overschrijdt, wordt een administratieve boete opgelegd van :
1o 500 euro in geval van overlading tot tien procent;
2o 1000 euro in geval van overlading van meer dan tien procent tot vijftien procent;
3o 2 000 euro in geval van overlading van meer dan vijftien procent tot twintig procent;
4o 3 000 euro in geval van overlading van meer dan twintig procent tot dertig procent;
5o 4 000 euro in geval van overlading van meer dan dertig procent tot veertig procent;
6o 5 000 euro in geval van overlading van meer dan veertig procent.
Wanneer de asmassa, onverminderd de toepassing van de meettolerantie van de weegapparatuur, de maximale toegelaten massa per as overschrijdt, wordt een administratieve boete opgelegd van :
1o 250 euro in geval van overlading tot vijf procent;
2o 500 euro in geval van overlading van meer dan vijf procent tot tien procent;
3o 1000 euro in geval van overlading van meer dan tien procent tot vijftien procent;
4o 1 500 euro in geval van overlading van meer dan vijftien procent tot twintig procent;
5o 2 000 euro in geval van overlading van meer dan twintig procent tot dertig procent;
6o 2 500 euro in geval van overlading van meer dan dertig procent tot veertig procent;
7o 3000 euro in geval van overlading van meer dan veertig procent tot vijftig procent;
8o 3 500 euro in geval van overlading van meer dan vijftig procent tot zestig procent;
9o 4 000 euro in geval van overlading van meer dan zestig procent.
In afwijking van het eerste en het tweede lid, worden de voertuigen of voertuigcombinaties waarvan de toegelaten totale massa :
1o niet meer dan 3,5 ton bedraagt, een administratieve boete opgelegd die gelijk is aan dertig procent van de in de paragrafen 1 en 2 vastgestelde bedragen;
2o een maximaal toegelaten massa hoger dan 3,5 ton en kleiner dan 12 ton bedraagt, een administratieve boete opgelegd van vijftig procent van de bedragen bedoeld in de paragrafen 1 en 2;
3o een maximaal toegelaten massa hoger dan of gelijk aan 12 ton bedraagt zonder hoger te zijn dan 32 ton, een administratieve boete opgelegd van tachtig procent van de bedragen bedoeld in de paragrafen 1 en 2.
Art. 20. De administratieve geldboete bedraagt :
1o wanneer de lengte van het geladen voertuig of voertuigcombinatie hoger is dan de maximaal toegelaten lengte:
a) 75 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte tot vijf procent;
b) 400 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan vijf procent tot tien procent;
c) 700 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan tien procent tot vijftien procent;
d) 1 000 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan vijftien procent tot twintig procent;
e) 1 500 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan twintig procent tot dertig procent;
f) 2 000 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan dertig procent tot veertig procent;
g) 2 500 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan veertig procent;
2o wanneer de hoogte van het geladen voertuig of voertuigcombinatie hoger is dan de maximaal toegelaten hoogte:
a) 75 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte tot twee procent;
b) 200 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan twee procent tot vijf procent;
c) 700 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan vijf procent tot tien procent;
d) 1 500 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan tien procent tot vijftien procent;
e) 2 000 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan vijftien procent tot twintig procent;
f) 2 500 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan twintig procent;
3o wanneer de breedte van het geladen voertuig of voertuigcombinatie hoger is dan de maximaal toegelaten breedte:
a) 75 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten breedte tot vijf procent;
b) 200 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten breedte van meer dan vijf procent tot twintig;
b) 700 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten breedte van meer dan twintig procent tot veertig procent;
d) 1 500 euro in geval van overschrijding van de maximale toegelaten breedte van meer dan veertig procent.
De Regering kan naar gelang van de in artikel 19, laatste lid, bedoelde categorieën voertuigen lagere dan de in de voorgaande leden bedoelde administratieve geldboetes vaststellen.
Art. 21. § 1. Wanneer de totale massa van het uitzonderlijk voertuig, van een LZV of elk andere voertuigcombinatie onderworpen aan een vergunning om in het verkeer te worden gebracht, onverminderd de toepassing van de meettolerantie van de weegapparatuur, de toegelaten totale massa overschrijdt, wordt een administratieve boete opgelegd van :
1o 750 euro in geval van overlading tot 10 procent;
2o 1 500 euro in geval van overlading van meer dan tien procent tot vijftien procent;
3o 3 000 euro in geval van overlading van meer dan vijftien procent tot twintig procent;
4o 4 000 euro in geval van overlading van meer dan twintig procent tot dertig procent;
5o 5 000 euro in geval van overlading van meer dan dertig procent tot veertig procent;
6o 6 000 euro in geval van overlading van meer dan veertig procent.
In afwijking van het eerste lid, worden de voertuigen of voertuigcombinaties waarvan de toegelaten totale massa :
1o groter dan 60 ton en kleiner dan of gelijk aan 120 ton is, een administratieve boete opgelegd die gelijk is aan honderdtwintig procent van de in het eerste lid bedoelde bedragen;
1o groter dan 120 ton en kleiner dan of gelijk aan 180 ton is, een administratieve boete opgelegd die gelijk is aan vijftig procent van de in het eerste lid bedoelde bedragen;
3o groter dan 180 ton is, een administratieve boete opgelegd die gelijk is aan twee honderd procent van de in het eerste lid bedoelde bedragen;
Wanneer de asmassa van het uitzonderlijk voertuig, van een LZV of elk andere voertuigcombinatie onderworpen aan een vergunning om in het verkeer te worden gebracht, onverminderd de toepassing van de meettolerantie van de weegapparatuur, de maximale toegelaten massa per as overschrijdt, wordt een administratieve boete opgelegd van :
1o 350 euro in geval van overlading tot vijf procent;
2o 750 euro in geval van overlading van meer dan vijf procent tot tien procent;
3o 1 500 euro in geval van overlading van meer dan tien procent tot vijftien procent;
4o 2 000 euro in geval van overlading van meer dan vijftien procent tot twintig procent;
5o 2 500 euro in geval van overlading van meer dan twintig procent tot dertig procent;
6o 3 500 euro in geval van overlading van meer dan dertig procent tot veertig procent;
7o 4 500 euro in geval van overlading van meer dan veertig procent tot vijftig procent;
8o 5 500 euro in geval van overlading van meer dan vijftig procent tot zestig procent;
9o 6 500 euro in geval van overlading van meer dan zestig procent.
§ 3. De administratieve geldboete bedraagt :
1o wanneer de lengte van het uitzonderlijke voertuig, een LZV of een ander voertuig of een andere voertuigcombinatie waarvoor een vergunning voor het in het verkeer brengen is afgegeven, langer is dan de maximaal toegelaten lengte :
a) 300 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte tot vijf procent;
b) 700 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan vijf procent tot tien procent;
c) 1 000 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan tien procent tot vijftien procent;
d) 1 500 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan vijftien procent tot twintig procent;
e) 2 000 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan twintig procent tot dertig procent;
f) 3 000 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan dertig procent tot veertig procent;
g) 4 000 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten lengte van meer dan veertig procent;
2o wanneer de hoogte van het uitzonderlijke voertuig, een LZV of een ander voertuig of een andere voertuigcombinatie waarvoor een vergunning voor het in het verkeer brengen is afgegeven, hoger is dan de maximaal toegelaten lengte :
a) 75 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte tot twee procent;
b) 200 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan twee procent tot vijf procent;
c) 700 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan vijf procent tot tien procent;
d) 1 500 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan tien procent tot vijftien procent;
e) 2 000 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan vijftien procent tot twintig procent;
f) 2 500 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte van meer dan twintig procent;
3o wanneer de breedte van het uitzonderlijke voertuig, een LZV of een ander voertuig of een andere voertuigcombinatie waarvoor een vergunning voor het in het verkeer brengen is afgegeven, breder is dan de maximaal toegelaten lengte :
a) 75 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten breedte tot vijf procent;
b) 200 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten breedte van meer dan vijf procent tot twintig procent;
c) 700 euro in geval van overschrijding van de maximaal toegelaten breedte van meer dan twintig procent tot veertig procent;
d) 1 500 euro in geval van overschrijding van de maximale toegelaten breedte van meer dan veertig procent.
Art. 22. In geval van overtreding van de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan of van de voorschriften van de vergunning voor het in het verkeer brengen van uitzonderlijke voertuigen, LZV of elk ander vergunningsplichtige voertuig of voertuigcombinatie, of in geval van een verkeersongeval, kan de vergunning voor het in het verkeer brengen worden ingetrokken, geschorst of gewijzigd zonder dat de vergunninghouder recht heeft op een schadevergoeding
Art. 23. § 1. Een administratieve boete kan worden opgelegd voor de overtredingen van de toegelaten maximumsnelheden bedoeld in artikel 12, alleen bij de overschrijding :
1o van maximaal 20 km/u in een agglomeratie, een zone 30, in de nabijheid van een school, een residentiële zone of een ontmoetingszone;
2o van maximaal 30 km/u buiten een agglomeratie, een zone 30, de omgeving van een school, een residentiële zone of een ontmoetingszone.
§ 2. De overschrijding van de toegestane maximumsnelheid wordt bestraft met een administratieve boete van 10 tot 1.000 euro.
Er wordt rekening gehouden met het aantal kilometers per uur waarmee de toegelaten maximumsnelheid wordt overschreden.
Art. 24. § 1. De regering bepaalt de administratieve boetes voor de overtredingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, die niet in deze afdeling worden bepaald, op basis van het belang van de mogelijke impact van de overtreding op de verkeersveiligheid, de weginfrastructuur, de verkeersdoorstroming, de economische kosten voor de samenleving en rekening houdend met het economische belang van de overtreder bij het plegen ervan.
Zij mogen niet minder dan 30 EUR en niet meer dan 6 500 EUR bedragen.
§ 2.Wordt gestraft met een boete van 50 euro tot 4 000 euro, degene die de in artikel 37, lid 3, bedoelde verplichting niet nakomt.
Wordt gestraft met een boete van 200 euro tot 4 000 euro, degene die de in artikel 38 bedoelde verplichtingen niet nakomt.
Art. 25. Indien meerdere overtredingen tegelijk worden vastgesteld, worden de bedragen van de administratieve boetes gecumuleerd op het moment van de sanctie, zonder dat zij het dubbele van de hoogste administratieve boete mogen overschrijden
Art. 26. De administratieve boete kan worden verdubbeld indien de volgende voorwaarden op cumulatieve wijze worden vervuld :
1o de overtreding wordt gepleegd binnen drie jaar na de datum van een uitvoerbare geringe administratieve geldboete bedoeld in artikel 36, die uitvoerbaar is, van een beslissing tot administratieve veroordeling krachtens artikel 28 die uitvoerbaar is of van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling krachtens artikel 29, die zonder onderscheid betrekking heeft op een van de overtredingen die onder dit decreet of de uitvoeringsbesluiten daarvan vallen;
2o het bedrag van de administratieve geldboete die van toepassing is op de nieuwe overtreding is ten minste gelijk aan het bedrag toegepast op de overtreding die het voorwerp heeft uitgemaakt van een uitvoerbare beperkte administratieve boete bedoeld in artikel 36 die uitvoerbaar is, van een administratieve veroordelingsbeslissing krachtens artikel 28, die uitvoerbaar is of van een in kracht van gewijsde gegane veroordelingsvonnis krachtens
Art. 29. of dat schade aan de gewestelijke openbare weg is toegebracht als gevolg van de nieuwe overtreding.
Art. 27. § 1. De ambtenaar van administratieve overheid, gemachtigd om de administratieve sancties op te leggen, zijn de statutaire ambtenaren of de contractuele personeelsleden aangewezen door de Regering, volgens de voorwaarden en de nadere regels die zij bepaalt.
De Regering organiseert de opleiding van de ambtenaren van de administratieve overheid voor de toepassing van dit decreet.
§ 2. De Regering;
1o waarborgt de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de ambtenaren van administratieve overheid;
2o bepaalt het vereiste diplomaniveau van de ambtenaren van administratieve overheid.
De ambtenaar van administratieve overheid neemt geen beslissing in een dossier waarvoor hij in een andere hoedanigheid reeds is opgetreden of als hij een rechtstreeks of onrechtstreeks belang heeft in een onderneming of een instelling betrokken bij de procedure.
§ 3. De Regering kan de uitoefening van de opdrachten van administratieve overheid nader bepalen.
Art. 28. § 1. Behoudens in het geval van een beroep als bedoeld in artikel 36, tweede alinea, stelt de ambtenaar van de administratieve overheid, indien hij voornemens is een administratieve boete op te leggen, de verdachte van een overtreding in kennis van een bericht dat vergezeld gaat van een afschrift van het proces-verbaal en waarin hij vermeldt :
1o de feiten waarvoor hij overweegt een administratieve boete op te leggen;
2o een uittreksel van de overtreden bepalingen;
3o het bedrag van de administratieve boete die hij overweegt op te leggen;
4o dat de verdachte van een strafbaar feit het recht heeft om :
a) binnen vijftien dagen na ontvangst van de kennisgeving per aangetekende brief zijn verweermiddelen schriftelijk in te dienen;
b) zijn verweermiddelen binnen dezelfde termijn mondeling per aangetekende brief te mogen voorleggen;
c) zich door een raadsman te laten vertegenwoordigen of bijstaan;
d) zijn dossier te raadplegen.
Indien de verdachte van een overtreding verzoekt zijn verdediging mondeling te mogen voeren, stelt de ambtenaar van de administratieve overheid hem in kennis van de plaats, de dag en het tijdstip waarop hij zal worden gehoord.
Deze hoorzitting vindt ten vroegste plaats vijftien dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving.
Van het verhoor van de verdachte wordt een proces-verbaal opgesteld, dat door hem en de ambtenaar van de administratieve overheid wordt ondertekend. In het proces-verbaal wordt melding gemaakt van de eventuele onenigheid van de verdachte van een overtreding wat de inhoud betreft.
§ 2. Wanneer de administratieve procedure opgestart wordt tegen een persoon onder achttien jaar, wordt het in artikel 16 eerste lid, bedoeld bericht gericht aan de minderjarige, alsook aan zijn vader en moeder, voogden of personen die het toezicht op hem uitoefenen. Deze personen hebben de in paragraaf 1 bedoelde rechten.
De ambtenaar van de administratieve overheid stelt de stafhouder van de orde van advocaten daarvan in kennis zodat de minderjarige door een advocaat bijgestaan kan worden. Die kennisgeving wordt samen met het in het eerste lid bedoelde bericht verstuurd.
Een afschrift van het bericht waarmee de stafhouder in kennis gesteld wordt, wordt bij het proceduredossier gevoegd.
Uiterlijk binnen twee werkdagen, te rekenen van de datum van die kennisgeving, wordt een advocaat aangewezen door de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand.
In het geval van een belangenconflict zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de belanghebbende bijgestaan wordt door een andere advocaat dan degene op wie zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen een beroep hebben gedaan.
§ 3. Na het verstrijken van de in paragraaf 1, eerste lid, 4o, a), bedoelde termijn van vijftien dagen en, in voorkomend geval, na de datum die is vastgesteld voor het verhoor van de verdachte van een overtreding of zijn raadsman, in voorkomend geval rekening houdend met de eventueel schriftelijk of mondeling aangevoerde verweermiddelen, beslist de ambtenaar van de administratieve overheid over hetzij :
1o het vragen aan de adviseur bestuurlijke vervolging om de uitvoering van aanvullende taken;
2o de oorspronkelijk geplande administratieve boete op te leggen;
3o om een lagere boete op te leggen;
4o om geen administratieve boete op te leggen.
§ 4. De ambtenaar van de administratieve overheid kan de overtreder de tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij een administratieve boete wordt opgelegd, geheel of gedeeltelijk uitstellen, indien zich geen nieuwe feiten in de zin van artikel 26 voordoen.
De proefperiode mag niet korter zijn dan één jaar en niet langer dan drie jaar, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de beschikking waarbij de uitvoerbare administratieve geldboete wordt opgelegd uitvoerende kracht.
Het uitstel s wordt van rechtswege ingetrokken in geval van een nieuwe overtreding die tijdens de proeftijd is begaan en die leidt tot de toepassing van een administratieve boete voor een overtreding waarvoor het krachtens de bepalingen van hoofdstuk 5, afdeling 1, geldende percentage gelijk is of hoger is.
Het uitstel kan worden ingetrokken in geval van een nieuwe overtreding die is begaan tijdens de proeftijd die heeft geleid tot de toepassing van een administratieve boete voor een overtreding waarvoor het toepasselijke tarief, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 5, afdeling 1, lager is Het uitstel wordt ingetrokken bij dezelfde beschikking als die waarbij de administratieve boete voor de nieuwe overtreding binnen de proeftijd wordt opgelegd.
De verwijzing naar de intrekking van het uitstel in het besluit moet worden opgenomen zowel wanneer de intrekking automatisch plaatsvindt als in het geval dat het aan de ambtenaar van de administratieve overheid wordt overgelaten om de schorsing in te trekken.
De administratieve geldboete die door de intrekking van het uitstel uitvoerbaar wordt, wordt onbeperkt gecumuleerd met de administratieve geldboete die voor de nieuwe overtreding wordt opgelegd.
§ 5. De ambtenaar van de administratieve overheid kan de administratieve boete verlagen tot onder het minimumbedrag van de voorziene administratieve boete of betalingsfaciliteiten toestaan in geval van verzachtende omstandigheden of omstandigheden die verband houden met de persoonlijke situatie van de overtreder.
§ 6. De beslissing van de ambtenaar van de administratieve overheid en, in voorkomend geval, het proces-verbaal van de hoorzitting worden aan de overtreder meegedeeld. De kennisgeving bevat een indicatie van de termijn en de procedures voor het instellen van een beroep.
In het geval van een minderjarige overtreder worden de beslissing en het proces-verbaal van verhoor meegedeeld aan de minderjarige, aan diens vader, moeder, voogden of aan de personen die toezicht op hem uitoefenen, alsook aan zijn raadsman. De vader en moeder, de voogden of de personen die toezicht op de minderjarige uitoefenen, zijn verantwoordelijk voor de betaling van de boete.
§ 7. De ambtenaar van de administratieve overheid vermeldt in zijn beslissing de toepassing van de overeenkomstig artikel 18, tweede lid, vastgestelde vermenigvuldigingscoëfficiënt en het bedrag dat voortvloeit uit deze verhoging.
§ 8. Wanneer meer dan honderdtachtig dagen zijn verstreken sinds zijn aanhangigmaking, kan de ambtenaar van de administratieve overheid de administratieve boete niet meer opleggen.
De dag van de aanhangigmaking is niet inbegrepen in deze termijn.
§ 9. De beslissing waarbij een administratieve boete opgelegd wordt, heeft uitvoerende kracht na afloop van een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst, behalve in het geval van een binnen deze termijn ingesteld beroep.
De overtreder heeft 30 dagen vanaf de dag volgend op de dag waarop de beslissing uitvoerbaar wordt, om de boete te betalen.
§ 10. De Regering kan de kosten van de procedure bepalen.
§ 11. De ambtenaar van de administratieve overheid zendt een afschrift van de administratieve geldboete aan de administratie die binnen de Waalse Overheidsdienst belast is met de invordering van de schuldvorderingen en die het bedrag invordert overeenkomstig de procedure beschreven in het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.
Art. 29. § 1. De overtreder die beroep wenst aan te tekenen tegen de beslissing van de ambtenaar van de administratieve overheid die een administratieve geldboete oplegt, kan binnen de in artikel 28, § 9, bedoelde termijn beroep instellen op straffe van verval.
Het beroep wordt ingesteld bij de Politierechtbank.
Indien de beslissing evenwel betrekking heeft op minderjarigen die de volle leeftijd van minder dan achttien jaar bereikt hebben op het moment van de feiten, wordt het beroep d.m.v. een kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank ingediend. In dat geval kan het beroep ook ingediend worden door de vader en moeder, de voogden of de personen die het toezicht op hem uitoefenen. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is wanneer zij zich uitspreekt.
Het beroep wordt ingesteld bij deurwaardersexploot van een gerechtsdeurwaarder die ten laste van het Waals Gewest is geregistreerd en ter kennis van het Waals Gewest is gebracht bij de in artikel 27, 1o bedoelde dienst.
De handeling waarbij het beroep formeel wordt ingesteld, bevat, op straffe van nietigheid, de volgende bepalingen :
1o de vermelding van dag, maand en jaar
2o naam, voornaam of voornamen, geboortedatum en woonplaats van de aanvrager(s) en, indien het beroep overeenkomstig lid 3 wordt ingesteld, de hoedanigheid van de aanvrager(s);
3o de naam van de aangevochten beslissing en het bedrag van de bestreden geldboete of boetes;
4o de redenen van de betwisting;
5o de handtekening van de verzoeker of zijn advocaat Het beroep is ingeschreven op de rol bedoeld in artikel 711 van het Gerechtelijk Wetboek. Het wordt onderzocht en beoordeeld volgens de regels van artikel 735 en volgende van hetzelfde Wetboek. Het is opschortend.
§ 2. De rechter onderzoekt de middelen van de verzoekende partij, de wettigheid en evenredigheid van de geldboete en de verjaringstermijn ambtshalve. Zij trekt het uitstel van de uitvoering van het besluit van de ambtenaar van de administratieve overheid Zij kan echter het uitstel onder de in artikel 28 bedoelde voorwaarden toestaan, indien de ambtenaar van de administratieve overheid dit heeft geweigerd De proefperiode mag niet korter zijn dan één jaar en niet langer dan drie jaar, te rekenen vanaf het vonnis.
§ 3. De Rechtbank kan de administratieve boete verlagen tot onder het minimumbedrag van de voorziene administratieve boete of betalingsfaciliteiten toestaan in geval van verzachtende omstandigheden of omstandigheden die verband houden met de persoonlijke situatie van de overtreder.
§ 4. De jeugdrechtbank kan, wanneer een beroep tegen een administratieve boete bij haar aanhangig gemaakt wordt, in de plaats hiervan een bewakings-, beschermings- of opvoedingsmaatregel stellen zoals bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voor de zorg van minderjarigen die een als overtreding aangemerkte handeling hebben gepleegd en voor de vergoeding van de schade veroorzaakt door die handeling. In dit geval is artikel 60 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voor de zorg van minderjarigen die een als overtreding aangemerkte handeling hebben gepleegd en voor de vergoeding van de door die handeling veroorzaakte schade van toepassing.
§ 5. De beslissingen van de politierechtbank of de jeugdrechtbank worden, onverminderd het bepaalde in lid 2, in laatste instantie uitgesproken.
Wanneer de jeugdrechtbank beslist tot de vervanging van de administratieve sanctie door een bewakings-, beschermings- of opvoedingsmaatregel, is haar beslissing voor beroep vatbaar. In dat geval zijn de procedures waarin de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voorziet voor de feiten die als overtredingen beschouwd worden van toepassing.
Zij beslissen over de kosten overeenkomstig de regels van de artikelen 1017 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 6. Het vonnis wordt in een voor eensluidend afschrift toegezonden aan gedaagde, die het overmaakt aan de administratie die binnen de Waalse Overheidsdienst belast is met de invordering van de schuldvorderingen en die het bedrag invordert overeenkomstig de procedure beschreven in het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.
Art. 30. Onverminderd artikel 31 worden overtredingen op de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en een geldboete die niet lager mag zijn dan het minimumbedrag van de bij of krachtens dit decreet voorziene administratieve geldboete met een maximum van 30 000 EUR, of alleen met één van deze sancties en niet met een administratieve geldboete :
1o wanneer de handeling schade aan anderen heeft berokkend of heeft geleid tot een rechterlijke vrijheidsbeneming;
2o wanneer de inbreuk verband houdt met andere inbreuken die niet in aanmerking komen voor een administratieve sanctie als bedoeld in dit decreet;
3o wanneer de overtreder op het tijdstip van het misdrijf jonger is dan 16 jaar;
4o in de gevallen bepaald door de Regering.
De rechter houdt o.a. rekening met het volgende :
1o het belang van de gevolgen van de overtreding voor de verkeersveiligheid, de wegeninfrastructuur, de verkeersdoorstroming, de economische kosten voor de samenleving en het economisch belang van de overtreder bij het plegen van de overtreding;
2o de mogelijke samenloop van meerdere overtredingen die op grond van dit besluit hadden kunnen leiden tot een bestuurlijke sanctie als bedoeld in dit besluit en de mogelijke herhaling van dergelijke overtredingen.
Art. 31. Het overschrijden van de maximaal toegestane snelheid wordt vervolgd overeenkomstig de wegverkeerswet van 16 maart 1968 :
1o behalve in de in artikel 23 bedoelde gevallen;
2o in de gevallen, bedoeld in artikel 30, eerste lid, 1o, 2o en 4o, bij toepassing van artikel 32, eerste lid.
Art. 32. In de gevallen bedoeld in artikel 30, eerste lid, 1o, 2o of 4o, of 31, 2o, beslist de bevoegde parketmagistraat of hij al dan niet een verder gevolg geeft aan alle feiten, met inbegrip van deze waarvoor de administratieve procedure kan worden ingeleid. Hij stelt de adviseur bestuurlijke vervolging hiervan binnen 60 dagen in kennis, die vervolgens de administratieve procedure afsluit.
De adviseur bestuurlijke vervolging zet de administratieve procedure voort indien de bevoegde parketmagistraat niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn een beslissing heeft genomen of indien hij besluit geen gevolg te geven aan alle bedoelde feiten.
Art. 33. § 1. Wanneer overtredingen van dit besluit en de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen strafbaar worden gesteld met een administratieve boete, kan een lagere administratieve boete worden voorgesteld.
Het bedrag kan onmiddellijk of binnen de door de regering vastgestelde termijn worden geïnd.
§ 2. De regering stelt het bedrag van de verlaagde administratieve geldboete vast.
§ 3. Indien meerdere overtredingen tegelijk worden vastgesteld, worden de bedragen van de verlaagde administratieve boetes gecumuleerd, zonder dat zij het dubbele van de hoogste verlaagde administratieve boete mogen overschrijden.
§ 4. De regering bepaalt welke personeelsleden bevoegd zijn om paragraaf 1 toe te passen.
§ 5. De betaling van de verlaagde administratieve geldboete maakt de mogelijkheid om een administratieve geldboete op te leggen ongedaan, tenzij de adviseur bestuurlijke vervolging binnen de termijnen bedoeld in artikel 15, § 3, 1o, de betrokkene ervan in kennis stelt dat hij het proces-verbaal aan de ambtenaar van de administratieve overheid heeft overgemaakt.
§ 6. De regering stelt de procedures vast voor de inning van de verlaagde administratieve geldboete.
Art. 34. § 1. Indien de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats in België heeft en de verminderde administratieve geldboete niet onmiddellijk betaalt, moet hij bij de in artikel 33, § 4 bedoelde personeelsleden een bedrag in bewaring geven dat bestemd is om de administratieve geldboete of de strafrechtelijke boete geheel of gedeeltelijk te dekken.
De regering bepaalt het bedrag van het te deponeren bedrag en de wijze van inning ervan.
Indien kan worden vastgesteld dat er nog steeds een bedrag openstaat voor de overtreder op grond van een uitvoerbare, verlaagde administratieve geldboete als bedoeld in artikel 36 of een beslissing tot een administratieve veroordeling krachtens artikel 28 als uitvoerbaar of een beslissing krachtens artikel 29 als in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak, betaalt de overtreder dit bedrag onmiddellijk aan de in artikel 33, § 4 bedoelde ambtenaren. Voor de terugvordering van dit bedrag is de procedure van de paragrafen 2 en 3 van toepassing.
§ 2. Het door de overtreder bestuurde voertuig mag, voor rekening en risico van de overtreder, worden ingehouden totdat de in lid 1 bedoelde bedragen zijn betaald en het bewijs is geleverd dat de eventuele kosten voor het aanhouden van het voertuig zijn betaald of, bij gebreke daarvan, gedurende zesennegentig uur vanaf de vaststelling van de overtreding of vanaf het moment dat de in lid 1 bedoelde bedragen niet zijn betaald.
§ 3. Na het verstrijken van de in het tweede paragraaf bedoelde termijn kan het voertuig in beslag worden genomen volgens de regels van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen of door de Regering.
§ 4. Indien een administratieve boete wordt uitgesproken :
1o het geïnde of gedeponeerde bedrag wordt in mindering gebracht op de procedurekosten en op de opgelegde administratieve geldboete en het teveel betaalde bedrag moet worden terugbetaald;
2o wanneer het voertuig in beslag wordt genomen, wordt de bevoegde administratie in de beschikking waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, gelast het voertuig bij gebreke van betaling van de geldboete en van de procedurekosten binnen 40 dagen na de oplegging ervan te verkopen.
De opbrengst van de verkoop wordt in mindering gebracht op de kosten van de procedure, de opgelegde boete en de eventuele opslagkosten van het voertuig. Het eventuele overschot moet worden teruggegeven.
§ 5. In geval van een administratieve beslissing die de vrijspraak gelast, wordt het geïncasseerde of gedeponeerde bedrag of het in beslag genomen voertuig teruggegeven. De eventuele kosten voor het onderhoud van het voertuig zijn ten laste van het Waals Gewest.
§ 6. In geval van een administratieve beslissing met uitstel wordt het ontvangen of gedeponeerde bedrag terugbetaald na aftrek van de procedurekosten. Het in beslag genomen voertuig wordt teruggegeven na betaling van de procedurekosten en het bewijs van betaling van de eventuele opslagkosten voor het voertuig.
§ 7. Het gedeponeerde bedrag of het in beslag genomen voertuig wordt teruggegeven wanneer de adviseur bestuurlijke vervolging beslist de administratieve procedure zonder verdere actie te beëindigen of wanneer de administratieve actie is verjaard.
De kosten voor het onderhoud van het voertuig zijn ten laste van het Gewest.
Art. 35. Wanneer overtredingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden vastgesteld en aan een administratieve geldboete kunnen worden onderworpen, kunnen opleidingen worden aangeboden volgens de door de regering vastgestelde modaliteiten.
Het volgen van de opleiding maakt een einde aan de administratieve actie.
Art. 36. Wanneer de verminderde administratieve geldboete niet binnen de door de regering bepaalde termijnen wordt betaald, kan de adviseur bestuurlijke vervolging de overtreder veroordelen tot betaling van een uitvoerbare, verlaagde administratieve geldboete ten belope van het totale bedrag van de verschuldigde bedragen, indien deze krachtens artikel 33 werden geïnd, vermeerderd met vijfendertig procent. Het verkregen bedrag wordt naar boven afgerond naar de eerstvolgende hogere eenheid.
Indien de overtreder geen beroep heeft ingesteld bij de ambtenaar van de administratieve overheid tegen de uitvoerbare, verlaagde administratieve geldboete en het bedrag niet binnen vijftien dagen na ontvangst ervan heeft betaald, wordt deze van rechtswege uitvoerbaar.
Het beroep, dat tot gevolg heeft dat de uitvoerbare titel met betrekking tot de betwiste uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete, nietig wordt verklaard, moet met redenen zijn omkleed en bevat de keuze van de woonplaats in België, indien de overtreder geen woonplaats in België heeft.
Wanneer de overtreder bewijst dat hij niet in staat was om binnen de gestelde termijn kennis te nemen van de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete, kan hij beroep instellen binnen 15 dagen na de dag waarop hij kennis heeft gekregen van het bevel of na de eerste handeling van invordering van het bedrag door de administratie die bevoegd is voor de invordering van schuldvorderingen van de Waalse Overheidsdienst.
De wijze van inning en beroep wordt bepaald door de regering.
De adviseur bestuurlijke vervolging zendt een afschrift van de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete aan de administratie die binnen de Waalse Overheidsdienst belast is met de invordering van de schuldvorderingen en die het bedrag invordert overeenkomstig de procedure beschreven in het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.
Art. 37. Wanneer een overtreding als bedoeld in dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan wordt begaan met een motorvoertuig dat op naam van een natuurlijk persoon is ingeschreven en de bestuurder niet is geïdentificeerd op het ogenblik dat de overtreding wordt vastgesteld, wordt deze overtreding geacht te zijn begaan door de houder van de nummerplaat van het voertuig.
De houder van de kentekenplaat kan dit vermoeden weerleggen door met elk rechtsmiddel te bewijzen dat hij ten tijde van het voorval niet de bestuurder was.
In dat geval moet hij de identiteit van de onbetwistbare bestuurder meedelen, tenzij hij diefstal, fraude of overmacht kan bewijzen.
De identiteit van de bestuurder moet worden meegedeeld binnen 15 dagen na de dag waarop de houder van de nummerplaat kan bewijzen dat hij niet de bestuurder was op het moment van het voorval.
De regering kan bepalen welke formaliteiten moeten worden vervuld om het vermoeden te weerleggen en de identiteit mee te delen.
Art. 38. Wanneer een overtreding krachtens dit besluit wordt begaan met een motorvoertuig dat op naam van een rechtspersoon staat ingeschreven en de bestuurder niet geïdentificeerd is op het ogenblik van de vaststelling van de overtreding, is de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt, verplicht de identiteit van de bestuurder mee te delen die onweerlegbaar is op het ogenblik van de overtreding of, indien hij hem niet kent, de identiteit van de bestuurder die verantwoordelijk is voor het voertuig, tenzij hij diefstal, bedrog of overmacht kan bewijzen
De mededeling vindt plaats binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek om informatie.
De Regering kan beslissen over de formaliteiten die moeten worden nageleefd voor de mededeling van de identiteit.
Indien de voor het voertuig verantwoordelijke persoon op het tijdstip van het voorval niet de bestuurder was, deelt hij de identiteit van de onbetwistbare bestuurder mee overeenkomstig de modaliteiten van artikel 37.
De rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon als houder van de nummerplaat of houder van een voertuig vertegenwoordigt, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan deze verplichting wordt voldaan.
Wanneer de overtreding echter wordt begaan met een motorvoertuig dat is ingeschreven op naam van een rechtspersoon die de gebruikelijke bestuurder heeft ingeschreven bij de Kruispuntbank van voertuigen, wordt de gebruikelijke bestuurder gelijkgesteld met de houder van de kentekenplaat en is artikel 37 van toepassing.
Art. 39. De regering specificeert, na raadpleging van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de relevante gegevens waartoe de in de artikelen 14, 17 en 27 bedoelde ambtenaren toegang hebben bij de uitvoering van hun taken.
Art. 40. Personen die burgerlijk aansprakelijk zijn op grond van artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek zijn ook aansprakelijk voor de betaling van strafrechtelijke boetes, verlaagde administratieve boetes, consignatie van gelden, uitvoerbare verlaagde administratieve boetes of administratieve boetes, gerechts- of proceskosten.
De opdrachtgever, de verlader, de vervoerscommissionair of de commissionair-expediteur van een vervoer van goederen worden op dezelfde wijze gestraft als de daders van de overtredingen van dit decreet of van de ter uitvoering daarvan genomen reglementen, indien zij instructies hebben gegeven of daden hebben gesteld die tot deze overtredingen hebben geleid.
Art. 41. § 1. De door de regering aangewezen dienst van de Waalse Overheidsdienst stelt een centraal bestand op en beheert dit.
Dit bestand bevat de volgende informatie :
1o de processen-verbaal en de waarschuwingen opgesteld krachtens dit decreet;
2o de verlaagde administratieve boetes, de alternatieve opleidingen, de consignaties of inningen van de in artikel 34, § 1, bedoelde gelden, de uitvoerbare verlaagde administratieve boetes en de beslissingen van de ambtenaar van de administratieve overheid;
3o het seponeren uitgesproken door de adviseur bestuurlijke vervolgingen;
4o de beslissingen van de bevoegde parketmagistraat genomen krachtens artikel 32;
5o de uitspraken gedaan krachtens artikel 29.
§ 2. De gegevens in het centraal register zijn enkel toegankelijk voor de personeelsleden bedoeld in de artikelen 14, 17 en 27, alsook voor de procureurs des Konings, de rechters en de griffiers van de politie en de jeugdrechtbanken, en mogen enkel worden gebruikt voor de doeleinden die noodzakelijk zijn om de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan na te leven, om de goede uitvoering van de administratieve en strafrechtelijke procedures te verzekeren, als hulpmiddel bij de identificatie van de overtreders en voor de statistische en andere doeleinden bepaald door de Regering na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
§ 3. De vermelding van de overtredingen en de daarmee verband houdende punten worden, onverminderd lid 6, vijf jaar na het seponeren of de uitvoering van de beslissingen van een adviseur bestuurlijke vervolgingen, een ambtenaar van de administratieve overheid of de rechtbanken automatisch geschrapt.
§ 4. De verantwoordelijke voor de verwerking neemt alle maatregelen om ervoor te zorgen dat de persoonsgegevens naar behoren worden opgeslagen.
Personen die in het kader van de bepalingen van dit hoofdstuk persoonsgegevens ontvangen, nemen maatregelen om de vertrouwelijkheid van deze gegevens en het gebruik ervan uitsluitend voor de bij of krachtens dit hoofdstuk vastgestelde doeleinden of voor de toepassing van hun wettelijke verplichtingen te waarborgen.
§ 5. Wanneer een bestuurder voor het eerst in het bestand wordt opgenomen, wordt hij door de verantwoordelijke voor de verwerking onverwijld daarvan op de hoogte gesteld.
Deze informatie bevat :
1o de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in het Waalse Gewest;
2o de wettelijke of reglementaire basis voor het verzamelen van gegevens;
3o de bestemmeling van de gegevens en het doel waarvoor de verzamelde gegevens worden gebruikt;
4o de persoonsgegevens betreffende de overtreder;
5o de mogelijkheden van aanhangigmaking van de Gegevensbeschermingsautoriteit en het adres van deze autoriteit;
6o het bestaan van het recht op toegang tot gegevens, het recht op de rechtzetting van deze gegevens en de modaliteiten voor de uitoefening van deze rechten;
7o de duur van de gegevensbewaring.
§ 6. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de oprichting van het centraal bestand. Zij kan, na raadpleging van de gegevensbeschermingsautoriteit, de daarin vervatte informatie specificeren, andere informatie vaststellen die erin moet worden opgenomen dan de in paragraaf 1 bedoelde informatie en de opslagperiode of andere personen die er toegang toe hebben, met name om de goede werking ervan te waarborgen.
§ 7. Eenieder die toegang heeft tot of gebruik maakt van de gegevens in het bestand, met uitzondering van de personen die overeenkomstig paragraaf 1 zijn gemachtigd, is strafbaar met een gevangenisstraf van drie maanden tot één jaar en een boete van 100 tot 50 000 EUR of met slechts één van deze sancties.
Art. 42. De administratieve actie die voortvloeit uit een overtreding op dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan verjaart na twee jaar vanaf de dag waarop de overtreding is gepleegd.
De verjaring van de administratieve actie wordt onderbroken :
1o door de overhandiging van het proces-verbaal aan de overtreder overeenkomstig artikel 15, § 3, leden 2 en 3;
2o door het voorstel voor een verlaagde administratieve geldboete als bedoeld in artikel 33;
3o door het in artikel 35 bedoelde opleidingsvoorstel;
4o door het sturen van de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete overeenkomstig artikel 36;
5o door de aanhangigmaking van de ambtenaar van de administratieve overheid;
6o door de aanhangigmaking van de jeugdrechtbank.
De verjaring van de administratieve actie wordt opgeschort :
1o vanaf de datum waarop de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete van rechtswege uitvoerbaar is geworden tot de dag waarop de overtreder een beroep instelt;
2o gedurende de in artikel 32, eerste alinea, bedoelde termijn;
3o gedurende de duur van de procedure bedoeld in artikel 35;
4o gedurende de termijn bedoeld in artikel 28, § 8;
5o vanaf de aanhangigmaking van de politierechtbank of de jeugdrechtbank krachtens artikel 29 tot aan een beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.
De invordering van de uitvoerbare, verlaagde administratieve geldboete en van de administratieve geldboete verjaart vijf jaar na de datum waarop deze laatste uitvoerbaar is geworden.
Art. 43. De bij dit besluit vastgestelde strafrechtelijke en administratieve sancties en boetes worden toegepast onverminderd eventuele schadevergoedingen.
Art. 44. § 1. In het bijzonder kan de regering bepalen :
1o de voorschriften met betrekking tot de rijomstandigheden van uitzonderlijke voertuigen;
2o ander uitzonderlijk vervoer dan bedoeld in artikel 9, geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van dit decreet en de op grond van dit decreet vastgestelde reglementen inzake uitzonderlijk vervoer;
3o voorschriften voor de beperking in de tijd van het gebruik van uitzonderlijke voertuigen;
4o de voorwaarden waaronder, in geval van overmacht of in geval van een onverwachte belemmering, kan worden afgezien van de voor uitzonderlijk vervoer opgelegde reisroute;
5o de technische voorschriften betreffende uitzonderlijke voertuigen;
6o voorschriften betreffende het laden van uitzonderlijke voertuigen;
7o de voorschriften betreffende de veiligheidsvoorzieningen van uitzonderlijke voertuigen;
8o de specifieke voorschriften voor uitzonderlijke landbouwvoertuigen;
9o de voorschriften met betrekking tot de begeleiding van uitzonderlijke voertuigen, met inbegrip van de toegang tot het beroep van begeleider van uitzonderlijk vervoer;
10o de voorschriften inzake de toegang tot het beroep voor bestuurders van uitzonderlijke voertuigen;
11o de modaliteiten voor de toepassing van de borgstelling voor uitzonderlijk vervoer;
12o de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de in artikel 9, tweede lid, bedoelde gebruikers of autoriteiten de beheerder van hun bezoek in kennis stellen;
13o de modaliteiten voor de uitvoering van een geolokaliseerd traceringssysteem voor uitzonderlijke voertuigen;
14o de procedure voor de aanvraag en de aflevering van de toestemming van uitzonderlijke voertuigen;
15o de controlemethoden om de naleving van dit decreet en de uitvoeringsreglementen ervan te waarborgen;
16o de afwijkingen van de verplichting tot erkenning als bedoeld in artikel 11;
17o andere dan de in artikel 42 genoemde redenen voor een onderbreking of schorsing van de administratieve actie.
§ 2. De Regering kan een vermoeden van de datum van ontvangst van de in dit decreet bedoelde kennisgevingen vaststellen.
Art. 45. De regeling ter uitvoering van dit besluit kan voorzien in de inning van heffingen ter dekking, geheel of gedeeltelijk, van de kosten van administratie, controle of toezicht of van de kosten in verband met het gebruik van de weginfrastructuur.
Art. 46. De regering kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen, subsidies voor opvoeding en sensibilisering op het gebied van verkeersveiligheid toekennen aan de volgende categorieën van begunstigden :
1o de gemeenten;
2o de verenigingen van gemeenten;
3o de verenigingen zonder winstoogmerk waarvan het hoofddoel geheel of gedeeltelijk overeenstemt met het doel van de subsidies;
4o de scholen;
5o de politiediensten;
6o elke andere rechtspersoon die door de Regering wordt aangewezen.
Binnen de grenzen van lid 1 stelt de Regering de jaar- of meerjarenprioriteiten vast.
De Regering bepaalt :
1o het type in aanmerking komende uitgaven;
2o de bijzondere voorwaarden voor de toekenning van subsidies, de procedure voor de indiening van de aanvragen en de lijst van de in te dienen documenten;
3o de percentages en modaliteiten voor de berekening van de toepasselijke subsidies.
De regering keurt het project goed. De beslissing om het project geheel of gedeeltelijk goed te keuren houdt rekening met de geschiktheid van het ingediende project in verhouding tot de door de regering vastgestelde prioriteiten, de technische waarde van de projecten en de financiële draagkracht van de aanvrager en het Gewest.
De aanvrager kan het project wijzigen, indien deze wijziging naar behoren wordt gemotiveerd en vooraf door de regering wordt goedgekeurd.
De bepalingen betreffende de voorbereiding van het project zijn van toepassing op de wijziging ervan.
Voorschotten op het bedrag van de subsidies kunnen worden toegekend op door de Regering vastgestelde voorwaarden.
Art. 47. In artikel 5 van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2010 en van 24 november 2016, worden de paragrafen 3, ingevoegd bij het decreet van 22 december 2010 en vervangen bij het decreet van 24 november 2016, 4 en 5, ingevoegd bij het decreet van 24 november 2016, opgeheven.
Art. 48. In artikel 6 van hetzelfde decreet, wordt paragraaf 5, ingevoegd bij het decreet van 27 oktober 2011 en vervangen bij het decreet van 24 november 2016, opgeheven.
Art. 49. In artikel 8 van hetzelfde decreet, wordt het eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 22 december 2010 en 24 november 2016, vervangen als volgt :
In de overtredingsgevallen bedoeld in artikel 5, § 1, 1o, en § 2, 2o en 3o, of in geval van schade die het gewestelijk openbaar weggennet wordt toegebracht ten gevolge van een overtreding bedoeld in artikel 5, § 1, 4o, of in het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid, kan de beherende overheid het openbaar domein ambtshalve herstellen of laten herstellen. De prijs van het herstel van het openbaar domein, desgevallend incluis de prijs van het afvalbeheer overeenkomstig de vigerende regelgeving, wordt ingevorderd ten laste van de overtreder.″.
Art. 50. In artikel 8bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 22 december 2010 en vervangen bij het decreet van 24 november 2016, worden de paragrafen 3 tot 7 opgeheven.
Art. 51. In artikel 9 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 december 2010 en 24 november 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1o in paragraaf 1, tweede lid, wordt 3o opgeheven;
2o in paragraaf 1, wordt het derde lid opgeheven;
3o in paragraaf 10, worden het tweede en het derde lid opgeheven.
Art. 52. Artikel 3 van het decreet van 26 mei 2016 betreffende de slepen van langere en zwaardere voertuigen (LZV’s of ecocombi’s) in het kader van proefprojecten, wordt opgeheven.
Art. 53. In artikel 42 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 23 maart 1999, 19 oktober 2015 en 4 mei 2016, wordt een 8o toegevoegd, luidend als volgt :
″aan het Waals Gewest, in het kader van het beroep bedoeld in artikel 29 van het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid, aan de bevoegde dienst bedoeld in artikel 27, 1o, van hetzelfde decreet.″.
Art. 54. In artikel 36 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voor de zorg van minderjarigen die een als overtreding aangemerkte handeling hebben gepleegd en voor de vergoeding van de door die handeling veroorzaakte schade, gewijzigd op 19 juli 2013, wordt een 7o toegevoegd, luidend als volgt :
″7o de beroepen ingesteld krachtens artikel 29, § 1, derde lid, van het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid.″.
Art. 55. In artikel 601ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 24 juni 2013 en 15 juli 2013, wordt een 6o toegevoegd, luidend als volgt :
″ 6o het beroep tegen de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete, vermeld in artikel 29 van het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid.″.
Art. 56. In artikel 2, § 2, van het decreet van 29 oktober 2015 houdende oprichting van begrotingsfondsen inzake wegen en waterwegen, worden de punten 5o tot 9o opgeheven.
Art. 57. In artikel 5 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 vervangen als volgt :
″ § 2. Met uitzondering van de ontvangsten voor een maximumbedrag van 43.950.000 S dat rechtstreeks wordt gestort op de algemene ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest, worden de volgende ontvangsten bestemd voor het in § 1 bedoelde Fonds :
1o de ontvangsten die hoger zijn dan dit bedrag, voortvloeiend uit de onmiddellijke inningen, transacties, betaalopdracht en strafboetes gebonden aan de overtredingen van de reglementering inzake verkeersveiligheid die vallen onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest en die hem worden toegekend naar gelang van de plaats van de overtreding overeenkomstig artikel 2bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;
2o de strafboetes gebonden aan de overtredingen van de reglementering inzake verkeersveiligheid die vallen onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest.″.
Art. 58. In artikel 5, § 3, van hetzelfde decreet worden de punten 4o tot 13 toegevoegd :
″4o het herstellen van schade aan het wegen- en autosnelwegennet;
5o de aanleg en het onderhoud van het wegen- en autosnelwegennet, met inbegrip van de interventies ten gunste van de ″Société wallonne de Financement complémentaire des Infrastructures″ (Waalse Maatschappij voor de aanvullende financiering van de infrastructuren), hierna SOFICO genoemd;
6o de betaling van de in het kader van het Europees CENTRICO-programma uitgevoerde werken en studies;
7o de financiering van het ″Agence wallonne pour la Sécurité routière″ (Waals Agentschap voor Verkeersveiligheid);
8o de financiering van uitgaven om het regionale wegennet veilig te stellen, met inbegrip van de behandeling van zijdelingse obstakels op regionale wegen door middel van uitgaven voor civiele techniek, weguitrusting en -diensten;
9o de financiering van de activiteiten en controle-instrumenten van de domaniale politie;
10o de financiering van databanken en beheersinstrumenten voor het vervoer van gevaarlijke goederen en het uitzonderlijk vervoer over de weg;
11o de financiering van databanken en hulpmiddelen voor het beheer van de bewegwijzering en het contactpunt met de beheerders van de geolokalisatiekaarten;
12o het gebruik van nieuwe technologieën en procedures om de doeltreffendheid van de controles die nodig zijn om de veiligheid van de weggebruikers te waarborgen, te vergroten, met inbegrip van de financiering van activiteiten voor de goedkeuring van meetinstrumenten in het kader van de regionale bevoegdheden op het gebied van de verkeersveiligheidscontrole;
13o subsidies voor studies en proefprojecten in de wegen- en autosnelwegsector.″.
Art. 58bis. Artikel 6, § 1, 2o tot 4o, en artikel 8ter van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein worden opgeheven.
Art. 59. De regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van dit decreet. De Regering kan verschillende data van inwerkingtreding bepalen voor elke bepaling.
De bij de inwerkingtreding van dit decreet lopende procedures blijven onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die van kracht waren op het moment dat de procedure werd ingeleid.
Dit decreet is slechts van toepassing op overtredingen die zijn gepleegd na de inwerkingtreding van het decreet.