HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1° het decreet van 4 april 2019: het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid;

2° het bevoegde personeelslid: het bevoegde personeelslid bedoeld in artikel 14 van het decreet van 4 april 2019;

3° de adviseur bestuurlijke vervolging: de adviseur bestuurlijke vervolging bedoeld in artikel 17 van het decreet van 4 april 2019;

4° de ambtenaar van de administratieve overheid: de ambtenaar van de administratieve overheid bedoeld in artikel 27 van het decreet van 4 april 2019;

5° de Minister: de Minister bevoegd voor de verkeersveiligheid.

HOOFDSTUK 2. - Het bevoegde personeelslid

Art. 2. Het bevoegde personeelslid valt onder niveau C en is toegewezen aan de Directie van de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur belast met wegcontrole.

Art. 3. § 1. Het bevoegde personeelslid voldoet aan de volgende voorwaarden:

1° houder zijn van een geldig rijbewijs categorie B binnen de Europese Unie;

2° het recht om een motorvoertuig te besturen krachtens de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie van het wegverkeer niet te zijn ontnomen en in het afgelopen jaar niet voor langer dan één maand in België of in het buitenland te zijn ontnomen;

3° in de afgelopen drie jaar in België of in het buitenland niet het voorwerp zijn geweest van een strafrechtelijke veroordeling, zelfs niet voorwaardelijk, die in kracht van gewijsde is gegaan, zoals:

a) een gevangenisstraf van zes maanden of meer voor enige overtreding;

b) een gevangenisstraf of een andere straf voor diefstal, heling, afpersing, schending van vertrouwen, fraude, valsheid in geschrifte, geweldpleging en opzettelijk letsel, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting of overtredingen bedoeld in de artikelen 379 tot 389 van het Strafwetboek, in de artikelen 227, 280, 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, in de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan, de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en de handel in munitie en de uitvoeringsbesluiten ervan, of de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden;

4° de laatste drie jaar niet het voorwerp zijn geweest van een administratieve geldboete van meer dan 1.000 euro, exclusief toepassing van de vermenigvuldigingscoëfficiënt, uitgesproken door de ambtenaar van de administratieve overheid voor de overtredingen bedoeld bij het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan;

5° niet het voorwerp uitmaken van een definitieve en niet-geschrapte tuchtsanctie.

De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid worden gecontroleerd vóór elke aanwijzing en het bevoegde personeelslid moet te allen tijde aan deze voorwaarden voldoen.

Het bevoegde personeelslid brengt zijn hiërarchieke meerdere onverwijld op de hoogte indien hij het voorwerp is van een van de in het eerste lid, 3° en 4°, bedoelde veroordelingen of tot een verval van het recht tot sturen.

§ 2. Het bevoegde personeelslid dat niet langer voldoet aan de in lid 1 gestelde voorwaarden, verliest deze hoedanigheid en oefent een administratieve functie uit binnen de directie.

Wanneer opnieuw aan de voorwaarden is voldaan, kan hij zijn status van bevoegd personeelslid terugkrijgen.

Art. 4. § 1. Om als bevoegd personeelslid te worden aangewezen, moet de kandidaat met succes een certificerende opleiding hebben gevolgd in de aangelegenheden waarop het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan betrekking hebben.

De Minister bepaalt de inhoud, modaliteiten en vrijstellingen van de certificerende opleiding.

De opleiding bedoeld in het eerste lid is een van de opleidingen die door de Federale politie of door het Gewest worden georganiseerd.

§ 2. Het bevoegde personeelslid volgt een voortgezette opleiding, waarvan de periodiciteit, de inhoud en de modaliteiten door de Minister worden vastgesteld.

§ 3. Het bevoegde personeelslid kan de in paragraaf 1 bedoelde certificerende opleiding verzorgen indien hij de door de Federale Politie of door het Gewest georganiseerde module van de certificerende opleiding met succes heeft voltooid en indien hij is aangewezen als interne opleider overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 27 oktober 2016 tot vaststelling van de regels voor de selectie en de vergoeding van de interne opleidingenverstrekkers bij de ″Ecole d’administration publique″ (Openbare bestuursschool) en de vormingsdiensten.

Art. 5. Bij de uitoefening van zijn functies, volgt het bevoegde personeelslid een door het Gewest georganiseerde basis- en voortgezette opleiding met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.

Het voldoet aan de richtsnoeren die de vertrouwelijkheid van de gegevens garanderen, evenals het gebruik voor de enige doeleinden bedoeld bij het decreet van 4 april 2019 of de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. 6. § 1. Het bevoegde personeelslid is houder van een legitimatiekaart, uitgereikt door de Minister of zijn afgevaardigde, waarmee hij zich kenbaar maakt in de uitoefening van zijn functies en waarvan het model is vastgelegd in bijlage 1.

§ 2. Het bevoegde personeelslid die krachtens artikel 3, § 2, zijn statuut heeft verloren, overhandigt onmiddellijk de legitimatiekaart aan zijn hiërarchieke meerdere.

De hiërarchieke meerdere geeft hem deze terug wanneer hij zijn hoedanigheid terugkrijgt.

§ 3. De minister bepaalt de onderscheidingstekens en andere identificatiemiddelen van de bevoegde personeelsleden bij de uitoefening van hun taak en de onderscheidingstekens van de voertuigen van de ″Unité de Contrôle Routier″ (Eenheid Verkeerscontrole), bedoeld in artikel 2bis van het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboeten inzake verkeersveiligheid.

Art. 7. Overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 4 april 2019 kan het bevoegde personeelslid de volgende situaties tegenkomen:

1° operaties uitvoeren op het ganse gewestelijk of gemeentelijk wegennet;

2° specifieke controle-instrumenten gebruiken;

3° met de politie samenwerken in het kader van gecoördineerde controleoperaties;

4° controles uitvoeren buiten vaste uren;

5° de overtreders onmiddellijke bestraffen op de plaats van controle en dwangmaatregelen uitvoeren;

6° in contact komen met gevaarlijke stoffen;

7° indien nodig, op basis van een risicoanalyse:

a) kogelvrije beschermende uitrusting hebben;
b) een specifieke opleiding in geweldbeheersingstechnieken volgen.

Art. 8. Het bevoegde personeelslid ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding, risicovergoeding genoemd.

Het jaarlijkse bedrag van de risicovergoeding wordt vastgesteld op 3.410,38 euro, gekoppeld aan de spilindex 138.01 van 1 januari 1990 en gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten bedoeld bij artikel 247 van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode.

De risicovergoeding wordt per maandelijkse twaalfden uitbetaald samen met het loon van de tweede maand die volgt op de maand waarop ze betrekking heeft.

Het bedrag van de vergoeding wordt met één twintigste verminderd per niet-gepresteerde dag, met uitzondering van de jaarlijkse verlofdagen, de recuperatiedagen, de verlofdagen verleend als compensatie voor een feestdag, de dagen waarvoor een dienstvrijstelling wordt verleend alsook de syndicale verlofdagen.

Wanneer het bevoegde personeelslid deeltijds werkt, wordt de risicovergoeding in evenredige mate verminderd.

De risicotoelage mag niet gecumuleerd worden met de toelage voor ongezonde, ongemakkelijke, lastige, zware of gevaarlijke werken en voor de bediening van elektrische installaties bepaald bij artikel 16,1°, van het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 tot regeling van de valorisering van onregelmatige prestaties en van wacht- en terugroepingsprestaties en van de toekenning van toelagen betreffende specifieke werken.

HOOFDSTUK 3. - De adviseur bestuurlijke vervolging

Art. 9. De adviseur bestuurlijke vervolging valt onder niveau A en is toegewezen aan de Directie van de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur belast met wegcontrole.

Art. 10. § 1. De adviseur bestuurlijke vervolging voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, paragraaf 1, eerste lid.

Deze voorwaarden worden gecontroleerd vóór elke aanwijzing en de adviseur bestuurlijke vervolging moet te allen tijde eraan voldoen.

De adviseur bestuurlijke vervolging brengt zijn hiërarchieke meerdere onverwijld op de hoogte indien hij het voorwerp is van een van de in artikel 3, § 1, eerste lid, 3° en 4°, bedoelde veroordelingen of tot een verval van het recht tot sturen.

§ 2. De adviseur bestuurlijke vervolging die niet langer voldoet aan de in paragraaf 1 gestelde voorwaarden verliest deze hoedanigheid en oefent een andere functie uit binnen de directie.

Wanneer opnieuw aan de voorwaarden is voldaan, kan hij opnieuw de hoedanigheid van adviseur bestuurlijke vervolging herkrijgen.

Art. 11. Om als adviseur bestuurlijke vervolging te worden aangewezen, moet de kandidaat opleiding hebben gevolgd in de aangelegenheden waarop het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan betrekking hebben.

De Minister bepaalt de inhoud, modaliteiten en vrijstellingen van de opleiding.

De opleiding bedoeld in het eerste lid is een van de opleidingen die door de Federale politie of door het Gewest worden verstrekt.

§ 2. De adviseur bestuurlijke vervolging volgt een voortgezette opleiding, waarvan de periodiciteit, de inhoud en de modaliteiten door de Minister worden vastgesteld.

Art. 12. Bij de uitoefening van zijn functies volgt de adviseur bestuurlijke vervolging de opleiding bedoeld in artikel 5.

Hij voldoet aan de richtsnoeren die de vertrouwelijkheid van de gegevens garanderen, evenals het gebruik voor de enige doeleinden bedoeld bij het decreet van 4 april 2019 of de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. 13. § 1. De adviseur bestuurlijke vervolging is houder van een legitimatiekaart, uitgereikt door de Minister of zijn afgevaardigde, waarmee hij zich kenbaar maakt in de uitoefening van zijn functies en waarvan het model is vastgelegd in bijlage 1.

§ 2. De adviseur bestuurlijke vervolging die krachtens artikel 10, § 2, zijn statuut heeft verloren, overhandigt onmiddellijk zijn legitimatiekaart aan zijn hiërarchieke meerdere.

De hiërarchieke meerdere geeft hem deze terug wanneer hij zijn hoedanigheid terugkrijgt.

Art. 14. De functie van adviseur bestuurlijke vervolging kan niet worden gecumuleerd met de functie van ambtenaar van de administratieve overheid.

HOOFDSTUK 4. - De ambtenaar van de administratieve overheid

Art. 15. De ambtenaar van de administratieve overheid valt onder niveau A en is toegewezen aan de Directie van de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur belast met administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid.

Art. 16. § 1. De ambtenaar van de administratieve overheid voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, paragraaf 1, eerste lid, 3° tot 5°.

Deze voorwaarden worden gecontroleerd vóór elke aanwijzing en de ambtenaar van de administratieve overheid moet te allen tijde eraan voldoen.

De ambtenaar van de administratieve overheid brengt zijn hiërarchieke meerdere onverwijld op de hoogte indien hij het voorwerp is van een van de in artikel 3, paragraaf 1, eerste lid, 3° en 4°, bedoelde veroordelingen.

§ 2. De ambtenaar van de administratieve overheid die niet langer voldoet aan de in paragraaf 1 gestelde voorwaarden verliest deze hoedanigheid en oefent een andere functie uit binnen de directie.

Wanneer opnieuw aan de voorwaarden is voldaan, kan hij opnieuw de hoedanigheid van ambtenaar van de administratieve overheid herkrijgen.

Art. 17. §1. Om als ambtenaar van de administratieve overheid te worden aangewezen, moet de kandidaat opleiding hebben gevolgd in de aangelegenheden waarop het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan betrekking hebben.

De Minister bepaalt de inhoud, modaliteiten en vrijstellingen van de opleiding.

De opleiding bedoeld in het eerste lid is een van de opleidingen die door de Federale politie of door het Gewest worden verstrekt.

§ 2. De ambtenaar van de administratieve overheid volgt een voortgezette opleiding, waarvan de periodiciteit, de inhoud en de modaliteiten door de Minister worden vastgesteld.

Art. 18. Bij de uitoefening van zijn functies volgt de ambtenaar van de administratieve overheid de opleiding bedoeld in artikel 5.

Hij voldoet aan de richtsnoeren die de vertrouwelijkheid van de gegevens garanderen, evenals het gebruik voor de enige doeleinden bedoeld bij het decreet van 4 april 2019 of de uitvoeringsbesluiten ervan.

HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 19. Federale statutaire of contractuele personeelsleden van niveau B die in de toekomst worden overgeheveld als gevolg van de 6e Staatshervorming, kunnen worden aangewezen als bevoegde personeelslid en behouden het niveau dat zij hadden vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 20. § 1. Statutaire of contractuele personeelsleden van niveau B, C of D die binnen de Directie Reglementering

Verkeersveiligheid en Wegencontrole als domaniaal politieagent zijn aangesteld en die vóór de inwerkingtreding van dit besluit met succes een opleiding over de aangelegenheden van het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben gevolgd, worden geacht een geldige opleiding in de zin van artikel 14 van het decreet van 4 april 2019 te hebben genoten.

§ 2. Statutaire of contractuele personeelsleden van niveau A die binnen de Directie Reglementering Verkeersveiligheid en Wegencontrole als officier van de gerechtelijke politie zijn aangesteld en die vóór de inwerkingtreding van dit besluit met succes een opleiding over de aangelegenheden van het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben gevolgd, worden geacht een geldige opleiding in de zin van artikel 17 van het decreet van 4 april 2019 te hebben genoten.

§ 3. Statutaire of contractuele personeelsleden van niveau A die binnen de Directie Reglementering Verkeersveiligheid en Wegencontrole bevoegd is om de administratieve geldboetes op te leggen en die vóór de inwerkingtreding van dit besluit een opleiding over de aangelegenheden van het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan hebben gevolgd, worden geacht een geldige opleiding in de zin van artikel 27 van het decreet van 4 april 2019 te hebben genoten.

Art. 21. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2023.

De artikelen 14, 15, § 6, 17 en 27 van het decreet van 4 april 2019 treden in werking met dit besluit.

Art. 22. De minister bevoegd voor Verkeersveiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage